Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 34e Jaargang. Vrijdag 9 Januari 1920. No. 2 UIT HET WOORD. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg, futi NidiwirkarsD.O. R. J. v. i VEEI, J. D. RIELEIGA, F. J. r i. EBDE, 6. MEIJER, H. P. M. G. DE WALLE u F. N. J. «OLF. PBRSVBREENIG1NG ZBBUWSCflB KERKBODE. Adres van ds Administratie JEZUS ALS MESSIAS IN EIGEN WOONPLAATS. Toen Jezus, na de verzoeking in de woestijn, ais overwinnaar van den duivel terugkeerde, ving Hij, zich bewust van zijne roeping als Israels Messias, zijne prediking aan in Galiléa. Hij leerde in het openbaar in de synagogen en bezegelde zijne prediking met wonderen. Het ge rucht vau Hem ging uit door het geheele omliggende land, en Hij werd alom ge ëerd en geprezen. Als opzettelijk meed Jezus nog de plaats, waar Hij was opgegroeid. Hij wist dat geen profeet aangenaam was in zijn eigen vaderstad. Eerst wanneer Hij in de na burige plaatsen welwillend ontvangen was, beproeft Hij het ten slotte ook in Naza reth. Daar moet in Jezus, die den mensch zoo waarachtig liefhad, een vurig verlangen geweest zijn, om ook aan dege nen, met wie Hij was opgevoed, de blijde boodschap te brengen, dat Hij lsraëls Verlosser was. Doch Jezus' prediking in Nazareth werd zgne eerste verwerping door zondige menschenkinderen. Dat tafereel in Nazareth is helaas spiegel beeld van Jezus' verdere ontvaDget onder Israël en tevens spiegelbeeld van het lot vaa Zjjn Evangeliewoord in de wereld. «Naar zijn gewoonte» ging Jezus op den :Sabbathdag naar de synagoge.... Komt vook gij naarstiglijk tot de samen vergade ring der geloovigen, iederen rustdag liefst meer dan eenmaal Dat tusschen twee haakjesEn toen hem de rol van Jesaja's profetie gegeven werd, om daaruit voorlezing le doen, sloeg Hij op en las vóór die machtige profetie van de komst van het Messiasrijk, waarin Messias zelf geteekend wordt als Christus Conso- lator, als de vau God gezalfde Trooster, En aanstonds voegt Hij er aan tGe «Heden is deze Schrift in uwe ooren vervuld 1» Jezus toonde aan zijn volk in zijne pre diking duidelijk dat het beeld van zijn persoon en arbeid in de profetie de3 Ouden Verbonds was afgeteekend. Hij beriep zich op het Woord Gods, dat ook Is raël als het Woord Gods erkende. Ook in Nazareth kwam Jezus niet met zijn eigen woord en getuigenis. Maar Hij riep de Nazareners tot het getuigenis Gods, in Jesöja geboekt. Daar was sprake van wat nu in vervulling ging: Het jaar der ver lossing uit de macht der zonde, der dwa ling en der zelfzucht was aangebroken. Als een bekwaam zaaier wierp Jezus het goede zaad uit maar hier in Nazareth viel het op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had. De Nazareners gaven Hem allen getuigenisze zeiden^ dat Jezus „prachtig geleerd" had en ver wonderden zich over de aangename woorden, die uit Zijnen mond voortkwa men. Nog nooit hadden zij één uit hun midden zoo voortreffelijk hooren sprekeD. JZij waren uitnemend voldaanopgetogen als gij- bij u wil verstikken, door in duizendvoudige schakeering ook nu nog de vraag te her halen: «Is deze niet de zoon van Jozef?» Kerkhof. Jaarboek. AfeOBRtmeittflprtySper kwartaal bp vooruitbetaling- 75 cent. Afzonderlijke nummers 6 cent. AdtcrUltUprtJa t 10 cent per regel bp jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITttAVS VAN DE Firma L1TTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiin tot niterlpk Vrijdagmorgen te zenden aan da Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. (Lukas 4 16—30.) „Is deze niet de zoon van Jozef?" Luk. 4 22. van verrukking. Een oppervlakkig toe schouwer zou gemeend hebben, dat ook in Nazareth voor Jezus do velden wit waren om te oogsten. Doch 't waren nog maar blossems, geen vruchten Als de prediking des Woords alleen bewondering wekt bij de hoorders, dan steekt or zoo licht een stormwind op, die de bloesems op den bodem werpt, zonder dat er ooit vruchten van gezien worden. En zulk een stormwind stak in Naza- reths Synagoge op. «Vooroordeel» noemt men dien boozen geest. Eén fluistert de vraag, en spoedig gaat ze van mond tot mond«Is deze niet de zoon van Jozef?" Men meent zijn afkomstjte kennen. Mftn kent zijn nederige familiebetrekking. Men noemt hem dan ook met den naam van zijn vermeenden vader. Jezus' Godheid was voor 't oog der menschen