UIT DB PERS. Het ambt der ouderlingen en „de rijpere jeugd". Beginseltronw. II. Sprokkelingen. Wordt ge van tegenheden omringd en slaan smarten u diepe wonden, „wacht op den Heere, wees sterk en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den Heere 1" Daar God vóór u is, zal geen ding tégen u zijn. En wat aan vreugde u geschonken wordt, ontvang het, gelijk bet een kind van den vader in de hemelen betaamt. Stel op Hem uw betrouwen en gij zult niet beschaamt worden in der eeuwigheid. En u, die den Heere niet liefbebt, zal u alles samen werken ten kwade Ach de Heere heeft ook uw hart in zijn hand en kan het verbrijzelen. Hij kan al uwe le venservaringen dienstbaar makeD, om u daartoe te brengen dat uw hart nog in liefde ontvonkt. Och of uw ziel dien zegen begeerde, want blijft de liefde Gods u vreemd, gij zijt dan een vervloeking. Zoek den Heere, terwijl Hij nog te vinden is, roep Hem aan terwijl Hij nabij is. Ach, wat zou er in eeuwigheid van u moeten worden, zoo niet uw ziel tot de liefde Gods komt te ontwaken. Daarom, zoo gij heden Gods stemme hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden, leiden door zijn Woord en Geest en gij zult als zijn kind het Abba lieve vader, in blij moedigen dank voor zijn genadetroon mogen stamelen. F. W. J. Wolf. II. Herderlijk toezicht en ambtelijke leiding zjjn altijd, maar in het bijzonder in onze dagen van verwording op allerlei levensgebied ten zeerste noodig. Niet alleen moet de Kerk door middel van haren ambtelijken arbeid steun bieden aan hen, die reeds op jeugdigen leeftijd dikwijls in zwaren strijd worden gewikkeld en moet de weg worden aangewezen, waarop de jeugd alleen veilig kan gaan, maar ook moet door middel van het ambt zooveel mogelijk de afval worden gestuit, die zich ook onder onze jeugd openbaart. Verschillende oorzaken zfi a er te noemen, welke, zoo God het niet verhoedt, maar al te dikwijls leiden tot afwijkingen in leer of leven. Op een enkele vestigen we de aandacht. In 't algemeen kan worden gezegd, dat het geestelijk leven in onzen tijd niet hoog staat. Er is een niet te miskennen inzinking. Waneer ge met de leden der Kerk in aan raking komt, dan blijkt het U Ge kunt als Dienaren des Woords en als ambtsdragers daar van medespreken dat er weinig geloofsmoed wordt getoond, dat er groot gebrek aan ge loofsgehoorzaamheid is. Ik wil niet beweren, dat alles zoek is, vol strekt niet, maar er zijn er velen, die vroeger wellicht betere tijden hebben gekend, doch die thans weinig openbaren van het werk der genade, dat God met Zijnen Geest in het hart heeft gewrocht. Bjj sommigen waren het de voorspoed des levens, die het licht der genade hebben ver duisterd Bfi anderen was het de zorg, was het de gioote ellende, die ze leerden kennen van nabij, waardoor hun de vrede des harten werd ont nomen. Stoffelijke belangen hebben de geestelijke belangen in menig Christelijk huisgezin op zij gedrongen. De eischen van Gods Woord waren in veler oog voor deze tijden veel te absoluut en op allerlei wijze zocht men aan de klem van Gods ordinantiën te ontkomen. De oorlogstijd en de distributieperiode hebben menigeen in groote verleiding gebracht, e het kan niet worden ontkend, dat ook vele Gere formeerde Christenen zich aan openlijke of bedekte overtreding van de geboden Gods en van de voorschriften der wettige overheid hebben schuldig gemaakt. Natuurlijk heeft een dergelijke geloofsin- zinking in het huisgezin invloed op de jeugd in zulk een huisgezin. Het