Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 39e Jaargang. Vrijdag 30 Januari 1925. Mo. 5. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Vaste medewerkers D.D. P. VAN DIJK, F. J. w. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. w. d VEEN. Uit het woord OP DES HOOGEPRIESTERS HART GEDRAGEN. IV. In de steenen op den borstlap van den Hoogepriester stonden de namen van alle stammen Israels gegraveerd en zoo draagt ook de ware Aaron in het heiligdom des hemels daarboven alle de Zijnen als Z ij n juweelen op het hart. En ja, nu fonkelde de eene steen wel meer dan de andere steen en nu blinkt de eene discipel van Jezus wel boven den anderen discipel uit, maar dit was ten slotte toch de zaak, waarop het voor den waren zoon van Abraham aankwam, dat de naam van Zijn stam op het borstschild gevonden werden dit is toch ten leste de vraag voor een iegelijk onzer van het hoogste belang, of ook wij tot die juweelen van Christus mogen behooren. En nu, wat dunkt u Draagt de groote Hoogepriester ook u op het hart en verschijnt Hij in den waren tabernakel ook met uw naam telkens voor des Vaders aangezicht? O, ik stel me voor, dat, als de Hooge priester daar verscheen voor de ver gadering des volks en de steenen van den borstlap glansden en fonkelden in het gouden licht van de Oostersche zon, dat dan de man uit Ruben daar stond, en hij kijkt en hij kijkt, want hij zoekt op het borstschild den steen met zijn naamen dat dan de man uit Gad of uit Naftali daar stond en hij tuurt en hij tuurt en vestigt het oog scherp op den borstlap, want hij zoekt den steen met zijn naam. Om zijn naam gaat het alleen. Welnu, als die ware Israëliet moet ook gij doen. Ook gij moet zoeken, oi op de juweelen, die Christus draagt, uw naam gevonden wordt. Ach, daar zijn altijd weer menschen. die op den borstlap van den Hoogepriester zoeken naar den naam van een ander. Ze zien van den morgen tot den avond naar den naaste en vragen zich afzou hij of zij wel tot Gods kinderen behooren Maar zichzelven verliezen zij geheel uit het oog. Ze zijn altijd druk in de weer met het meten en wegen en keuren van anderen, maar ach, zij vergeten om in de weegschaal des Heeren te werpen hun eigen hart Zij hebben maar één zorg, of die en die naam wel op het borstschild voorkomt en zij onderzoeken nooit eens, of de Hoogepriester hun naam wel draagt. En toch, om u w naam, om u w naam alleen mag en moet het maar gaan. Wat zou het u baten, al kendet ge al de namen, die de meerdere Aaron op het hart draagt, maar de uwe werd gemist? Wat wij u bidden mogen, zoek toch bij den Hoogepriester naar uw eigen naam. En indien uw naam op het borstschild van den grooten Hooge priester des Nieuwen Testaments nog niet voorkomt, indien ge nog buiten Christus staat, indien ge door het ge loof nog geen deel aan Hem hebt, zoek dan nog bij Jezus uw reddingneem dan nog tot Zijn offer de toevlucht met een berouwvol en verootmoedigd hart, opdat ook gij, voor wien de toegang tot het heiligdom door uw zonden ver boden en gesloten is, gedragen op het hart van den volmaakten Hoogepriester, voor eeuwig binnen moogt gaan. Zalig zijt ge, indien ge het weten moogt, dat Christus uw Hoogepriester is, dat Hij ook voor u aan Golgotha's Kruishout het offer heeft gebracht. Verheerlijk dan Zijn genade en roep Zijn grootheid uit door het woord van uw getuigenis en door een wandel in alle godzaligheid. En vertrouw nu ook verder aan Hem u toe. Eens uw Hooge priester geworden, blijft Christus uw Hoogepriester. Zeker, gij meent wel eens anders. Gij vreest nog wel eens, dat ge de zalig heid nog verliezen zult en dat gejeru- salems poorten nooit zult zien blinken. Gij kent van die tijden en toestanden in uw geestelijk leven, dat uw hart her en derwaarts geslingerd vvordtdat u de angst besluipt en de twijfel bekruipt, of gij misschien uit Gods genade zijt uitgevallen, of gij het uzelven maar