Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Uit het woord 39e Jaargang. Vrijdag 6 Februari 1925. No. 6. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. DE WAN DES GERICHTS. Johannes de Dooper geeft hier ge tuigenis van Jezus. De schare overleidde, of Johannes misschien de beloofde Mes sias ware. Maar Johannes wijst dat af en getuigt dan van den Christus, die komt. Ik doop u wel met water, zegt hij, maar Hij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem van Zijne schoenen te ontbindenDeze zal u doopen met den Heiligen Geest en met vuur. En dan voegt hij er bij het woord van de wan des gerichts: Wiens wan in Zijne hand is en Hij zal Zijnen dorsch- vloer doorzuiveren, en de tarwe zal Hij in Zijne schuur samenbrengen, maar het kaf zal Hij met onuitblusschelijk vuur verbranden. We zien in deze beeldspraak den landman met een wan in de hand bij den korenhoop staan, op den dorsch- vloer, die in het open veld is aangelegd. Met die wan werpt hij het gedorschte graan omhoog en vangt het daarna weer op, waarbij het kaf wegstuift. Zoo wordt het koren van het kaf gezuiverd. De kostelijke tarwe brengt hij in de schuur en het kaf verbrandt hij met vuur. Met onuitblusschelijk vuur, zegt Johannes, en gaat daarmee van de beeldspraak over tot de ontzettende werkelijkheid, die er door wordt voorgesteld Zoo nu doet ook Christus. Hij heeft een wan in de hand. De wan des ge richts. Daardoor maakt Hij scheiding. En wel een eeuwige scheiding. Want Zijn oordeel, Zijn gericht heeft een eeuwige beteekenis. Let er wel op 't is Z ij n wan. Hij heeft haar in de hand. Zelf zal Hij rich ten. Is dat niet een vertroosting voor allen, die in Hem gelooven De wan des gerichts berust niet in de handen van een vreemde, maar in de hand van Hem, Die ons liefgehad heeft en ons gekocht heeft met Zijn bloed. 't Is ook Zijn dorschvloer. De gansche aarde is Zijne, de wereld met al wat er in is. Hem is macht gegeven in den hemel boven en op de aarde beneden. Hij heeft ook de macht om te richten. Alle menschen zullen eens voor Zijn rechterstoel gesteld worden, om reken schap te geven van al hetgeen ze gedaan hebben, hetzij goed, hetzij kwaad. Dan zal Hij Zijn dorschvloer doorzuiveren Dan zal Hij de tarwe, ('t is Z ij n tarwe) samenbrengen in Z ij n schuur. Hij zal de rechtvaardigen, die door het geloof in Hem gerechtvaardigd zijn, inbrengen in Zijn heerlijkheid, in het huis des Vaders, waar Hij hun een plaats bereid heeft. Dan zal Hij niet één vergeten Geen enkele van degenen, die Hem van den Vader gegeven zijn, die dus Zijn eigendom zijn, zal verloren gaan Nie mand van hen zal aan Zijn oog onttrok ken worden. Heeft Hij zich niet over hen ontfermd tijdens hun leven hier op aarde Hoe gering ze ook waren, welke nederige positie ze ook bekleedden, in welk een eenzaam hoekje der aarde ze ook woonden, hoe schuldig ze ook ston den en hoe ver afgeweken ze ook waren Hij heeft ze door Zijn Geest bewerkt, hen gerechtvaardigd en geheiligd, hen vernieuwd en bereid voor de eeuwige heerlijkheid Hij zal ze dan ook als kostelijke tarwe in Zijn schuur samen brengen. Maar er is ook kaf. Dat zal ter ver branding worden overgegeven. Met on uitblusschelijk vuur zal Hij het verbran den. Dat ziet op het schrikkelijk oordeel van de eeuwige straf. Daar zal de worm niet sterven, het vuur niet uitgebluscht worden De worm van zelfverwijt en zelfveroordeeling zal eeuwig knagen, het vuur van Gods heiligen toorn en van Zijn eeuwige gramschap zal altoos branden. Dat eindgericht toeft nog Het komt, maar we zien het nog niet. De teekenen der tijden wijzen er wel naar heen Ze zijn ons een bevestiging van 's Heeren Woord, dat Hij komt, Maar nog is Hij er niet. Zijn lankmoedigheid is nog groot. De schifting echter begint reeds. Bij Christus' optreden zien we 't al. Dan zijn er, die Hem liefhebben, in Hem gelooven en door Hem gered worden. Maar dan zijn er ook, die Hem haten, zich tegen Hem verharden en daarom in hun zonde sterven Dadelijk is Hij tot een val en tot een opstanding, tot een steen des