jeugdig oog ziet scherp. Als er strijd is tusschen theorie en praktijk, tusschen belijdenis en leven, dan is de jeugd geneigd, om op radicale wijze zoowel de praktijk als de theorie over boord te werpen. Er is zoo onnoemelijk veel geestelijke schade berokkend aan het zieleleven van menig kind, dat eertijds hoog opzag tegen zijn ouders, maar dat ten slotte niet meer de heiligende kracht van het Christelijk geloofsleven in eigen huise- lfjken kring kon speuren. En als dan de ouders straks wellicht door Gods genade met belijdenis van schuld terug- keeren, dan blijft niet zelden de herinnering aan het zondige en donkere verleden het jeugdige hart nog langen tijd bezoedelen cf verontrusten. Er is echter mee'. In alle kringen wordt geklaagd over de ver wildering der jeugd. Het .neutrale" onderwijs, dat opvoeden zou tot alle Christelijke en maatschappelijke deug den heeft het idfaal niet bereikt, maar heeft volkomen fiasco gemaakt. De band aan het gezag Gods en aan het gezag *an Gods Woord werd losgemaakt. Geen wonder, dat het kind, wanneer het reeds op jeugdigen leeftijd in zekere mate zelf standig is geworden, alle gezag gaat miskennen en doet, wat goed is in zjjn oogen. Door middel van lichamelijke opvoeding heeft men getracht te herstellen, wat de louter ver standelijke ontwikkeling, waarbfi d0 k0_ hoeften van het hart niet gerekend werd, had bedorven maar zelfs die lichamelijke opvoeding heeft onbedoeld de verwildering nog grooter gemaakt. En het zfjo, zooals bekend is, waarlijk niet de toegejuichte helden op het sportterrein die het leven op hooger peil hebben gebracht, die de taal der j^ugd hebben gekruischt en die tot een reformatie van het jeugdleven hebben medegewerkt AU-rlei wedstrijden, gewoonlijk op 'Jen Dog des Heeren gehouden, mogen in het oog van sommigen van de grootste, ja van nationale en internationale beteekenis zfineenigen tfid geleden werd het nog in een der grootste libe rale bladen het zittend kabinet als grief aange rekend, dat het zich niet op een voetbalwed strijd, te Amsterdam gehoudeD, bad laten ver tegenwoordigen volksveredelend en zede- verbeterend werken ze niet. De spieren worden er misschien door gestaald maar de ziel lijdt gebrek. Voegt daarbij D0£ d0 gevaren, waarmede hedendaogsche „kunst" in tooneel, bioscoop en prikkellectuur „de rjjpere jeugd" bedreigt en ge zult begrfipeD, dat ook ten opzichte van onze j*ugd waakzaamheid een gebiedende eisch van het oogenbhk is en dat de ambtelijke leidiDg hier een breed terrein van werkzaamheid vindt. Immers wfi moeten niet meenen, dat dat alles zonder invloed blfift op het zaad der Kerk, dat zelfs onopzettelijk met de verleiding op dit terrein in aanraking komt. Wanneer onze kinderen niet wel gewape d zijn en niet gewaarschuwd worden, dan worden zy, o zoo licht, meegetroond en ten slotte mee gesleept. Ze z\jn lang niet allen bestand tegen de verleiding en voor dat ze 't zelve weten of vermoeden, vallen ze reeds in de strikken, die hun gespannen worden. Voor een andere categorie van jeugdige personen brengt de arbeid, waartoe ze worden geroepeD, eigenaardige gevaren mede. In studie- en bedrijfsleven is zooveel, dat van den dienst Gods aftrekken kan. Vooral wanneer op de onderwijsinrichtingen, waarvan gebruik gemaakt wordt, geen rekening gehouden wordt met de openbaring Gods in Zfin Woord en wanneer de jeugd bij de uit oefening van het bedrijf, dat men koos, in een omgeving terecht komt, waarin godsdienst con trabande is en de vreeze des