niet hebt ingebeeld en voorgepraat en wijs gemaakt, dat gij een kind des Heeren zijt Als zelfs een Johannes de Dooper in de gevangenis in dien benauwenden toestand kon geraken, waarom gij dan niet Als zelfs David en Asaf er hun heimwee-psalmen van zingen, waarom zou u de klacht dan vreemd zijn? Als zelfs Elia, de machtige held van den Karmel, het niet langer dragen kon, waarom zoudt gij dan ook niet wel eens gansch moedeloos u neerwerpen onder een jeneverboom in de woestijn En dan komt de stille stem des Satans en zij fluistertZoudt gij, die nog zoovele zonden hebt, die nog zoo ge durig van den weg des Heeren afwijkt, die nog telkens moet klagen over uw klein geloof en over uw geringe liefde, zoudt gij tot de juweelen van Christus behooren Neen, uw naam staat niet in het keurgesteente gegraveerdgij wordt door den Hoogepriester niet op het hart gedragengij denkt het maar, doch het is niet waar". En o, wat zijn dat benauwende tijden, wat zijn dat donkere uren voor den pelgrim naar des Konings stad. Hoe buigt de ziel zich dan neder van weedom en vreeze. Hoe klaagt het bestreden kind des Heeren het dan den dichter naduizend zorgen, duizend dooden, kwellen mijn angstvallig hart En toch is er geen reden om te wan hopen. Toch is er geen oorzaak om in bange moedeloosheid u neer te zetten aan de zijde van den weg en maar op te geven den loop in de loopbaan des Heeren. Want, bedrukte Sionieten, die aangevochten wordt van allen kant en enkel duisternis ziet, maar geen licht, wilt er in die benauwende uren op letten, dat de steenen met de namen op des Hoogepriesters borstlap gevat waren in gouden kastjes Dat wil zeggen, dat hij ze nooit verliezen kon. De namen, de stammen bleven altijd op zijn hart gedragen, wel bevestigd en goed bewaard. Neen, Hoogepriester Jezus laat de Zijnen niet vallen. Hij ver liest hen nooit meer. Hij heeft hen ge kocht en verlost. Hij heeft den duursten prijs voor hen betaald, den prijs van Zijn bloed, den prijs van Zijn leven, en tot in alle eeuwigheid toe blijven zij Zijn onvervreemdbaar eigendom Hij verliest hen niet, maar het schijnt soms, dat zij Hem verliezen. Hij laat hen niet los, maar er zijn van die tijden, dat het is, alsof zij Hem loslaten. De twijfel is bij hen, maar de vastheid is bij Hem Eens op des Hoogepriesters hart ge dragen, b 1 ij v e n Gods kinderen op des Hoogepriesters hart gedragenen op Jezus' hart gedragen, zijn ze ook besloten in Jezus'hand, en uit die hand zal niemand hen uitrukken, geen zonde en geen wereld, geen Satan en geen hel, niemand en niets. Wat ligt daarin een rijke bemoediging, dat Christus de Zijnen altijd op het hart blijft dragen. Want nu mogen Gods kinderen het weten, ook temidden van al hun moeite en druk, dat ze een ont fermend Hoogepriester in de hemelen hebben, die hun nooden kent, die hun met al hun zorgen, met al hun kommer en verdriet, den Vader blijft voordragen onder de verzoenende bedekking Zijns bloeds. Ja, zelfs wanneer ze struikelden en de voet verstrikt raakte in de net ten der zonde, legt deze Hoogepriester het borstschild niet af, maar ook dan blijft Hij in liefde Zijn gevallen Petrussen en dwalende Magdalena's gedenken Dan treedt Hij op als hunne Voorspraak bij den Vader en klinkt de stem des bloeds, dat vergoten is tot verzoening der zonden, de hemelen door, opdat hun schuld voor het heilig aangezicht des Heeren bedekt worde. En wat rijke genade. Straks vloeit de bood schap als balsem in het verbrijzelde, door schuldbesef verslagen hart, dat de groote Hoogepriester Zijn juweelen nog niet van het hart gerukt heeft, maar ze nog draagten dat Hij met gade- looze ontferming voor Zijn gevallen discipelen en discipelinnen bidt, opdat hun geloof niet ophoude. Eenmaal zal de liefde van den waren Hoogepriester Jezus Christus op het heerlijkst openbaar worden. Immers, de dag breekt aan, waarop alle menschen- kinderen verschijnen zullen voor