Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 34e Jaargang. Vrijdag 17 December 1920. No. 51 Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Da. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Met het oog op den Kerstdag moet de „Zeeuwsche Kerkbode" de volgende week vroeger verzonden worden. De predikopgaven en andere berichten moeten vóór Donderdag 23 December a.s. aan de Administratie bezorgd zijn. DIT JHLH1T WUUJVLD, Kerkhof. Vuti lidmirkirt0.0. R. J. i. i VEEI, J. 0. VIELE06A, F. J. v. i EiDE, B. IEIJER, H. P. N. 6. OE «ALLE n F. i. I «OIF. Abonnementsprijs: per kwartaal bg vooruitbetaling- 90 cent. Afzonderlijke cummers 7 cent. AdTirtaitlcprQl t 15 cent per regelbij jaarabonnement ran minstens 500 rag-els belangrijke reductie. UITGA VI VAJI DE PERSVEREEN1G1NG ZBEUWSCHB KERKBODE. Adrti tu dt Administratie Firma MTTOOU OLTHOFF, Hidtfelbirr Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot niterlfk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. DE OPGANG UIT DE HOOGTE. Door de inneriijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de Hoogte, om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduwen des doods, om onze voeten te richten op den weg des vredes. Lucas 178 en 79. Christus draagt in de Heilige Schrift verschillende namen, aan het natuurlijke! leven ontleend, die ons iets doen kennen van Zijn rijke persoonlijkheid. Hij heet het Brood des levens, het Water des levens, het Dcht der wereld, de Zonne der gerechtigheid, de Leeuw uit Juda's stam, het Lam Gods, de blinkende Mor genster, en zoo meer. Elk van die b8eld- sprakige namen doet ons Christus slechts ten dee le kenneD. In het natuurlijke leven hebben wij brood noodig om ons lichaam te voeden, water om onzen dorst te lesschen, licht om in de duisternis rondom te kunnen zienwe hebben de zon noodig tot verwarming en koestering, tot levenwekking en bevor dering van groei. Iu 't natuurlijke is tel kens één element noodig om onze hulp behoevendheid te gemoet te komen. Dat komt, omdat in de creaturen geen volheid is. Maar anders staat het op geestelijk gebied. In Christus iigt voor ons eene onuitputtelijke volheid. Hij is voor ons alles te gelijk: het Brood tot onze verzadiging, het Water tot onze dorstles- scbing, het Kleed tot onze dekking, het Licht tot onze verheldering, het Lam tot ons zoenoffer, de Leeuw tot overwinning van onze vijanden. Vandaar dat de Schrift ons een groote verscheidenheid van namen biedt voor den Christus om ons door elk van die namen op eigenaardige wijze iets te openbaren van den vollen rijkdom van den Christus Gods. Zoo heeft eenmaal Zacharias, de priester uit Levi's stam, onder inspiratie des Heiligen Geestes, profetisch het Cüristuskindeke, dat stond geboren te worden, genoemdde Opgang uit de Hoogte. De bedeeiing van het Oude Verbond was ten einde geloopen. Maar op de belang stellende JvraagWachter 1 wat is er van den nacht? kon nog geen ander antwoord komen danDe morgenstond is gekomen, maar het is nog nacht. Doch Zacharias stond op een hoogtepunt boven de geloovigen in zijne omgeving. Hy zag profetisch vooruit den komenden dag der Nieuwe bedeelinghij zag, hoe een hoorn des heils werd opgericot in Davids huis. Waa het vier eeuwen lang geweest alsof God de Heere niet omzag naar Zija volk, omdat de mond der profeten gezwegen had, nu opeens aanschouwde Zicharias met profetisch oog, dat de Heere nimmer opge houden had in gunst aan Zijn erfvolk te gedenken. Daar vóór hem spartelde dat kleine wicht, de Zoon zijns ouderdoms door Eli sabeth hem gebaard, wiens raam was Johannes (d.i. de Heer is genadig), die de Wegbereider zijn zou voor het aange zicht van Isr&ëls Verlosser. In zijne woning toefde Maria, de maagd uit Davids huis, die onder haar hart droeg het beloofde Vrouwenzaad, den Spruit uit Jssï's afgehouwen tronk, wiens naam was Iraraanuël (d.i. God met ons), die uit de hemelen naar de benedenste deelen dfr aarde neergedaald was om verlossing en vrede te brengen aan zondaren, om te ver lichten hen die in scbaduwe des doods ge zeten waren en hun voeten te richten op het pad des vredes. Die komst van Immanuël tot de wereld noemde Zacharias nu in dichterlijke taal: de Opgang uit de hoogte. Verstaat gy die uitdrukking? Ge kent