Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 34e Jaargang. Vrijdag 18 Februari 1920. No. 7 UIT HET WOORD. RedacteurenDs. L. BOÏÏMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Mi lidiwirkirsD.D. R. J. i. i VEER, J. D. HELE», F. J. v. i. EIDE, B. MEIJER, H. P. M. E. DE WALLE id F. W. J. WOLF. PBRSVBREENIG1NG ZBBUWSCHB KERKBODE. DE ZONDE EEN SCHEIDSMUUR TUSSCHEN GOD EN ZIJN VOLK. De blinde heiden ia van God gescheiden zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, vreemdeling van de verbonden der belofte, geen hoop hebben de, en zonder God in de wereld. Een vreeselijke toestand. Een noodstand die roept om het evangelie. Kerken die Christus hebt, maar ook zijn bevelen kent, predikt ihet evangelie den heidenen. De blinde wereld in de Christenlanden ia van God gescheiden. Zij heeft Christus verworpen, het burgerschap Israëls gebaat, de verbonden der belofte veracht, is zonder hoop en zonder God. Vreeselijker is die toestand dan van den blinden heidon. Hier is het heil verworpen. Vreeselijk is het in te denkea, dat in de wereldzee zelfs goede visschen mee af kunnen drijven. Kerken, werpt het vischnet uit midden in de wereldzee om te redden wat te redden is. De gemeente des Heeren, wanneer zij zondigt tegen God en zondigende zich niet bekeert, werpt een muur op tusschen zich en God, is van God gescheiden, en Gods gunstrijk aangezicht is voor haar verbor gen. Die toestand is het vreeselijkst. De heiden is in de duisternis. De wereld ziet het licht niet. Hier is het licht, wordt het gezien. Hier is God, wordt Hij gekend. Wordt hier gezegd, wij hebben de duister nis liever dan het licht, en rijst straks hoog de scheidsmuur op tusschen God en tusschen zijn volk, dan ligt daar de zon daar van God gescheiden, zonder hoop, bedreigd met het oordeel. En waar hij bidt is zelfs het oor des Heeren gesloten. Kerken dreigt hier ook gevaar Is er ook oorzaak om te waarschuwen Israël gevoelde, eerst in geestelijke ballingschap, straks waarlijk door God weggevoerd in een vreemd land, er is een scheidsmuur tusschen God en ons. Jesaia kwam hem prediken hoe die muur daarop rees. Uwe ongerechtigheden maken een scheiding tusschen u en uwen God, uwe zonden verbergen. Gods aangezicht van u lieden. Zoo was Israël zelf de oor zaak, dat die scheiding kwam. Daar staat die scheidsmuur. Eu hoor nu eens Israël achter dien muur. Klaagt het zich zelf aan? Slaat het zich zelf op de borst Baadt het zich in tranen Weent het in droefheid naar God? Beluistert een oogenblik hun gesprek, en gij weet het antwoord. Israël klaagt over God. Of zijn hand is verkort, dat Hij niet redden kan, of zijn barmhartig heid wijkt voor zijn toorn. God is niet goed. Van God wordt gelasterd, op God wordt de schuld geworpen, ziedaar wat gij luisterend hoort. De lippen spreken valsch- heid, de tong dicht onrecht. Voor de ge rechtigheid roept niemand, voor de waar heid begeeft zich niemand in het gericht. Arm Israël hoe zijt gij zoo verblind^hoe zijt gij van uw God vervreemd? Is er ook onder ons in ramp en tegenheid niet soms dezelfde verblindheid? Wordt er nog niet onder 's Heeren volk soms lasterlijk van God gesproken? Hoort gij het somtijds niet, dat onbekeerden de schuld op God gaan werpen Dan komt ook tot ons de zelfde ernstige beschuldiging. Uwe onge rechtigheden maken een scheiding tusschen ulieden en tusschen uwen God, uwe zon den verbergen het gunstrijk aangezicht van uwen God van ulieden, dat Hij niet hoort. Hoort en ziet nu ook eens den God van Israël. Is het waar, dat zijn hand is ver kort, dat zij niet zou kunnen redden, dat zijn oor zwaar geworden is, dat het niet zou kunnen hooren, dat zijn barmhartig heden door toorn toegesloten zyo, dat zijn toezegging een einde heeft? De Ileere ziet de zonde van Israël en het is alles kwaad ia zijn oogen. Is Israël in 's Heeren wegen, met welgevallen beschouwt Hij zijn volk. Wendt Israël zich af van God, gaat het op den weg der ongerechtigheid, Gods oogen zijn te rein om dit te aanschouwen. Laat God nu zijn volk los, geeft Hij het over in heiligen toorn? Hij ontzet zich, dat niemand het voor het recht opneemt, dat er geen voorbidder is. Het volk mag lasteren van God, Gods oor mag het alles hooren, Gods gedachten zjjn om dit volk te redden. Een Verlosser zal Hij tot Zion zenden. Voor allen die zich bekeeren van de overtreding in Jakob, zal deze ten Redder wezen. Israël sta beschaamd. Terwijl gij zon