verborgen gebleven achter 't voorhangsel zijner menschelijke natuur. Niets bizonders had iemand ooit gezien in den van knaap tot jongeling en man op groeien den «zoon van Jozef». Om ons te kunnen bereiken, was de Zone Gods onzes vleesches en bloeds deel achtig geworden. En juist die zoo pijnlijke vernedering, die Christus uit liefde tot ons aannam, werd voor de inwoners van Nazareth een steen des aantoots, waarover zij heenvielen in 't eeuwig verderf. Het ergerde hun, dat de blijde bloodschap van dien kant kwam, uit den mond van zulk een! «Is deze niet de zoon van Jozef?» met die vraag werd de kracht van Jezus' prediking ontwricht, en de aanvankelijke bewondering s'oeg om in vijandschap. Het zaad was gevallen in steenachtige plaatsen Er zijn er die het woord hooren en dat terstond met vreugde ontvangen, doch het schiet geen wortel. Er behoeft o zoo weinig te gebeuren, of zij worden terstond geërgerd. Zoo ging het ook in Nazareth. Van vreemden wil men nog wel iets ge zegd wezen, maar van nabij-bekenden duldt men niet, dat zij dragers zijn van een Goddelijke boodschap. Vooroordeel tegenover een prediker neemt de vrucht des Woords weg. Het aanblazen van dat vooroordeel in de harten der hoorders is een echt werk des duivels. Reeds zeer kleine vooroordeelen, omtrent de allergeringste zaken, die niets uitstaande hebben mot de bediening van het leeraarsambt, kunnen den groei en wasdom van het goede zaad beletten, het zaad geheel verstikken. Met stillen aandacht luistert eene ge meente soms naar de bediening des Woords, en onder den indruk van de levende ver kondiging geraakt men in bezieling en geestdrift, maar buiten het kerkgebouw wordt een vraag van vooroordeel gemom- pild, en het goede zaad des Woords voor altoos onvruchtbaar gemaakt. Laat ons toch ons hoeden voor die listige influisteringen dos Satans, die nu geen slang meer gebruikt, als instrument gelijk in het Paradijs, maar uw broeder of zuster, die met u over den weg gaat, tot zijn werktuig kiest, om u den zegen des Woords te ontnemen. De Booze gaat rond als een briesende leeuw, om te zien, of hij niet wat verslinden kan. Onder mijning van de Evangelieprediking is één der werken van zijn wellust. Satan werpt een vraag in het midden der kerkgangers, een gedachte van vooroordeel tegen den prediker, en de bloesems, die zich tot vruchten zetten zouden, worden met ruwen stoot afgeworpen. Ea de duivelen juichen. Wij hebben er mee te rekenen, dat het Woord tot ons komt evenals Christus ge komen is, namelijk indienstknechts- gestalte. De Dienaren, die het Woord bedienen, zijn menschen van gelijke be weging als hun hoordersaarden vaten, met fouten en gebreken. Doch hij komt niet met zijn persoonlijk woord, maar als do drager van den schat des Evangelie?. Hij komt als gezant van Christus. En dat woord moet als Woord Gods met ge- loovjg hart worden aangenomen, afgedacht vau den persoon des predikers. Zoo wordt ook in het huisbezoek ver maning en vertroosting toegediend aan de leden der gemeente door Opzioners, die menschen van gelijke beweging zijn Zij brengen Christus' Woord. Maar zij brengen het in een kleed van nederige snit. Er valt misschien heel wat op aan te merken voor een critisch oor. De per soon des opzieners heeft ook zijn gebreken. Maar hij komt met het Woord van Zijn Zender, met Christus' boodschap. En daarnaar hebben wij te luisteren. V r i e n- den des Heeren zijn we, wanneer wij over die kleedij, waarin het Woords Gods tot ons komt, heengebracht zijn en het met een ootmoedig en nederig, zachtmoedig en geloovig hart aannemen. Vijanden des Heeren zijn we, wan neer wij ons stooten aan den min fijnen vorm waarin, of aan den niet zondeloozeu persoon des opzieners waardoor ons Christus' boodschap werd overgebracht. Gods Woord, ons gebracht, geeft niet louter aangename dingen, om te hooren. Want wij zijn schuldige zondaars. En dat moet ons ook gepredikt. Het gaat in tegen de vleeschelijke overleggingen onzes harten eu laat zijn scherpe kant ons ter dege gevoelen. Het is een twee snijdend scherp zwaard I Dcch met een geloovig hart ontvangen, n het niet alleen een oordeelaar onzer gedachten, snijdt het niet alleen scherp in de overleggingen onzer zielen, maar is het ook een Gileadsbalsem tot genezing der zielawonden. Dat Christus' Woord, door w i e n