zeker door eigen aanschouwing wel het natuurverschijnsel, dat wij roemenbet opgaan der zon. Voor ons oog, voor onzs waarneming lijkt bet alsof des morgens de zon uit de diepte opstijgt naar boven. Eerst zendt zij een schijnsel vooruit, vervolgens komt de rosse gloed boven den horizont en eindelijk klimt de zonneschijf over den rand der aarde om al hooger en hooger te stijgen tot zij de volle middaghoogte nadert. Al moge de werkelijkheid anders zijn, zóó zien wij het vanuit onze aarde. Daarom spreken we van den opgang der zon. We rekenen bij het dagelijksch spraakgebruik als aardbewoners alleen met onze waarneming. Het is voor ons alsof die zon opkomt uit de diepte. Naar die waarneming en dat spraakge bruik richt zich ook altoos de taal der Schrift. Denk aan de dichterlijke beschrij- ving van den zonsopgang in psalm 19: Die is als een bruidegom, uitgaande uit zijne slaapkamer; die is vroolijk als e*n held om het pad te loopen. Haar uitgang is van het einde des hemels en baar om loop tot aan de einden deszelven en niets is verborgen voor hare hitte." Terwijl we dus het gewone dagelijksche natuurverschijnsel zouden kunnen noemen een opgang uit de d i e p t e, noemt Zacha rias in zijn Lofzang de komst vaa Christus in deze duistere wereld eeu opgang uit de hoogte. De Zonne des hails die opkwam vanuit de hemelen, zond nu haar lichtende stra len al vooruit, voordat zij zelve nog boven de kimmen verrezen was. Het kindeke, dat straks uit Miria's schoot zou geboren worden, was niet van beneden maar van boven, was niet uit de aarde aardsch, maar uit de hemelen, was ni»t de zoon eens mans maar de zoon van God, in Maria ontvan gen door de ovenchaduwing des Heiligen Geestes. Straks z >u dat kind van Maria, staande tegenover heel de menschenwereld, kunnen getuigen ïGijlieden zijt van be neden, maar Ik ben van boven". Hij was Immanuël, 'de Zone Gods, die onze men- schelijke natuur had aangenomen, om in haar de werken des duivels te komen ver breken. Die opgang uit de Hoogte nu riep heel de menschenwereld wakker uit haren nachtelijken sluimer, opdat zij zouden ont waken niet alleen om die opkomende zon te begroeten, maar ook om weer aan hun bestemming te gaan beantwoorden en als kinderen des doops en kinderen des lichts te gaan arbeiden tot verheerlijking van Gods grooten Naam. Daarom had de pro feet van het Oude Testament al geroepen. »Maak u op, wordt verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op". Van dien Opgang uit de Hoogte jubelt nu Ztcharias, dat zij de wereld bezocht heeft met de innerlijke bewegingen der barmhartigheid Gods. Inderdaad, dat was een heilzaam bezoek. Het Christuskindeke kwam als Heiland. Zooals een dokter e?n patiënt komt be zoeken niet slechts om eens te onderzoe ken en te constateeren aan welke ziekte bij lijdt, maar bovenal om hem van zijn kwaal af te helpen en te genezen, zoo is Christus uit de hemelen neergedaald om ons zondaren zalig te rffaken. Hij kwam met het eenige geneesmiddel. Hij kwam om ons van onze kwaal, de zondeschuld, af te helpen. Hij bracht ons een bezoek om ons te genezen en onze voeten te rich ten op den weg des vredes. En Hij bracht mee den balsem, die alleen onze wonden heel^n kan,dien won- derbalsem, die van alle krankheden geneest: de innerlijke bewegingen der barmhartig heid Gods. Dat was het, wat wij zondaren, het meest, het hardst no >dig hadden Godde lijke barmhartigheid. Was de zondaar niet gelijk aan den man uit Jezus' gelijkenis, die viel onder de moordenaars en half dood liggen bleef, terwijl alle schepselen deden gelijk de priester en de leviet, hem voorbijgingen en in zijn ellende liggen lieten? Maar Christus kwam van uit de hame ien naar deze aarde, en Hij ging ons niet voorbij, zonder naar ons om te zien, maar Hij was met innerlijke barmhartigheid over ons bewogen en heeft ons uit onze ellende opgeholpen en voor ons heil zorg gedragen. Wat zou er van de menschenwereld, die in duisternis en in schaduw des doods zat, geworden zijo, als Christus haar eens niet bezocht had met zijne Goddelijke barm hartigheid? Ze zou in eeuwige ellende zijn omgekomen. Daarom »Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zege ning in den hemel in Christus". Zooals de barmhartige Sameritaan om zag naar