digend, lasterlijk denkt en spreekt van uwen God, is Hij bezig in zijn eeuwige liefde u een weg tot behoud te bereiden, om zelfs wederhoorigen altijd bij zich te doen wonen. En laten wij met Israël be schaamd staan over zooveel liefde tot zijn ondankbaar volk. Denkt u een oogenblik den toestand van Israël is, gescheiden door een scheidsmuur van zijn God. Gods oog ziet wel zijn volk. Zijn oogen zijn in alle plaatsen, beschou wende de kwaden en de goeden. Niemand kan zich in verborgeno plaatsen verbergen, dat God hem niet zou zien. Godisovera', nochtans is Hij verre van den goddelooze. Als door een muur van God gescheiden zit daar Gods volk neder, nabij God en toch verre van Hem. God is barmhartig en genadig, gunstrijk is zijn aangezicht, Maar Israël kan en mag het niet zien. Het is voor hem verborgen. Uwe zonden verbergen het aangezicht van ulieden. In hoe droeven toestand ver keert nu Israël. God heeft zich met een wolk bedekt, zoodat er geen gebed door komt. God hoort niet als zij roepen. Der goddeloozen geroep hoort Hij niet. Gods gunste wordt gemist, Gods toorn wordt gevoeld. Verzonken in ellenden, komt er een roepen tot God, maar nog niet van harte. Zij roepen, zij kermen, maar de hemel is gesloten. Op wolken staart het oog, waar het Gods aangezicht wil vinden. Een dichte, hooge muur belet den toegang tot God. Geen smeeking of gebed, geen kloppen of roepen zal dien muur doen vallen, veelminder dreigen of verwijten. Verbroken is de gemeenschap met God. God is ongenaakbaar voor zijn zondigend volk, kan echter wel tot zijn volk gena ken om het zijn ongenoegen, toorn en wraak te doen ondervinden. In gemeenschap met God wordt gesmaakt een beginsel en voorsmaak der eeuwige vreugde. Gescheiden van God als door een muur, beladen met Gods toorn roepend tot Hem, terwijl Hij niet hoort, is er een beginsel en voorsmaak der eeuwige pijn. Kan die scheidsmuur dan niet weer vallen, zal die altijd blijven Kan die wolk niet meer weg, die het gunstrijk aange zicht vaa God bedekt. Is er geen middel waardoor de zondaar van God gescheiden, weer in gemeenschap met Hem kan wor den opgenomen? Gode zij dank, j 9. Den wijzen en verstan- digen mag het verborgen zijn, den kinder- kens is het geopenbaard. Hoe eenvoudig zijn voor die den Heere vreezen, de ver- bondsgeheimen Gods. De zonde is als een eeuwige scheidsmuur tusschen God en den menscb. Niet de mensch, alleen God kan dien Scheidsmuur doen vallen. God deed dit toen Hij zijn eeügeboren Zoon overgaf in den dood, toen Hij ons aller ongerechtigheid op Hem deed aanloopen, toen Hij zijn eigen Zoon, onzen Heere Jezus Christus tot een vloek deed worden aan het kruis, toen op Gol gotha aan 't vloekhout 's Heilmds lippen zich openden tot het: «Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij vorlaten», Toen deed God den scheidsmuur vallen, was God in Christus de wereld met zichzelf verzoenende. De levendmakende Geest, welke Christus door zijn dood verwierf, maakte nu heel Christus' gemeente en elk zijner gekochten tot een tempel des Heeren. God woont in 't midden van zijn volk. Maar leeft of valt nu één van Gods kinderen in zonde, dan verheft zich opeens weer die scheidsmuur. Daar staat hij weer, onverbrekelijk. En staart het oog naar boven, met wolken is de hemel bedekt. Alles prediktGeen verzoening voor wie in zonda leeft. Het is het gekneld liggen in banden des doods, waar d' angst der hel allen troost doet missen. Maar, o wonder van Gods genade. Hoort hoe God roept: «Laat u met God verzoenen». Hoe Hij zegt: «Wie zijn zon de belijdt en laat, dien zal barmhartig heid geschieden. Zie Gods liefdehand gereed om de scheiding weg te nemen. Wie zich voorneemt zijn zonde voor God te belijden uit diepten tot God wil gaan roepen in waarachtig berouw, die zal ondervinden, dat God antwoordt eer hij roept, dat God den muur doet vallen eer helsche kwelling angst tot wanhoop kan doen stijgen, dat God niet ophield Vader te zijn, voor wie als kind in zijn huis verkeeren wil. De ongerechtigheden maken scheiding, de zonden bedekken Gods aangezicht. Muur en wolken blijven, zoolang gij de zonde liefhebt. De muur valt en de wol ken verdwijnen, zoodra God waar berouw bij u vindt. Hersteld is dan de verbroken gemeen schap, en gij leeft weer met en bij uw God. Zal het nu bij u zijn«'k Zal dan ge durig bij U zijn Ternenzen. S. Groeneveld. KEBKffiLIJK LETEN. Versteening. AbOUtmciktsprtysper kwartaal bp