ook ons gebracht, een plaats vinde in onze harten. Dat Hij als onze Koning en Pro fjet intrek moge nemen binnen in ods met Zijn geest en genade. Dan zal de uitwerking van het ons verkondigde Woord altoos zijn tot Christus' verheer lijking en niet tot zijne verwerping en tot onze zaligheid, niet ons tot ver oordeeling. S t r y d t gij ook tegen de aanvechtingen des Satans, als hij 't goede zaad des Woords KKBKBLIJK LEVEN. Het jaarboek ten dienste van de Gerefor meerde kerken in Nederland verscheen op tjjd, en het geeft ook ditmaal een duidelijk over zicht van wat op deze kerken betrekking heeft. Er wordt inderdaad naar groote nauwkeurig heid in de opgaven gestaan, ofschoon er nog wel enkele verbeteringen aangebracht konden worden. Dit laatste willen we niet beschouwd hebben als een aanmerking, want het is meer malen gebleken, dat aan de Rtdactie niet al tijd de noodige inlichtingen gegeven worden. Maar we zeggen het, opdat ieder, die daartoe in de gelegenheid is, medewerke om het steeds meer te volmaken. Hoe het anderen gaat, weet ik niet, maar ik begin altijd met het „In memoriam*. Ik neem de bijlage, waarop de portretten van de over ledenen staan, en mjjn oog blijft even rusten op de mfi meeat bekende. Mfi trof ditmaal bizonder het groote verschil in leeftijd. Hier ouden van dagends. A. Brummelkamp, ds. W. Raman en ds. J. J. de Visser en daar de zeer jonge: ds. C. H. Elzenga, ds. W. de Roos en ds. S. Verlare. De eerste is tachtig, de tweede en derde negentig jaar geworden. Wg kunnen hier derhalve spreken van een hoogen leeftjjd. De eerste van de drie, die op jonger leeftijd heengingen, was vijf-en-dertig, de tweede zeven-en-twintig en de derde dertig jaar oud. Welk een verschil. De eersten gekomen aan de uiterste grenzen van 't menschelijk leven en de laatsten nog maar pas goed aan den arbeid. Wfi zouden zeggen, waarom moeten die jonge mannen heengaan, terwijl de arbeid in 's Heeren wijngaard nog zooveel is, maar wjj behoo.en onze gedachten en bedenkingen te onderwerpen aan Hem, die zich nooit ver gist, maar altijd wijs en recht is in al Zgn werk. Ds. de Visser heb ik nog goed gekend. Hg was een man, die wist, wat hij wilde, die aan wilskracht een helder verstand paarde, en die zeer duidelijk en krachtig zijn gedachten kon vertolken. De tachtigjarige was een zoon van wijlen Prof. Brummelkamp, de jongste van diens zonen. Lang heeft hij geaarzeld, alvorens zich beroepbaar te stellen. Ik heb hem nog examen hooren doen in Kampen en wijl hjj bekend stond als iemand, die veel wist, werd hem misschien als text opgegeven: Wij ken nen ten deele". Een bekende in Zeeland was ds. Raman. Meermalen hebben zjj mg enkele dingen uit zijn prediking verteld. Er leven nog velen, die zich zijner herinneren, en die nog gewag ma ken van 't vuur en de levendigheid, waarmede hfj sprak. De laatste gemeente, welke hij heeft gediend, was Scharendjjke, waar hg emeritus is geworden. Deze drie hebben lang mogen arbeiden en zjj hebben met de gaven, door God hnn ge schonken, inderdaad gewoekerd en winst ge daan. Kunnen we met het oog op deze drie oude dienaren des Woords zeggen: De Heere heeft alles wel gemaakt, anders is het als we denken aan de drie, welke zoo jong hun post moeten verlaten. Elzenga, de zoon van den bekenden Kampenschen predikant, heeft slechts enkele jaren mogen arbeiden. Hg stond gereed om naar Bljje te vertrekken, het dorp, waar zjjn grootvader langen tijd ouderling is geweest en waar zijn vader geboren was, maar hjj heeft er niet mogen komen. De mensch overdenkt zjjn weg, doch de Heere bestuurt zgn gang. Spoedig is hjj zgn vader gevolgd. De Roos was pas aan zjjn arbeid begonnen. Nog geen jaar was hjj in de pastorie, toen hjj heenging. Wjjl Verlare een Zeeuw was, en velen in ons gewest hem gekend hebben, neem ik hier over wat ds. Voorst in het jaarboek schreef over zjjn laatste dagen Zondag 29 Sept. preekte ds. Verlare te Hoek van Holland. Abrahams voorbede voor Sodom" was de stof zjjner pre diking, een hidstondspredikatie. Het was zjjn laatste bediening des Woords geweest, zooals achteraf zou bljjkeD. Diezelfde week werd hjj ongesteld. De geheimzinnige ziekte, hekend onder den naam van .Spaansche griep* eischte iele slachtoffers in die dagen en had ook beo

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1