Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
39e Jaargang.
Vrijdag 13 Maart 1925.
No. 11.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. MEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD
Hier (nl. in Lucas 22 31 en 32.dat
hierboven staat), hier is een dubbel
verzoek.
Hier lezen we van een begeerte, die
Satan te kennen gaf, zoowel als van
Christus' gebed Hun beider ver
langen leeren we hier kennen.
Satan wil den dood, den ondergang
van Petrus, want hij wil, dat diens
geloof bezwijken en sterven zal en een
bezwijkend en eindigend geloof is
schijngeloof, is ongeloof en afval en 't
staat gelijk met 's menschen ondergang.
En Petrus' ondergang, dat was juist
Satans doel en toeleg, anders niet en
minder niet.
Alleen dient erbij gezegd met Petrus
wil hij ook de andere discipelen hebben
als zijn buit. Zijn voornemen en zijn
plannen zijn heel radicaal
Hij wil heel de kerk zoo mogelijk van
den aardbodem wegdoen. Zijn begeerten
gaan nog veel verder dus dan tot Si
mon Petrus alleen. Ze richten zich
zonder twijfel ook op de geloovigen
van thans, ook op U en mij. Daarom
gebruikt hij nog gaarne de zeef Satan
toch veracht de middelen niet. En het
ziften leidt mogelijk tot het doel. Of
schoon, hij is met ziften alleen natuurlijk
niet tevreden, andere en krachtiger
middelen vat hij aan, als hij er kans toe
ziet. Ge behoeft dan ook niet te vragen
wanneer hij Petrus zeer begeerde te
zitten, wat hij dan wel met Jezus heeft
gedaan, toen hij op onzen Heiland los
gelaten werd. Omdat zijn toeleg echter
toen mislukt is, verkrijgt en verkreeg
hij nooit zijn wensch ten aanzien van
eenig mensch, die voor rekening van
Jezus lag Althans niet zijn eigenlijken
wensch, datgene waar het om te doen
ishet losrafelen van den band, die de
ziel aan Jezus bindt en zóó, te storten
in den dood.
Wel wordt hem somtijds toegestaan,
't geloof aan te vallen op schrikkelijke
wijseen poging, een satanische poging
te ondernemen, om 't geloof tot wan
kelen te brengen. Die vergunning werd
hem ook hier verleend, ten opzichte
van Petrus, 't Staat er niet zoo bij.
't Is evenwel duidelijk genoeg tusschen
de regels door te lezenSatans be
geerte werd ditmaal ingewilligd.
Hij zal misschien evenals ten tijde
van Job om zijn verzoek te doen, zich
gesteld hebben in de vergadering, in
de samenkomst der kinderen Gods,
tegelijk met de heilige engelen. Maar
zijn begeerte verkreeg hijte weten,
om Petrus te ziften. Let wel. Om hem
en de discipelen te ziften Meer niet.
En wel hierom niet, omdat er de bede
van Jezus ook was voor Petrus En als
Jezus onze Voorspraak is, dan zijn we
veilig ook tegen de heftigste aanvallen
van heel het rijk der duisternis.
En daarom komt het er op aan, die
voorspraak van Jezus ook te zoeken
Tegenover de begeerte van Satan
wordt gesteld een ander verlangen, n 1
dat van Jezus „Ik heb voor u gebeden,
dat uw geloof niet ophoude". Satan wilde
den dood van Petrus. Jezus daarente
gen heeft het gezet op Petrus' behou
denis. Op een geloof, dat het uithoudt
onder de sterkste beproevingen en dat
blijftzulk een geloof is het wareeen
geloof, dat niet ophoudt. Zulk een ge
loof staat gelijk met eeuwig behoud,
't Is de band van Jezus, de band door
hem gelegd, de band, die niet afknapt,
ook al moet ze door het vuur Die band
kan het niet opgeven, omdat de liefde
van Jezus het niet opgeeft en omdat
zijn voorbede voor Petrus en al de
Zijnen van alles overwinnende kracht
is. Hier is het stuk van de volharding
der heiligen, „welke God tot Zijns
Naams eere en tot troost der god
vruchtige zielen in Zijn Woord zeer
overvloediglijk geopenbaard heeft en in
de harten der geloovigen indrukten
die, hoe fel bestreden, de Bruid van
Christus altijd als een schat van on
waardeerlijken prijs zeer teederlijk be
mind en standvastig verdedigd heeft.