vooruitbetaling 75 cent. Afzonderlijke nnrnmers 6 cent. AdYtrttltUprtyl t 10 cent per regel bp jaarabonnement van minstens 500 regels belangrpke reductie. UITttAYi VAN DE Aflrsi vaa dt Administratis Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelbar* Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlpk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Maar uwe ongerechtigheden maken eene scheiding tusschen ulieden en tusschen uwen God, en uwe zonden verbergen het aangezichte van ulieden, dat Hij niet hoort. Jes. 69 2. Als men ouder wordt, verwondert men zich niet zooveel als vroeger. Onwillekeurig moet men vaak denken aan 't woord van den wijzen Prediker, dat er niets nieuws onder de zon is. Wat er thans is, is er voorheen ook geweest. Toen ik nog jong was, hoorde ik menigmaal, dat zij, die buiten de kerken der Afschei ding stonden, zeiden ja, de mannen vaa '34 hebben het goed bedoeld, maar het komt toch verkeerd uit. Vroeg ik dan, waarom denkt ge dit, dan was steeds het antwoordUwe kerken staan te veel buiten het leven Zg trekken zich te veel op eigen terrein terug en het zal op den duur er mede gaan als met de doopsge zinden. Het viel me niet moeilijk om aan te toonen, dat deze vergelijking niet opging, want de laatsten hadden toen reeds lang hun stand punt verlaten téngevolge waarvan de moderne wateren heel hun terrein overweldigden veeleer had naar mijn gedachte een ongeloovig doctor geljjk, die beweerde, dat de Mennisten met den geest van dien tijd meegegaan waren. Hoewel ik een dergelijk verwijt ongegrond achtte, had het toch eenigen indruk op mij gemaakt en ik greep de mg aangeboden gelegenheid om er eens met ds. van Andel, die destijds pas in Leeuwarden gekomen was over te spreken. Algemeen toch was bekend, dat hg een man was met een helderen blik en die het leven van zjjn tjjd verstond. Hg bedacht zich niet lang en zeide zakelijk het volgendeHet is in de eerste jaren der Afscheiding de toeleg van de toonaangevende mannen wel geweest om ons buiten het leven te dringen, maar het is hun niet gelukt De Afscheiding toch plaatste zich van meetaf op de historische grondslagen en kwam op voor de oude gereformeerde belg- deni*. Zg heeft nooit iets anders bedoeld dan om op de gelegde fondamenten voort te bouwen en aan het kerkelijk leven het spoor te wijzen, dat de Apostelen ons geteekend hebben. Terug wilde zg tot do wet en tot het getuigenis om tot een zegen te zgn voor land en volk. Dat zg niet buiten het leven staat, blgkt wel uit de felle bestrijding, welke zij te verduren heeft, want nog altijd maken velen zich op om haar tegen te staan. Bovendien gaat zg er op uit om door „inwendige zending" de boodschap des heils te brengen aan verlorenen en arbeidt zg onder de Heidenen. Neen het lgkt er nog niet veel op, dat zjj zich vastzetten zal in uit wendige vormen. Zoolang zg zoo actief bgft, als tot dusver behoeven we ons deswege niet te verontrusten. Daaraan dacht ik, toen ook nu weer de waarschuwing uitging tegen dit kwaad, dat thans naar sommiger oordeel de gereformeerde kerken bedreigde. De waarschuwing kwam ditmaal niet van buiten maar van binnen. Men meende zelfs ons het voorbeeld te moeten voor houden van de Grieksch-orthodoxe kerk, welke haar deuren en vensters sloot voor eiken fris- schen wind en voor elke verversching van lucht bang was. Wg weten, wat heillooze gevolgen dit gehad heeft en we werden daaraan herin nerd door wat er in den laatsten tgd in 't Oosten van ons werelddeel afgespeeld is. Ter goeder trouw oordeelden zg, dat zg hun stem moesten verheffen en zg zagen reeds het oogen blik, waarop de kerken in mummiën zouden veranderen, indien zg geen ruime baan lieten aan de beweging, welke zich binnen haar deed gelden. Begrgpen kunnen we ons, dat wie het zoo zag alles deed om het te voorkomen. Het zou dan ook vreeselgk zgn, als kerken met zulk een rgfee historie geen oog hadden voor de teekenen der tijden, en halstarig weigerden rekening te houden met de veranderde omstan digheden. In dit geval zouden zg allen invloed op ons volk inboeten en van lieverlede geheel verkillen en wegsterven. Waaruit bleek nu, dat de kerken aan dit euvel leden Op dit oogenblik wgs ik slechts op een der verschijnselen, 't welk het meest de aandacht trok. De belgdenia, welke we hebben, is uit de 17e eeuw. Sedert is er veel veranderd. De denkbeelden, de beschouwingen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1