aanstoots en tot een rots der ergernis. En dat gaat steeds door. Overal waar het Evangelie komt (dat is een komen van Christus, daarin werkt Christus) heeft het deze tweeërlei uitwerking. Het treedt scheidend en schiftend op Er zijn er steeds, die zich tegen den ge- predikten Christus kanten, maar er worden er ook overal gevonden, die voor den gekruisten Christus zich buigen. Nu reeds zijn de rechtvaardigen in hope zalig. En ze ervaren de kracht van Zijn vrijsprekend Woord. Zij kennen het zalige van de vergeving der zonden om Christus' wil Ze smaken den vrede des harten, dien Jezus geeft en dien alleen Hij geven kan. Ze genieten bij tijden wel iets van de blijdschap des harten, die een vrucht is van den Hei ligen Geest Ze kennen oogenblikken waarin ze met Asaf zeggen het is mij goed nabij God te zijn. Maar ook weten de goddeloozen nu reeds, dat ze geen vrede hebben. Ze proeven nu reeds in sommige tijden iets van het oordeel, dat komt. Als het ge weten ontwaakt en beschuldigt en aan klaagt met niet te versmoren stem, als de ernst van dood en graf zich voor een oogenblik doet gelden, als de sprake der eeuwigheid somwijlen tot hun oor doordringt en de veroordeeling door Christus hun hart beklemt, dan voelen ze iets van de wan des gerichts, van het onuitblusschelijk vuur. En wij? Wat zijn wij? Kaf of koren? Kaf is er veel. 't Hangt nauw saam met koren, 't Is er mee opgegroeid 't Heeft er mee saamgeleefd. 't Is eens bloeiend groen aan den halm geweest Toen leek het rijk en weelderig. Toen bekoorde het ons oog O, hoe scheen het toen schoon en heerlijkEn toch 't is kaf, dat wegstuift voor den wind. 't Is kaf, dat met vuur wordt verbrand Kan dat ons beeld ook zijn Geboren in een christelijk gezin, opgevoed door godzalige ouders, gerekend tot het zaad des verbonds, onderwezen op de chris telijke school, geleefd met Gods volk, geteld onder de kinderen des Heeren, geacht en geëerd als ware geloovigen, en toch toch misschien slechts kaf? Wat zou dat vreeselijk zijn Wee onzer, als wij eens kaf bevonden worden, ter wijl we misschien gemeend hebben in koren ons beeld te vinden. Christus komt met de wan des ge richts. Ook in de prediking. Onder de prediking des Woords wordt het hart aan zichzelf ontdekt. De een wordt voor zijn eigen besef openbaar als kaf, hij voelt zich in zijn ziel door Christus ge oordeeld. De ander wordt onder die zelfde prediking voor zijn eigen besef openbaar als tarwe, bij het licht des Heiligen Geestes. Hij keert als een be genadigde naar zijn huis terug en voelt zich al meer van zijn kindschap verze kerd. Zalig hij, die het alzoo in zijn ziel ervaart. O, laat het vuur des Geestes in ons branden, om ons van de zonde te zui veren. Dat is beter, dan dat we straks in het vuur geworpen worden, in het onuitbluschelijk vuur. Zoeken wij den Christus te kennen als den Redder onzer ziel, als den Borg voor onze schuld. Dan behoeven we Hem als Rechter niet te vreezen Dan sidderen we niet voor de wan des gerichts. Ze is in Z ij n hand In Zijn machtige hand En die in Hem gelooft wordt niet veroordeeld. Die heeft het eeuwige leven. K E R KEL IJK L E V E N. Gereformeerde gemeenten in Zeeland. Kouwenhovens Jubilé. Bouma. ZEEUWSCHE KERKBODE. Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d VEEN. Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag- Afzonderlijke nummers 8 cent. PerSVereeniging Zeeuwsche Kerkbode. morgen O uur te zenden aan de Drukkere littooij olthoff Advertentieprijs: 15 cent per regel; bij jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg. minstens 500 regels belangrijke reduotie. F|rfna yxTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0. Wiens wan in Zijne liand is en Hij zal Zijnen dorschvloer doorzuiveren, en de tarwe zal Hij in Zijne schuur samenbrengen, maar het kaf zal Hij met onuitblusschelijk vuur ver branden. Luc. 3 17. Hamming. Bij het eindigen van het eerste tijdvak kwam er verdeeldheid, welke eindigde in uiteengaan. De gemeenten, welke ds. Janse trouw bleven, vervolgden hun weg in alle stilheid. Zij