den troon des gerichts. En als dan ook de geloovigen daar staan zullen met een leven, dat hen beschuldigtmet een geweten, dat aanklaagtmet een wereld, die tegengetuigtmet een Satan, die wederstaat, dan zullen zij niet één woord ter hunner verdediging kunnen aanvoeren. Maar ziet, als ze dan reeds het hoofd zullen buigen, wachtend op het veroordeelend vonnis, dat ze in zichzelven waardig zijn, dan zal opstaan de hemelsche Voorbidder en Advocaat Jezus Christus en Hij zal zeggen met majesteit„Krachtens Mijn vernedering in Bethlehem, krachtens Mijn bloedzweet in Gethsemané, krachtens Mijn dood op Golgotha eisch ik, dat dit volk worde vrijgesproken. Op Mijn arm heeft het geleund, aan Mijn hart is het gevlucht, op Mijn gerechtigheid heeft het zich verlaten. Laat ze vrij uitgaan, Ik heb den losprijs betaald, Iaat ze vrij uitgaan". En wijzend op het borstschild met de fonkelende juweelen, klinkt Zijn stem met macht de hemelen door: „Vader, Ik wil, dat Mijn gekochten in Mijn heer lijkheid deelen". En terwijl hun Hooge priester de handen zegenend over hen uitbreidt, zullen de twaalf stammen van het geestelijk Israël door de twaalf paarlen poorten vanhet nieuwejerusalem met blijde lofgezangen binnengaan, om daar binnen de muren der schoone Godsstad in volmaaktheid te zijn, wat ze hier op aarde nog slechts in hope warenverheerlijkte kinderen Gods, smetteloos rein als de heilige engelen flonkerende juweelen, stralend in den glans van het eeuwige Licht. Kinderen des Heeren, is 't vooruit zicht niet schoon Is de verwachting niet heerlijk K E RKEL1JK LEVE N Gereformeerde gemeenten in Zeeland. ZEEUWSCHE KERKBODE. Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag- Afzonderlijke nummers 8 cent. PerSVereeniging Zeeuwsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Advertentieprijs: 15 cent per regelbij jaarabonnement van Adres van de Administratie Spanjaardstraat, Middelburg. minstens 500 regels belangrijke reduotie. Firma LITTOOIJ OLTHOPF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0. Alzoo zal Aaron de namen der zonen Israels dragen aan den borstlap des gerichts op zijn hart, als hij in het heilige zal gaan, ter ge dachtenis voor het aangezicht des Heeren, geduriglijk. Exodus 28 29. Meijer. Corrigenda m. In het. vorige stukske vielen bij het zetten enkele woorden uit. waardoor de zin wat onduidelijk werd. In kolom 2 regel 10 werd afge drukt gedenkt er aan. dat niet alleen Benjamin en het geringe Zebulon zijn plaats had op het borst schild van den Hoogepriester. Er had moeten staan gedenkt er aan. dat niet alleen het machtige Juda. maar ook het kleine Benjamin en het geringe Zebulon zijn plaats had op het borstschild van den Hooge priester. Meermalen heb ik in 't begin van een jaar geschreven over de Gereformeerde Kerken in ons gewest, en ik dacht er thans weer iets van te zeggen. Hoewel er in 'tafgeloopen jaar geen bizondere gebeurtenissen plaats gehad hebben, welke een groote verandering konden teweeg brengen, toch is er genoeg stof om er eens bij stil te staan. Doch het leek mij toe, dat ik hierover later nog weieens schrijven kon, indien God het wil en ik leef en daarom besloot ik het oog eens te vestigen op de Gereformeerde gemeenten in ons gewest, want zij nemen on tegenzeggelijk reeds een plaats in, welke maakt, dat er rekening mee gehouden moet worden. Bovendien is een nieuw tijdperk in hare ge schiedenis aangebroken, dat onze aandacht ten volle verdient. Als ik zegeen nieuw tijdvak, dan is dit naar ik meen in elk opzicht juist. Zooals de meesten weten, zijn er hier van de dagen der Afscheiding af drie soorten van kerken geweest, welke met het Hervormd Kerkgenootschap ge broken hebben en daarmede geen gemeenschap meer wilden hebben. De eerste waren de Ker ken, welke van meet af in mannen als ds. Cock, Scholten e.a. hun geestelijke vaders eer den. Reeds vóór 1834 waren hier mannen en vrouwen, die