Heeren ten eenen- male ontbreekt. Wie in aanraking komt bijvoorbeeld met leerlingen van openbare Hoogere Burgerscholen of ook met andere jonge meDschen, die op kantoreü, in groote werkplaatsen, bfi het spoor- of in fabrieken ?ijn geplaatst, weet, dat menig maal het spreekwoord wordt bewaarheid „kwade samensprekiügen bedervengoedezeden", maar weet ook, hoe er dikwerf wordt gezaaid in het hart, het zaad van ontevredenheid wordt gelegd in de ziel, menige valsche theorie in het verstand wordt ingeprent en hoe <^n dat is gewoonlijk niet bjj de slechtsten het geval, menige vraag voor het bewustzjjn van deze jeugdige rjjst, welke om beantwoording roept. De jeugd wordt in onze dagen reeds vroeg groot. In het bedrijfsleven wordt ook voor onze jeugd de deur van allerlei organisatie reeds vroegtijdig opengezet. En het is niet altfid de goede organisatie, welke het meeste aanlokt. Het sociale vrbagstuk wordt ook door de jongeren op hunne wjjze bezien en opgelost. Menig probleem, waarmede mannen van naam op het gebied der wetenschap hun leven lang hebben geworsteld, is voor de jeugd, die ge woonlijk van radicale maatregelen houdt en spoedig met haar oordeel klaar is, weldra geen probleem meer. De jeugdjaren zjjn de jaren der reactie tegen alles wat vroeger onomstooteljjk vast stond. Ware wijsheid en bezonnenheid worden in dien tjjd gewoonlijk tevergeefs gezocht En ook als de nieuwe tjjden met hun wereldschok kende gebeurtenissen met nieuwe levensvragen tot ons komeD, dan behoeven wjj ons niet voor te stellen, dat onze knapen en jongelingen, onze meisjes en jongedochters altijd gedwee in het spoor van onze meening en van onze overtuiging zullen bljjven loopen, maar is het daartegenover juist in verband met het karakter, dat aan den leeftijd eigen is, veeleer te verwachten, dat ze op hunne wjjze zich een opinie zullen vormen, een meeoing, die niet zelden in tegenspraak is met datgene, wat ze in huis en van huis uit als vaste waarheid en als werkelijkheid hebben aanvaard. Willen we nu als ambtsdragers ook deze schapen eu lammeren van de kudde weiden, dan zjjn we geroepeD, om ons zooveel in ons ver mogen is, in den gedachtengang der jeugd te verplaatsen. We moeten den strfid en de moeiten onz8r „jongeren" zoeken te begrjjpen. We moeten hunne gedachten kunnen nadenken. Maar dan ook moet de rechte voorlichting worden gegeven, moet naar een oplossing van de bezwaren worden gezocht en moet ten slotte de rechte snaar worden aangeraakt, opdat de jeugdige ziel wordt bevredigd en eigen klein heid, maar Gods grootheid en wijsheid, Gods genade en ontferming mogen worden aan schouwd. In dit verband kunnen en mogen wjj met groote dankbaarheid wjjzen op hetgeen door het Christelijk vereenigiDgsleven tot behoud van het zaad der Kerk werd verricht. De Jongelingsver» enigiügen en met name de Gereformeerde Jongelingvereenigingen, die in haar Bond reeds zulk een machtige jeugd organisatie vormen en die thans, overeenkom stig der tjjden eisch, bezig zjjn, om uit te bouwen en den arbeid te verdiepen en uit te breiden, verdienen hooge waardeering ook van de zjjde der Kerk en der ambtsdragers. Met dank aan God mag worden gezegd, dat het Chr. Vereenigingsleven voor menigen jeugdige van jaren bet middel is geweest, om hem of baar te bewaren voor afdwaling, terwjj! tevens door de vorming voor Kerk en Staat en Maatschappij de lust tot onderzoek werd aan gewakkerd, de kennis werd vermeerderd en een degelijke voorbereiding werd geschonken voor het verdere