Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
34© Jaargang.
Vrijdag 4 Juni 1820.
N©. 23
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds G. F. KERKHOF te Oost-Souburg,
fssis Mmtïm0.0. I l t i ÜEE8, l 0. IIELEI6A, F. I i. E80E, B. MEIJER. H. P. M. 6. OE WALLE sa F. J. iOLF.
BROEDERS, EN TOCH GEEN BROE DERS.
Aanleiding tot het spreken van deze
gelijkenis was een vraag door een der om
standers tot Jezus gericht„Door wat
macht doet Gij deze dingen".
Eigenlijk was dat een vragen naar den
bekenden weg. Want de Joden wisten heel
goed, door welke macht Jezus zijne teekenen
en wonderen verrichtte. De volksconsciën-
tie getuigde, dat deze Jezu3 van Nazareth
was een man van God gezonden.
Evenzeer wisten zij met zekerheid, dat
Johannes de Dooper een gezant Gods ge
weest was. Toch geloofden ze niet in zijne
prediking. Waaromniet? Omdat hun ver
harde hart er niet aan wilde, om vóór
den Doop schuldbelijdenis af te leggen.
Op Jezus' vraag of Johannes' Doop uit
den hemel of uit de menschen was,
bewaarden zij met opzet een listig stil
zwijgen. Zij, die pretendeeren alles te
weten, kwamen nu voor den dag meteen
n o n 1 i q u e t wij weten het niet. Maar
ze wisten het opperbest 1 Doch zij hadden
er hun geheime motieven voor, om zich
niet uit te spreken. Eu toen hield de Heere
Jezus dien Farizeeër vol inbeelding en
eigenwaan, vol hoogmoed en eigengerech
tigheid, twee portretten voor oogen
van twee broeders, om te laten zien,
dat de een de ware broeder niet
was. Het eene portret was sprekend ge
lijkend op een Farizeeër. Het andere portret
leek duidelijk op een tollenaar of hoer.
En de Heere Jezus liet ze er inloopen, door
hun zelf het antwoord te ontlokken, dat
wel de tollenaar, maar niet de Farizeeër
de ware zoon des Huizes, de ware broeder
was.
Iemand had een wijngaard te bearbeiden
en droeg die taak op aan zijn twee zoons,
broeders van hetzelfde huis. De een stelde
zich aan als een werkstaker, maar deed
toch bij dieper nadenken, wat van hem
gevraagd werd. De ander stelde zich aan
als een werkwillige, maar liet na 's vaders
bevel op te volgen. Reeds in het toespreken
van zijn vader als „h e e r" toont die
tweede niet de rechtgeaarde zoon te zijn
hij heeft meer van een huurling weg.
Die twee broeders hadden één punt
van overeenkomst. Ze waren eigen
lijk beiden onwillig.
Maar de een bekeert zich van zijn on
willigheid.
En de andere verhardt erin.
De een leerde zijn onwil kennen, en zich
er over schamende, brak bij er mee. Die
PBRSVBRBEK1GING ZEEUWSCHB KERKBODE
Adras vaa de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
was door genade willig gemaakt.
Maar de andere veinsde maar gewillig
heid, doch bleef inderdaad precies zoo
onwillig als hij van nature was.
Zou dat tweeërlei beeld ook nog niet
gevonden worden onder de Christenen van
onze dagen
Wij worden allen geroepen door de
prediking van het Evangelie om den Heere
onzen God en Vader in de hemelen te
dienen op Zijne heilige erve naar Zijn Woord.
Onze roeping is den Heere te dienen met
blijdschap, niet in den geest der dienst
baarheid, maar in den geest der vrijheid
der kinderen Gods, die belijden Uw liefde
dienst heeft mij nog nooit verdroten".
En tot dien dienst van onzen Vader in
de hemelen worden wij geroepen in eiken
levenskring, waarin wij ons bewegen.
In het persoonlijke leven Door ootmoe
dig en oprecht te wandelen voor Gods
aangezicht.
In het gezinsleven, door dat in te rich
ten naar Zijne ordinantiën. In het gees
telijke leven, door geen vormendienst uit
sleur of gewoonte er op na te houden. In
het kerkelijk leven, door geloovig gebruik
te maken van Woord en Sacrament. In
het maatschappelijk leven, door rekening
te houden met de eischen van Gods Woord
voor allerlei onderlinge verhoudingen. Zoo
wijd ons leven zich vertakt, overal komt
de eisch»Doe wat Ik u gebiede, en
z o o a 1 s Ik het u gebiede".
Daartoe is noodig, dat wij g a a n, ons
opmaken om onze oude natuur te kruisi
gen, ons zeiven te verloochenen, de wereld
vaarwel te zegge a en te verlaten, en al
dus te volbrengen den wil onzes bemel-
schen Vaders. Dat moet onze dagelijksche
spijze zijn.