lieten weinig van zich hooren en het ging alles zijn gewonen gang. De voorganger was een man des vredes, die dan ook voorzoover het mo gelijk was, zorgde voor de onderscheiden groe pen in en buiten de provincie. Hij woonde te Middelburg en kon dus het meest zich wijden aan de kerk in de Segeerstraat. Hij moest echter vaak van huis om in andere plaatsen het Woord en de Sacramenten te bedienen. Enkele broeders stonden hem bij in den veel- vuldigen arbeid door hier en daar te oefenen. In onderscheidene gemeenten verrichtten ouder lingen den catechetischen arbeid. Het is be kend, dat vele ouders in die kringen hun kin deren ongevaccineerd lieten en daardoor misten zij de gelegenheid om van de lagere scholen gebruik te maken. Over 't geheel gevoelden zij ook niet veel voor het christelijk onderwijs, dat zich ook in ons gewest meer baan maakte. Het gevolg daarvan was, dat met gunstige uit zonderingen de jeugd tamelijk onkundig bleef. Er waren wel enkelen, die zich beijverden om bun kinderen te onderwijzen en die zelf de waarheid naarstig onderzochten, maar dit waren dan ook slechts eenigen, van wie overigens een goede invloed uitging. De gemeenten, die mannen als Bakker, Vader en anderen volgden, bleven ongeveer wat zij waren. Het verschil over de roeping en de ordening van ds. Janse geraakte van lieverlede op den achtergrond, maar er werden ook geen krachtige pogingen aangewend om de ontstane kloof te overbruggen. Bakker was een krachtig man met een vasten wil, die in zijn dialect vurig kon ijveren tegen de zonde, maar die te veel waarde toekende aan enkele uiterlijkheden. Mede door zijn invloed ontstond de meening, die gouden knoopen droeg, onbekeerd was, terwijl iemand, die zilveren verkoos tot de be keerden behooren kon. Veel waarde werd toe gekend aan een krachtdadige bekeering, zoo het heette, maar die men beoordeelde naar sommige verschijnselen, welke er mede gepaard gingen. Velen waanden dan ook, dat het al heel gemakkelijk ging om te kunnen verklaren deze man is wel, gene niet bekeerd. Zoo leef den deze groepen voort, zonder dat het kwam tot een geregelde bearbeiding. Wij betwijfelen niet de goede trouw, maar wel de wijze leiding en ontegenzeggelijk is er op deze wijze veel verwaarloosd.' Vóór dat ds. Janse stierf deed de Doleantie hier in Zeeland haar intrede. Ds. Klaarhamer, Nederlandsch Hervormd predikant te Middel burg, werd haar woordvoerder. Zijn optreden werd ook met groote belangstelling aanschouwd zoowel in de Gereformeerde gemeenten, welke onder de leiding van ds. Janse als van anderen stonden. Dit was bij name het geval op Wal cheren, in 't land van Axel en op 't eiland Tholen. Ds. Klaarhamer was een vurig, wel sprekend prediker. Hij beschikte over een stem, welke voor groote scharen ruim voldoende was. Het waren zuivere grondtonen, welke men in z'n prediking beluisterde. En als hij de zonden van het Nederlandsche volk in 't licht stelde, of als hij de Synodale organisatie aantastte, dan was hij in zijn kracht en dan maakte zijn woord een zeldzamen indruk. Velen uit de Gerefor meerde gemeenten kwamen tot zijn prediking en zij vroegen zichzelf, of dit niet de van God bestemde man was om de kerk uit haar verval op te richten en haar breuken te heelen. Op onderscheiden plaatsen wisten de leden dier gemeenten niet, wat er uit dit alles zou voort komen. Intusschen ging ds. Klaarhamer door en hij stoorde zich niet aan de beslissingen der kerkelijke besturen over hem. Velen bewonder den hem en schaarden zich aan zijn zijde. Doch weldra bleek het, dat de Gereformeerde ge meenten toch zouden blijven voortgaan op het nu eenmaal ingeslagen pad. In Middelburg bleven eenigen uit die kringen hem trouw en begrepen, dat ds. Klaarhamer niets anders op 't oog had dan de herstelling van de oude Ge reformeerde Kerken. In Terneuzen was er na den dood van Bakker een scheuring gekomen, een deel volgde Ruben, een grooterdeel even wel sloot zich bij de Doleantie aan. Ook op 't eiland Tholen ging een gemeente van Poort vliet waarbij zich voegden