Christelijk leven. Dat Chr. vereenigingsleven biedt een heil zaam tegengif tegen allerlei schadelijke in vloeden waarmede de geest des tjjds de Chris telijke jeugd bedreigt. Door middel van de knapen- en meiejesver- eenigingen worden de kinderen, die de Chiiste- ljjke Scholen verlateD, vastgehouden en wanneer de organisatie aan den eisch beantwoordt, kan er in deze jaren een hechte band worden ge legd, dia niet slechts voor het godsdienstige, maar ook voor het maatschappelijk leven van groote beteekens kan zjjn. Van de knapen- en meisjesvereenigingen moeten de opgroeiende kinderen des Yerbonds naar de JoDgelings- en Jongedochtersvereeni- gingen worden overgeleid. Op de vergaderingen van deze laatste komen vraagstukken ter sprake van allerlei aard. Wel bljjft het onderzoek van Gods Woord hoofdzaak, maar daarnaast worden ook politieke en maatschappelijke onderwerpen behandeld, wordt de belijdenis bestudeerd, de geschiedenis beoefend enz enz., en dat alles aan de hand van vertrouwde leiddraden, waar door menig jongeling en menige jongedochter voor verstand en hart een rjjken zegen ook voor het verdere leven hebben ontvangen Ongetwijfeld wordt door middel van dat ver eenigingsleven de zelfwerkzaamheid bevorderd. In zekere mate wordt een zelfstandig oordeel gekweekt, maar niet dan ia gebondenheid aan Gods Woord en de Belijdenis der Kerk. Zonder vrees voor tegenspraak kan worden beweerd, dat bjj het verrichten van deze werk zaamheden voorlichting van ouderen en wjjzeren zeer gewenscht wezen kan. Een tijdlang werd het werk van de Cbr. Ver- eenigingen zeer weinig op prijs gesteld. Dr zfin nog wel streken, waarin de ouderen helaas! weinig voor dat Chr. vereenigingsleven gevoelen. De ervaring wfist echter zoo duidelfik moge lijk aan, dat Dod door middel van dat veree nigingsleven Zfin koniakrfik heeft doen komeD. Ia plaats van miskenning verdient deze ar beid waardeering van de zfide der Kerk, meer waardeeriDg dan tot hiertoe aan het vereeni gingsleven geschonken werd. Maar meer ook dan tot hiertoe het geval was worde dat vereenigingsleven door de Kerk ge bruikt ale een hulpmiddel om „de rfipere jeugd" te houden onder de tucht van Gods Woord en om zoo mogelfik, hen, die afgedwaald zfiD, weer op den rechten weg terug te leiden. Er wordt heden ten dage op vele plaatsen veel werk gemaakt van Evangelisatiearbeid, van kerkelijke Evangelisatie, om het verlorene op te zoeken en de afgedoolden terecht te brengen. Een uitnemend werk Maar laten de Kerken niet verzuimen, om in eigen kring alle krachten te ipobiliseeren, ook de jeugdige krachteD, opdat door gemeenschap- pelfiken arbeid de jeugd der Kerk geregeld lei ding geniete en voorlichting ontvangt, zoodat ze tegen afdwaling wordt bewaard 1 Het Chr. Vereenigingsleven is geen tak van Evangelisatie maar is de organisatie van de Chr. jeugd, van de kinderen des Verbonds, die onder de beademing van het Evangelie leven, maar ook moeten blfiven leven en bfi wie liefde tot den dienst des Heeren. tot de Kerk, tot allen arbeid in Gods koninkrfik moet worden gekweekt. Renting. Het voornemen van Daniël werd tot een daad. Dit is niet met alle voornemens het ge val. Het is een bekend gezegde, dat de weg naar den afgrond met goede voornemens ge plaveid is. De liefelfike geur der stukken van de spfize des koniugs heeft menigeen zfin goede voornemens doen vergeten, en zfin beloften doen verzaken, en tot ontrouw aan zfin beginsel verlokt. Ook in onze dagen wordt bfi vele christenen die