Satans begeerte en Jezus' gebed rich
ten zich hier op denzelfden Petrus. En
zoo wordt thans nog een heilige oorlog
gevoerd tusschen El-Schaddai en Dia
bolus om de stad Menschenziel, overal,
waar de banier van Koning Jezus wordt
gezien En op wiens ondergang heeft
Satan het niet gemunt Men zij op zijn
hoede Zoo algemeen mogelijk kan het
gezegd worden Er is een macht, die
aldoor uit is op aller verderf.
Wanneer Satan begonnen is, de zeef
ter hand te nemen, weet ik niet En
evenmin, wanneer hij voor 't eerst Pe
trus er in deed en de andere apostelen
Want, lezen we goed, niet slechts Simon,
ook de anderen wilde hij ziften „Ulie
den" staat er. In allen gevalle is hij zeer
ervaren in het hanteeren der zeef Men
gebruikt dat werktuig, met het doel
zemelen over te houden en alle meel
weg te laten glijden door de openingen
Het kwade blijft en het goede gaat er
uit. Zoo gaat het toe naar Satans lust
Bij Jezus is 't juist omgekeerd te doen
om 't kwade weg te hebben, het kaf
weg te doen en de tarwe te vergaderen
Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn
dorschvloer doorzuiveren.
In de zeef wordt de tarwe geschud
van den eenen kant naar den anderen
En zoo kan het zijn, dat het geloof ten
hevigste geschud wordt en de erfvijand
der ziel doet daaraan mee, wat hij kan,
om te beproeven, of het geloof moge
lijk ook weggeschud worden kan. Hij
maakt daarbij een zeef van allerlei, wat
naar zijn oordeel dienen kan als erger
nis. Vooral veel van Jezus' lijden en
van de vernedering en den smaad,
waarin Jezus' Kerk op aarde nog deelt
Voor Petrus maakte hij een zeef van
Jezus' lijden en sterven, een zeef met
openingen, groot genoeg, om niets dan
zemelen over te houden. En 't was de
eerste maal nog slechts, dat Jezus
rechtstreeks sprak over hetgeen hem
wachtte, of daar werd Petrus reeds in
de zeef geschud
Kamperland. F. J van den Ende.
KERKELIJK LEVEN.
Vrij Evangelisch.
DADERS DES WOORDS.
Onze gelukwensch aan den
nieuwen Ridder.
Brieven uit Z.-Vlaanderen.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma UTTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere littooij olthoff
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0.
PETRUS EN JEZUS' LIJDEN.
I.
„En de Heere zeide Simon, Simon, zie
de Satan heeft ulieden zeer begeerd, om te
ziften als de tarwe. Maar Ik heb voor u
gebeden, dat nw geloof niet ophoude."
Lucas 2281 en 82.
De Reformatie van de zestiende eeuw heeft
zich een duurzame plaats veroverd in alle
deelen van Zeeland. Toen in 1574 bij de over
gave van de stad Middelburg aan den Prins
van Oranje niet alleen het Spaansche leger
onder Mondragon aftrok, maar ook vele Room-
sche burgers heengingen, was het eiland Wal
cheren geheel onder den invloed van de Gere
formeerden. Op de dorpen moest Rome geheel
wijken en ook in de steden Middelburg, Veere
en Vlissingen had het weinig meer te vertellen.
De Gereformeerde Kerken kwamen in eere en
de Gereformeerde prediking werd alom gehoord.
En dit is al de eeuwen zoo gebleven, al waren
er wel secten, welke beproefd hebben hier ter
rein te veroveren. Het is haar echter tot dusver
vrijwel mislukt.
Hoewel ds. Budding te Biggekerke predikant
is geweest en te Middelburg eenigen tijd heeft
gewoond, toch is er weinig invloed van hem
uitgegaan. Ons eiland was zoo goed als jgesloten
voor hem, nadat hij in zijn tweede periode
stuurde in vrij evangelische richting. Dit is ook
het geval geweest in het land van Axel. Aldaar
was in het begin van de 19e eeuw wel in
zinking, gelijk overal in ons vaderland, maar
ook na de opwaking wilde de richting der vrij-
evangelische er niet tieren. Zij hebben het wel
beproefd om er terrein te veroveren, maar al
deze pogingen zijn op niets uitgeloopen. Jaren
achter elkander kwam daar eiken Zondag een
kleine groep bij Zaamslag samer. onder de
leiding van den voorganger van Strien, die te
Terneuzen woonde, een begaafd man, maar van
lieverlede nam het aantal af en de meesten
keerden tot de Uervormde Kerk terug. Deze
richting kon daar niet aarden, omdat heel het
verleden van dat land er tegen op kwam. In
het land van Cadzand heeft ds. Budding meer
ingang gevonden en daar zijn dan ook nog
evangelische gemeenten. Vooruitgang echter
ontbreekt er. De meeste van die gemeenten
leiden er een kwijnend leven en het lijkt er
wel op, dat er ook daar voor hen geen toe
komst is. Anders staat het in Z-Beveland. Te
Goes heeft ds. Budding lang gewoond en daar
heeft hij dan ook een tamelijke groote gemeente
vergaderd, welk na zijn dood getoond heeft
levensvatbaarheid en levenskracht te bezitten.