onderscheidene van de Herv. Kerk met de Doleantie mee. Doch daar bleef het voorloopig bij en men kan zeg gen, dat deze beweging in deze gemeenten weinig tot stand gebracht heeft. Een oogenblik was er twijfel over de vraag, welken kant men uitmoest, doch daar bleef het bij. Intusschen werd het uitzicht voor de Gere formeerde gemeenten niet gunstiger. Ds. Janse werd ouder en stierf. Eenige jaren vroeger was er een broeder opgestaan, die door de ge schiedenis zijner bekeering de aandacht trok. Hij vertelde wat hij doorleefd had en het was wel wenschelijk, zoo dachten velen, dat hij ook eens optrad in een gemeentelijke samenkomst. Zelf was hij ook niet ongenegen. Zoo begon zijn oefenaars-loopbaan. Eenige opleiding had hij niet genoten, maar daardoor was hij in menig oog nog meer geschikt. Aanvankelijk maakte hij opgang. Hij sprak op verschillende plaatsen. Het duurde niet lang of een bepaalde kerk begeerde hem als oefenaar. Langzamerhand kwam hij op de gedachte, dat hij de opvolger van ds. [anse zou zijn. Verder reikte zijn be geerte niet en het was te voorzien, dat dit ge beuren zou. Hoewel ik niet gaarne een oordeel over hem vellen zou, want ik ken hem niet van nabij, toch mag ik wel uitspreken, dat hij op mij een niet ongunstigen indruk heeft gemaakt. Slechts eens heb ik hem hooren spreken, het was bij het open graf van ds. Janse. AI wat hij daar gezegd heeft, had ik kunnen onderschrij ven. Het was echter zeer duidelijk, dat gebrek aan eenige opleiding hem parten speelde. Hij zou ds. Janse beschouwen als mensch, als ouderling, als oefenaar en als predikant en ik dacht bij mij zelf, als u geeft, wat u belooft, dan kan het een goede rede zijn. Doch hij was nauwelijks begonnen, of hij stapte uit zijn eerste in zijn vierde deel over, terwijl hij een oogen blik later bij zijn derde en tweede deel was. Het was een verwarring, welke mij hopeloos leek. Maar dit bevreemdde mij niet. Ik kon dit best hebben. Vooral om dat zijn woord overigens mij echt scheen. Er was niets opzettelijks in. Zooals hij is, zoo sprak hij. Als hij termen bezigt, dan komt het, omdat hij niet anders kan. Naast hem stond bij die gelegenheid een jonge man, die te Meliskerke opgetreden was als oefenaar en na hem het woord voerde. Dit was iets, dat stof tot nadenken gaf. Wees dit op toenadering tusschen de Kerk van Middel burg en die van Meliskerke, welke laatste den overleden predikant nooit had willen erkennen? De geschiedenis heeft het antwoord gegeven. Het was de inleiding tot een ander tijdvak. Doch dit in een volgend artikel. Bouma. De Predikant van Leiden ds. Kouwenhoven herdacht dezer dagen, dat God hem veertig jaar bekwaamd had om het ambt van dienaar des Woords waar te nemen. Er was rijke stof tot danken en er was ook groote belangstelling. Velen in ons gewest zullen met mij zich daarover verblijd hebben, want zij herinneren zich nog den tijd, waarin hij te Zaamslag ar beidde. Hij was destijds nog een jonge man, die met jeugdig vuur het evangelie verkondigde. Hij gaf een zeer degelijke verklaring van zijn tekst en zijn rede was als een stroom, welke met kracht zich voortspoedde. Hij beschikte over een stemgeluid, dat tot in alle hoeken doordrong, zoodat zelfs hardhoorigen hem verstonden. De gemeente van Zaamslag waar deerde hem zeer en overal, waar hij optrad, luisterde men met aandacht naar zijn woord. Zoo is het te verklaren, dat er nog velen in Zeeland zijn, die hem na zoovele jaren nog kennen. Hij kan er op rekenen, dat er hier nog harten zijn, die waardeeren al den arbeid, door hem verricht, en die zich verblijd hebben over de vele blijken van belangstelling, welke hem ten deel vielen. Het deed ons ook goed, dat onze geliefde Koningin deel nam aan zijn vreugde en dat zij hem het ridderkruis van Oranje- Nassau schonk. De Heere volbrenge ook verder in hem Zijn kracht, nu zijn jaren klimmen. Hij is nog zeldzaam frisch en krachtig, en het wordt hem vergund nog eenige jaren te verkondigen, dat de Heere goed en recht is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 1