vastheid van beginsel gemist, welke hen beslist en volstandig weigeren doet zich te verontreinigen met de stukken van de spfize des koniDgs en met den wfin zfins dranks. Ge ziet er zoovelen, ondanks hun beginsel, meegaan met de wereld, eerst een mfil, dan twee mfilen, dan hoe laDger hoe verder eerst schuchter en aarzelend, allengskens vrfimoediger. Men oordeelt, dat de disch der wereld toch zooveel goeds en aangenaams biedt, dat men door het strakke vasthouden aan zfin beginsel zooveel zoets en schoons moet misseD, en dat men op het stuk van de reinheid der spfizen toch ook wel wat al te kieskeurig en wat al te puriteinscbgezind kan zfin. Men heeft wel be ll >ofd, dat men de wereld zou verzaken, maar men meent, wanneer men die wereldverzaking al te ver doortrekt, dat dan toch het leven al te zeer verarmt. Aspenaz meende immers ins- gelfiks, dat Daniël en diens vrienden te veel zouden verarmen en bfi andere jongelingen achter zouden komen te sfc*an, indien zfi niet aten van 's konings tafel. Zoo vreezen ook in onzen tfid niet weinigen, dat zfi met het streng doorgevoerde beginsel der wereldverzaking te veel zullen verarmeD, buiten de beschaving, buiten de cultuur, en buiten de levensgenieting zullen komen te staan. Ze ruiken de geur der spjjzdD, en het gaat hun aan het hart, dat zfi ter oorzake van de onreinheid der spfizen het fijne ervan zullen moeten ontberen. En zoo ziet ge hen dan toegaaD, eerst beschroomd en tersluiks, later vrfimoediger tot 's werelds discb, omdat het vaste voornemen des harten ontbreekt. Bfi Daniël werd het voornemen tot daad, want het was een voornemen des harten. Inner- lfik in de verborgenheid van zfin gemoed had hfi een vast verbond gemaakt om liever van alle schepselen of te gaan en die te laten vareD, dan iets te doen tegen Gods heiligen wil. Bfi een besliste levenskracht krfigt ook de levenspractfik zfin vastigheider komt een zekeren, beslisten gang in het leven en men eet dan liever van het gezaaide en drinkt liever water in Gods gunst dan zich te verontreinigen met de stukken van de spfize des konings. Daniël verstond den eisch van zfin beginsel. En aan dat beginsel verpandde hfi zfin trouw. Hfi had gezworen en hfi zou het bevestigen! Zfin „heilig ja zou hfi gestand doeD, het vermaande en verplichte hem tot een even „heilig neenDie de heerlfikheid van het „heilig ja!" kent, die kent ook de heerlfikheid van het „heilig neen!" Het levensbeginsel, de beginselvastheid, de beginseltronw beslissen langs de geheele linie over de levenspractfik. Het blfikt bfi Daniël ook, d »t beginseltrouw niet leidt tot levensverarming. Reeds na een proeftfid van tien dagen bleek het, dat hun gedaanten schooner waren, en zfi vetter waren van vleesch, dan al de jongelingen, die wel de stukken van de spfize des konings aten. Beginseltrouw leidt niet tot levensverarming. Wel zfin er vele diDgen waaraan de christen niet deelnemen kan, omdat ze ocreiu zfin vaak schoone dingen, aangenaam voor den smaak en streelend voor de zinnen. Maar dit gemis verarmt den christen niet, omdat er daartegenover zoovele andere dingen zfin, welke strekken tot verrfiking zfins levens, terwfil de wereld daarin armoede lfidt. God gaf aan de wereld en kerk een ver schillenden rijkdom. Vóór den zondvloed gaf God aan Kaïns geslacht de gave der schoon heid, aan het geslacht van Seth de gave der Godsvrucht. Onder het oude verbond bedeelde de Heere de heidensche volken, Egypte, Babel, Griekenland, Rome met de gaven der cultuur, der