Zij heeft haar plaats goed kunnen bewaren.
Van uit dit centrum heeft hij gewerkt ook op
verschillende andere plaatsen en het behoeft
ons niet te verwonderen, dat er op onder
scheiden dorpen kleinere of grootere gemeenten
zijnzooais te Wemeldinge, Ierseke e.a. De
vrij evangelischen ontleenen hun beteekenis aan
hun oppositie tegen de doode orthodoxie en
valsche lijdelijkheid. Het is niet bevreemdend,
dat sommigen daartegen in verzet zijn gekomen.
Naarmate echter de gereformeerden zich bewust
worden van hun eigen belijdenis en haar aan
durven, naar die mate verliest de evangelische
richting aan invloed. Ofschoon wij ons hee-
lemaal niet vinden kunnen in hun opvatting,
toch erkennen wij gaarne, dat er reden was
om tegen veel in het leven der gereformeerden
in 't algemeen op te komen en hun denkbeel
den te bestrijden. Onder hen waren er vele
mannen met een warm hart voor de uitbreiding
van het koninkrijk der hemelen, maar zij neig
den te veel naar het Engelsche methodisme.
Over de overige deelen van ons gewest
kunnen wij in dit opzicht kort zijn. Noord-
Beveland bleef hun bijna vreemd. Op de
eilanden Schouwen en Duiveland hebben zij
ook niet veel te vertellen. Daar is het onge
loof zeer sterk doorgedrongen, al begint ook
hier een betere dageraad aan te breken. Het
is een heele taak om de bevolking aldaar
meer belangstelling in te boezemen voor de
onzienlijke dingen al blijkt het, dat ook daar
nog veel te winnen is. Met het oog hierop,
is het opmerkelijk, dat de evangelischen er
niet krachtiger werken want er liggen nog heel
wat oorden, welke uitsterst geschikt zijn voor
e^angelisatien. Het lijkt mij echter toe, dat er
wel een toekomst is, gelet op de aanvankelijke
ontwaking, maar ik geloof niet, dat de vrij
evangelischen er een groote plaats zullen krijgen.
Nu rest nog het eiland Tholen. Doch daar
is voor hen geen gelegenheid. Hoe zouden zij er
ingang vinden. In de historie van dat volk
vinden zij heelemaal geen aanrakingspunt. De
geestesgesteldheid aldaar is hun heelemaal niet
gunstig. Ik zou haast durven zeggen, dat all s
daar hun tegen is.
Aan het einde van dit overzicht kunnen wij
zeggen, dat hoe groot de invloed van ds. Bud-
dingh ook geweest moge zijn, het terrein daar
van beperkter wordt. _Wij willen wel erkennen,
dat zijn arbeid ingewerkt heeft op vele Her
vormde Kerken in ons gewest, maar de ge
meenten, welke uit zijn actie zijn voortge
komen, nemen niet toe in grootte en in aantal,
een enkele uitgezonderd. Als wij de geschie
denis nagaan, blijkt het, dat onderscheiden
gemeenten hun plaats niet hebben kunnen
houden. Het zou niet moeielijk vallen, onder
scheidene te noemen, welke er voorheen waren,
maar er niet meer zijn Waaraan ligt het
Het wil mij voorkomen, dat het voornamelijk
moet toegeschreven worden ann het algemeene
van hun prediking. Zij verkondigen helder,
dat er slechts één Naam onder den hemel ge
geven is, door welken wij zalig moeten worden,
zij leggen er den nadruk op, dat er vrede is
door het bloed van het kruis, maar zonder
zich te beijveren om uit te laten komen, dat
er geen andere weg kan zijn. Zij denken niet
door over de vraag, waarom heeft God geen
andere verlossing willen en kunnen toestaan.