den band met het Hervormd Kerkgenootschap verbroken hadden, maar het duurde nog geruimen tijd eer de actie hier doorgezet werd. Langzamerhand kwam er meer gang in, doch de Zeeuwen zijn er nooit spoedig bij om het oude los te laten. Zij moeten eerst wel grondig overtuigd zijn, dat het ook ver ouderd is, alvorens een beslissenden stap te zetten. Het is niet een verwijt, hetwelk ik aan hun adres richt, maar alleen vaststellen, wat onder ons gebruikelijk is. Naast deze kerken ontstonden allereerst de kerken, welke onder de leiding van ds. Lede- boer stonden. Deze predikant arbeidde in Bent- huisen, een dorp niet ver van Leiden, en achtte zich verplicht om eiken draad met de kerkelijke organisatie te verbreken. Hij werd dan ook door de Besturen ontzet uit zijn ambt en van dien tijd predikte hij overal, waar hij gelegen heid vond. Het duurde niet lang, of hij kwam ook naar Zeeland en de vele bewoners van onze eilanden luisterden graag naar zijn warme en gemoedelijke prediking. Aan dezen arbeid danken enkele kerken haar ontstaan, als te Middelburg, Aagtekerke op Walcheren; Ter Neuzen in 't land van Axel, St. Philipsland e.a. Eerst heeft ds. Ledeboer nog gemeenschap ge zocht met de kerken der scheiding, doch wel dra ging hij weer zijn eigen weg. Hij was een man met rijke gaven, die door zijn prediking en herderlijken arbeid veel heeft gedaan voor de uitbreiding van 't koninkrijk der hemelen. Wie zijn levensgeschiedenis leest, krijgt den indruk, dat hij geleerd had Godzalig, recht vaardig en matig te leven in deze tegenwoor dige booze wereld. Nog tijdens zijn leven heeft hij zijn opvolger aangewezen en dezen in 't ambt bevestigd. Het was een landbouwer te St. Philipsland, die na eerst de wereld gediend te hebben tot bekeering was gekomen. Hij had spoedig een ruime plaats onder hen, die den Heere vreesden en van lieverlede kwam hij er toe om te oefenen. Dit vestigde nog meer de aandacht op hem en ds. Ledeboer zag hierin een wenk, dat God dezen man bestemd had om hem te helpen en straks zijn werk voort te zetten. Gelijk ds. Ledeboer het volle vertrouwen van zijn volk genoot, zoo was het ook met ds. Dijke, wiens prediking hoog geschat werd. De jaren gingen voorbij en ofschoon het duidelijk was, dat ook deze voorganger straks zou weg vallen, toch was er niemand in dien kring aangewezen, welke de straks opengevallen plaats zou kunnen innemen. Er waren wel en kele ouderlingen, die meer dan anderen naar voren kwamen, maar ds. Dijke had geen licht om één hunner als predikant te bevestigen. Het was te voorzien, dat dit later moeilijkhe den zou opleveren, maar de dominé durfde geen stap te doen, welke de richting aanwees, waarin de kerken gaan moesten. Zoo bleef het, totdat hij zelf den weg van alle vleesch ging. Weldra bleek het, dat er geen eenstemmigheid was. Er moest er toch één zijn die Woord en Sacrament bediende, en hiervan waren zij allen overtuigd, maar over de vraag, wie het zijn zou, liepen de gevoelens uiteen. Op hun ker kelijke vergaderingen werd de ouderling Janse met meerderheid van stemmen verkozen, die dan ook verklaarde deze roeping te willen op volgen. Al dadelijk deed zich een bezwaar op. Er was geen predikant. Wie zou hem beves tigen Goede raad was duur. Zij hebben deze zwarigheid opgelost door een zekeren Schaafs- ma, die vroeger zendeling was geweest, uit te noodigen deze taak te verrichten, waaraan deze voldeed. Er was alzoo weer een bedienaar des Woords. Doch bij verschillende broeders kwamen be denkingen op. Was deze bevestiging wettig? Schaafsma was niet geordend. Kon hij zulk een werk met gezag volvoeren De oppositie groeide en leidde er toe, dat er scheuring ont stond. Een ouderling Bakker, wonende te 's Gra venpolder, weigerde Janse. te erkennen en dit was ook het geval met een zekeren Vader te Meliskerke. Zoo kwamen er kerken naast de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 1