kunsten en der wetenschappen, aan Israël schonk Hfi den schat der zuivere, waar religie. Ook heden vindt ge bfi de wereld den rfikdom der goederen, die dienen tot streeliug der zin nen en tot levensgenieting, terwfil Hfi zfiu gemeente kleedde met het sieraad der Gods- vreeze en der heiligheid Zoo bestierde eu beschikte het God. Laat ons de palen niet verrukken. Ge weet, wat voor den zondvloed geschied is. De zonen Gods, nalatende hun beginsel, zagen de dochte- ren der menschen aan, dat zfi schoon waren. Zfi aten van de stukken van de spfize des koniDgs Het fjne maar onreine. En ge weet ook de uitkomst. Ze gewonnen de schoonheid en ze verloren de heiligheid. God zegt niet tot zfin volk: jaagt naar schoonheid! Maar: jaagt naar heiligheidEen heilige kerk is heerlfiker dan een schoone wereld. Vergeet ook niet, wat Abraham gezegd heeft tot den rfiken man, die prachtig geleefd had „gfi hebt uw goed ontvangen in uw leven, en Lazarus desgelfiks het kwadeen nu wordt hfi vertroost en gfi lfidt smarteD." Het is voor Gods kind hier veel verloochening ter wille van de heiligheid, maar daarna komt voor hem het leven der heerlfikheid, dat is der ongerepte en onbezoedelde schoonheid. Mocht al Gods volk toch beginselvast en beginseltrouw zfin. De wereld brengt vooral tegenwoordig haar fijne maar onreine spfizen ons vlak voor den mond. Welk een verzoeking is het dan om er niet van te eten En hoeveleu aten er van in allerlei graden van vrfimoedig- heid. Maar het is od blfift de disch der wereld. Het zfin ongekeurde spfizen. Ge kunt ze niet eten en tegelfik een echte, trouwe zoon van Israël zfin. Wat ge aan schoonheid wint, dat verliest ge aan heiligheid. Bron van deze beginseltrouw is Jezus, de Nazarener, die gekruisigd isdie niet paste in het kader eener schoone wereld en die dan ook door haar is buitengeworpen. Maar deze Jezus volbrengt zfin kracht in de zwakheid van allen, die tot Hem komen en zeggen: „Heere, mfin ziel dorst, niet in de eerste plaats naar schoonheid, maar naar heiligheid!" Hoe dichter gfi u houdt bfi deze bron des te vaster worden uwe gangen, des te beslister wordt uw levenshouding, des te trouwer blfift ge aan uw „heilig ja!" Hoe de wereld lokt met de stukken der spfize des konings, en hoe- z-er ook uw zinnen begeeren naar schoonheid, ge ruilt het reine niet voor het fijne; het is bfi u „neen!" en het blfift bfi n „neen!" En ge denkt bfi veel verloochenen aan de heerlfike vergelding des loons in het toekomende leven van blinkende schoonheid. Ed vroolfik draagt ge uw kruis, etende van het gezaaide terwfil de wereld haar goed heeft in haar leven, de stukken van de spfi'.e des konings en den wfin zfins dranks. Laman. Een Engelsch schrfiver doet de volgende me- dedeeling, die wel ter harte mag genomen wor den, door allen die zich meesters in de wfisheid achten. Het is eigenaardig, zegt hfi, op te merken, hoe in den loop der jaren de opinie van den zoon ten opzichte van den vader zich wfizigt. Ik neem me zelf als voorbeeld. Toen ik 10 jaar oud was. meende ik dat mfin vader alles wist; op 15-jarige leeftfid, dat ik wel 2 maal zooveel wist en op 30-jarigen leeftfid vroeg ik hem zelfs nimmer in eenig ding om raad maar op 40-jarigen leeftfid bemerkte ik, dat vader zeker evenveel wist als ik; en toen ik 50 jaar was, begon ik te begrfipen, dat mfin vader de meest verstandige en wfizeman van de wereld was. Wie ooren heeft om te hooren, jonge man nen, die hoore

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 2