Zij erkennen wel, dat de menschen zondig
en ellendig zijn, maar zij dringen niet door tot
de diepte der ellende en vandaar dat zij de
diepste levensvragen onbeantwoord laten. Hun
prediking is te onvolledig en daardoor blijft
zij te veel buiten het leven staan. Als iemand
zeer ernstig de vraag doet, wat moet ik doen
om het eeuwige leven te beer ven, dan krijgt
hij den indruk, dat die prediking hinkt op
twee gedachten. De waarheden, welke zij
hooren zijn aan de H. Schrift ontleend. Dit is
buiten twijfel, maar het verband ontbreekt,
omdat de diepe oorzaak van onze rampzalig
heid niet bloot gelegd en in overeenstemming
daarmede valt er ook geen genoegzame]licht
op de diepste oorzaak onzer zaligheid. Zij
ontgaan de moeilijkheden en kunnen alleen
bevredigen belijders, welke als eenJbUuTJvan
een boom op het water drijft.
Zulk een prediking kan op den duur geen
vrije kerk in 't leven houden, en het gevolg
daarvan is dan ook, dat menige familie terug
keert tot de Herv. kerk, vooral in een provincie
als onze, waar de orthodoxie nog een plaats
der eere heeft. Bouma.
Met groote voldoening zal in de Zeeuwsche
Kerken en in de Zeeuwsche Gereformeerde
predikantenwereld vernomen zijn, dat H. M. de
Koningin den nestor dier kerken en den voor
zitter van haar predikanten-conferentie ds. L.
Bouma te Middelburg benoemde tot Ridder in
de Orde van Oranje-Nassau.
Kwam deze week het, voor ons teleurstel
lend, bericht, dat ds. Bouma toch metterdaad
Zeeland gaat verlaten om zich te vestigen te
Hyum in Friesland en zullen we ons niet lang
meer kunnen verlustigen in den aanblik van
het teeken zijner nieuwe waardigheidwe
wenschen hem daarmee toch van harte geluk.
Dit is nu niet een „pluim op den hoed" die hij
er weer af kan blazen, maar, zooals een gordel
kleeft aan de lendenen eens mans, zoo zal nu
dat onderscheidingsteeken aan hem verbonden
zijn. We vertrouwen, dat het hem niet ijdel zal
maken, maar hem een voortdurende herinnering
zal zijn om te meer God te danken voor de ge
nade en eere hem bewezen.
Tot dien dank voelen ook wij, als kerken en
predikanten ons geroepen, voor den zegen, dien
God ons in hem schonk, en voor de eere, dat
Hij hem zoovele jaren in Zeeland werken deed.
Heij.
LXXII.
Amice.
Voor zeer eigenaardige moeilijkheden komt
ge soms te staan, wanneer ge als ouderling of
predikant een begrafenis hebt te leiden.
In vacante gemeenten doet dit een opziener,
hoewel ook daar gaarne dit moeilijk werk wordt
opgedragen aan den consulent. In grootere
kerken is het aantal dier begrafenissen jaarlijks
niet zoo gering. Het komt voor dat ge week
aan week in het voorjaar zulk een droeve plech
tigheid hebt bij te wonen en te leiden.
Nu is het ongetwijfeld waar, dat niet alle je
even sterk aangrijpen. Het maakt verschil onder
welke omstandigheden degene, dien men uit
draagt, gestorven is. Ziet ge een jongeling of
jong meisje in den bloei der jaren weggerukt
beweent men een vader of moeder, een man
of vrouw, die nog op de middaghoogte van
het leven stonden, dan is zuik een sterfgeval
aangrijpender dan wanneer men een kind van
slechts enkele dagen aan de aarde moet toe
vertrouwen.
Maar veilig kunt ge toch wel aannemen, dat
er gelukkig hoogst zeldzaam „blijde dooden"
onder zijn.
Er is dunkt me niets zoo onaangenaam dan
zulk een plechtigheid, waar alle plechtigheid
aan ontbreekt. Menschen rondom je te hebben,
die tevergeefs een droef gezicht pogen te trekken.
Doch zulke gevallen zijn hoogst zeldzaam. Er
zijn altijd in het sterfhuis wel harten, die diepe
smart gevoelen over het weggaan van wie hun
lief was.
„Naar den aard der liefde* moet ge dus ver
onderstellen, dat zulk een dag een dag van
diepen rouw is voor de achtergeblevenen.
En ge moogt daarom ook aannemen, dat in
zulk een ure het hart meer dan anders ont
vankelijk is voor een woord uit de Heilige
Schrift, dat vermaant over den ernst van ons
korte leven, dat wijst op den Overwinnaar van
dood en graf.
Ik denk, dat er weinig opzieners of predi
kanten zijn, die al komt een begrafenis dan