Velen in onze dagen gelijken op dien
tweeden zoon. Ze zijn schijnbaar o zoo
werkwillig. Ze zitten vol beste voornemens
en prachtige plannen. Maar zoodra zij
bemerken, dat de ware dienst des Heeren
hen op veel te staan komt wat hun lief
is, wat hen geestelijke inspanning en zelf
verloochening kost, doen zij niets. Dan
komt hun natuurlijke onwil en traagheid
en geesteloosheid pas recht aan den dag.
Trouw kerken, gaarne hooren preeken,
stichtelijke stukjes lezen, en ze mooi noe
men, dat alles gaat van een leien dakje,
maar in hart en leven met de zonde
te breken en God den Heere te dienen in
geest en waarheid, daar komt nooit iets
van.
Straks slaat de ure hunner aflossing van
hun aardsche taak. Zij worden geroepen
om te verschijnen voor de vierschaar van
den Vader in de hemelen, wiens kinderen
zij zich mochten noemen, krachtens hun
leven onder het Verbond.
Wat zal 't oordeel zijn over hen, die in
eigen gerechtigheid geweigerd hebben in
hun hart en leven ootmoedig te buigen
voor den wille Gods?
»Ga heen, gij, ontrouwe dienstknecht
die den naam van sbroeder" ten onrechte
hebt gedragen. Ga heen, Ik heb u nooit
gekend
Anderen gelijken op den eersten zoon
uit deze gelijkenis. Zij betoonen zich op
t hooren van Gods roepstemmen eerst
onwillig. Zij komen soms zoo rond en ruw
weg voor hun ongehoorzaamheid uit. 't Lij
ken werkstakers.
Daarom moeten ze nog niet losgelaten
worden. Houd maar aan tijdig en ontijdig
hun op het harte te binden den wil des
hemelschen Vaders. Ten slotte gaat dat
woord hen op de ziel wegen als eon last,
als lood zoo zwaar, en zij komen tot be
keering van hun vroegeren onwil, en doen
bijna ongemerkt en ongedacht wat naar
des Heeren Woord hun roeping is.
Dio eerste onwil was zoo echt de stem
van het natuurlijke, booze hart. Maar zij
leerden zichzelven kennen in hun ware
wezen, als schuldige zondaren voor God
den Heere.
Later wordt die onwil met tranen van
droefheid naar God beweend, en gewillig
gedaan, wat de Heere van al de zijnen
eischt. Dan wordt ingezien, hoe verkeerd
het was tegen die welmeenende stemmen
van Gods Woord in te gaan. Dan wordt
met de bede om schuldvergiffenis, de roe
ping Gods getrouw en in alle deelen op
gevolgd.
En wat zal het eindoordeel wezen
»Wel, gij, goede en getrouwe dienst
knecht 1 over weinig zijt gij getrouw ge
weest, over veel zal Ik u zettenGa in,
in de vreugde uws Heeren".
In welk van die twee portretten ont-
dekt gij, lezer of lezeres, de gelijkenis van
uw eigen persoon?
Hebt ge uw hart leeren kennen als van
nature onwillig om Gods roepstem te vol
gen Verstaat gij, dat gehuichelde
gewilligheid sluit buiten het Koninkrijk
Gods Weet gij al en hebt gij 't al onder
vonden, dat God zelf van o nwilligen
willigen maakt door de kracht Zijner
genade? Zijn Geest buigt onzen wil om,
zoodat wij in alles ootmoedig leeren vrag8n
Heere, wat wilt gij dat wij doen zullen
en daarna ook dien wil betrachten.
Beter is het in eigen oogen een onwil
lige en inderdaad een gewillige dienst
knecht Gods te zijn, dan in eigen oogen
een gewillige, maar inderdaad een slechts
schijnbaar gewillige, die evenwel n a 1 a a t
des Heeren wil te betrachten.
Het punt, waarop alles aankomt, is
Hebt gij uw natuurlijken onwil leeren
kennen en met schaamte belijden Dan
zult gij ook van bekeering kunnen
meespreken. Dan is het uw lust om altoos
te gaan, waar de Heere u roept. Dat is
het kenmerk van den waren brooder,
van het oprechte kind Gods.
En dan vindt in uwe ziele het lied
weerklank
»Is ons zielverdervend eigen
Nog zoo dikwerf ongezind
Om zich naar Uw wil te neigen,
Waar ons hart slechts rust in vindt,
Werp die trotschheid dan, o Heer!
Door Uw Geest, in ons ter neêrl"
Militair Tehuis.
Zeenwsche Kerkbode.
Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 90 cent.
Afzonderlijke nummers 7 cent.
Advertentieprijs; 15 cent per regel; bjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke redactie.
Maar wat dunkt u? Een menscli had
twee zonen, en gaande tot den eerste,
zeideZoonga heen, werk heden in
mijn wijngaard.
Doch hij antwoordde en zeideIk wil
nieten daarna berouw hebbende ging
hij heen.
En gaande tot den tweede, zeide des
gelijks, en deze antwoordde en zeide
Ik ga, heer en hij ging niet.