den verslagene ter zijde van den weg, zoo heeft Christus naar ons, ellendige doemschuldige zondaren omgezien. Hij was met innerlijke ontferming over ons bewo gen en heefc ons geleid tot eeuwige ge lukzaligheid. Daarvoor mogen we bij de gedachtenis aan Jezus' geboorte danken, dat God in mensehen een welbehagen gehad heeft, in menschen als wij waren, diepellendige zondaren, die snakten en smachtten naar barmhartigheid en ontferming, naar de eeuwige barmhartigheden Gods. En die heeft de Opgang uit de Hoogte naar deze aarde meegebracht en bij Zijn bezoek aan deze wereld heeft Hij dien wonderdoenden balsem der genezing ons toegereikt en nagelaten. Christus komt oik nu telkens weer ons bezoeken en Hij biedt den balsem ter genezing ons aan. Hij komt in het gewaad van de prediking van het Kerstevangelie »Komt tot Mij 1 Ik zal u vrede geven en eeuwige zaligheid 1" KCERK1LIJK LEVEN. Een rectorale rede van Prof. Ridderbos. Bö de overdracht van het Rectoraat der Theol. School op 9 Dec. j 1. hield Prof. Ridderbos een rede over ,De Messias-Koning in Jesaja's profetie welke in meer uitgebreiden vorm in drnk ver scheen by den uitgever J. H. Kok te Kampen. (Prijs f 1.90). Om de belangrijkheid ervan geven we hier allereerst den korten inhoud dier rede, gelyk de pers dien van de hand des schrijvers ontving ,In het eerste deel handelt spreker over de echtheid en den oorsprong dezer profetieën. Hier wordt allereerst besproken het streven van sommige critische geleerden om de MeBsi- aansche profetiën te plaatsen in den tyd der ballingschap en daarna; zoodat zelfs een Jeaaja niet meer als vertolker de Godsbelofte, maar enkel als aankondiger van het gericht werd voorgesteld. Aangetoond wordt, op welke wan kele gronden deze beschouwing berust Er zyn dan ook critische geleerden, die bij Jesaja de echtheid dezer profetiën toestemmen. Onder hen meenen nu sommigen weer, dat deze M8ssias-voorzegging bij Jesaja begint, zoodat hfj de vader dezer verwachting zou zyn. Daar tegenover wordt gehandhaafd, dat deze belofte naar het getuigenis der Schrift reeds van het Paradijs af is bekend gemaakt. Het is merk waardig, dat ook de nieuwste critische richting thans weer voor den hoogen ouderdom dezer profetiën opkomt Ze doet dit echter in dezen zin, dat volgens haar Israël deze verwachting aan de Heidensche volken der Oostersche oud heid zou hebben ontleend. Deze theorie wordt door Spr. getoetst, en hare ongegrondheid en onhoudbaarheid aangetoond. In het tweede deel handelt Spr. over de be doelde profetiën zelve, in nauw verband met het geheel van Jesaja's werkzaamheid. De ver schillende voorzeggingen aangaande den grooten Koniog der toekomst worden achtereenvolgens besprokenspeciaal wordt stilgestaan bij het Immanuelsteeken, en bij de voorzeggingen van hoofdst. 9; 1 v.v. en 111 v.v. Vooral aan gaande de laatste wordt aangetoond, hoe hier Sions Koning wordt gesteld tegenover {den heerscher van het wereldrijk Assur in verband waarmede ook iets nader wordt ingegaan op de houding, die de profeet in de verschillende perioden van zijne werkzaamheid tegenover dit wereldrijk heeft ingenomen, en nieuwe mee ningen dienaangaande aan critiek worden onderworpen. In het derde deel vraagt Spr. naar de waarde en btteekenis der profetiën. Gewezen wordt op de beweringen van critische zijde, als zou de verwachting van den Messias-Koning zich in het wezen der zaak uitstrekken naar aardsch geluk en niet anders zyn dan de belichaming van Israëls aanspraken op nationalen voor spoed en wereldheerschappij. Vooral hierom hebben sommigen gemeend, dat zulke profe tieën een profeet als Jesaja, die veel hoogere, meer geestelijke idealen had, onwaardig waren. En anderen, die ze wel aan Jesaja toeschrijven, oordeel en toch, dat ze niet tot den eigenlijken inhoud van Jesaja's prediking behooren, en daarmede niet innerlijk, organisch samenhan gen maar dat hy deze dingen meer by wyze van concessie uit de volksverwachting heeft overgenomen. Hiertegenover wordt vooreerst die innerlijke samenhang door Spr. gehandhaafd. Jesaja's eigenlijke taak giog niet op in de aankondiging van het oordeel. Zijne prediking is geen oogen- blik te denken zonder, ja vindt haar diepste n

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1