Wie van deze twee heeft den wil des
vaders gedaan Zij zeiden tot Hem de
eerste. Jezus zeide tot hen Voorwaar Ik
zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u
voorgaan in het Koninkrijk Gods
Matth. 21 .8-31
ÜITHAYI TAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Kerkhof.
KKMMJ&MJTK LITEM,
Aan L. te Hoek.
Meermalen hebben we meegedeeld, dat we
geen stukken opnemen, wanneer we den naam
van den inzender niet kennen, Daarom hebben
we ook moeten laten liggen, wat u ons beeft
gestuurd. Er stonden wel de eerste letters van
uwe namen onder, doch dit is niet voldoende.
Wijl het denkelijk goed is om dit nog eens
te zeggen, wijl het wel niet vaak, maar toch
nog al eens voorkomt, meld ik u dit, opdat
het ook voor anderen een herinnering kan zijn.
Ik neem meteen deze gelegenheid waar om een
misverstand, dat bij u en mogelijk ook bij an
deren gerezen is uit den weg te ruimen.
De Z. Kerkbode is heelemaal niet tegen ziDgen.
Hoe zou het küDnen. Het is een van de
schoonste gaven, weike God aan zijn menschen-
kinderen verleend heeft. Het leven is vol
van moeite, maar wat zou het zijn, indien eens
geen enkel lied meer aangeheven werd. U wijst
er terecht op de vogelen en wie luistert niet
gaarne naar het gefluister van een merel of
lijster, naar het gezang van een leeuwerik,
welke in het stille veld steeds hooger en hoo-
geir stijgt en zijn welluidende toonen steeds
duidelijker doet hooren. En ook de zachtere
geluiden van zoo menigen kleinen zanger zijn
schoon en treffen het gevoel.
We achten het een voorrecht wanneer een
onderwijzer op school lust heeft onze kinderen
zingen te leeron. Onderscheidene malen luisterde
ik met intens genot, als een klas onder bege
leiding van muziek een vers zong. Uit den
mond der kinderen heeft God zich lof toebereid.
Het is dan ook goed, dat er in menig gezin
een orgel is, dat door zfjn klanken het gezang
aan de leden der huisgezinnen vergemakkelijkt.
Er wordt in onze kringen nog veel te weinig
gezongen en elke poging aangewend om hierin
verbetering te brengen moet aangemoedigd
worden.
Hoe vaak is er reeds geklaagd, dat ons kerk
gezang niet is, wat het wezen kon, en we zijn
het daarmede van harte eens. Hier is nog een
arbeid te verrichtten, waaraan de onder
scheidene zangvereenigingen wel eens hun
krachten mochten beproeven.
Maar het stuk, dat U aanleiding gegeven
heeft eenige opmerkingen ten beste te geven,
bestreed het misbruik van deze edele gave,
door haar te wijden aan den dienst der wereld.
Er was reden toe. Hoe vaak wordt de zang
gebruikt tot streeling van de zinnen en tot het
opwekken van verkeerde lusten en daartegen
kwam het op.
Sta me toe er nog aan toe te voegen, dat het
klaaglied in deze wereld evenveel recht heeft
als de lofpsalm en dat beide er altijd bestaan
op de heilige erve.
Onlangs hebben we een opgave van gelden,
welke voor het Militair Tehuis van Middelburg
bij ds. Jonker ingekomen waren, geplaatst en
nu laten we volgen een opgave van den heer
Kanon, vader van het Tehuis.
Koudekerke f 190 Sarooskerke f 129; Grj'ps-
kerke f118,90; Veere f 61Nieuwdorp f60;
Geref. kerk Middelburg f 20 idem Rilland
f34,24; idem Geersdijk f 16,76Wolfaartsdijk
lijst f 101,75 coll. Domburg f 16,28 gift van
dhr. Ogtrel Axel f 5,Smallegange Terneuzen
f2,50. Totaal f755,47. Was te kort f 4500.
Af 755,47. Blijft 3744 53.
Uit deze opgaven blijkt, dat er een tekort
van f 4500 was sn dat dit nu geslonken is tot
f 3744,53. Dit i9 inderdaad een bewijs, dat er
voor dit doel veel geofferd is. Maar er blijkt
ook uit, dat er nog bijna f 4000 moet inkomen,
indien het geheel zal verdwijnen.
Het lijkt me toe, dat velen dit niet weten.
Anders zouden zij allicht een kleine of groote
bijdrage gestuurd hebben daarom vestigen we
gaarne ae aandacht hierop in 't vertrouwen,
dat indien menigeen het ziet, er bereidwillig
heid zal zijn om mee te helpen.
Het Militair Tehuis verdient toch onzen
steun. Als onze zonen uit hun eigen omgeving
naar Middelburg moeten om hier hun militaire
plichten te vervullen, dan zijn zij blijde dat er
een Tehuis is, waar zij in hun vrijen tijd kun
nen doorbrengen. Zij missen veel en zulk een
inrichting vergoedt hun veel. Voor de ouders
is het ook een geruststelling, wanneer zij weten,
dat hun zonen daar heengaan, want dezewor-