Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 32e Jaargang. Vrijdag 6 December 1918. No. 49 UIT HET WOORD. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vasti MedewerkersO.D. R. J. v. d. VEEI, J. D. WIELEIGA, B. MEIJER, F. J. v. d. ElOE, A. A. v. SCHELVEN, H. P. M. G. DE WALLE in F. W. J. WOLF. PERSVEREEN1GING ZBBUWSCHB KERKBODE. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. GROOTERE HEERLIJKHEID. Kerkhof. Abonnementsprijsper kwartaal bjj vooruitbetaling 50 cent. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs: 10 cent per regel bjj jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UIT0AVB VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. De heerlijkheid van dit laatste huis zal grooter. worden dan van het eerste, zegt de Heere der heir- scharen en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de Heere der heirscharen. Haggaï 2 10. Toen Juda uit de ballingschap van Babel naar Jeruzalem teruggekeerd was, moest het stad en tempel herbouwen. Dat was geen gemakkelijke taak, vooral omdat zij door de vijanden rondom werden be moeilijkt. Haggaï werd door den Heere tot de tempelbouwers gezonden om hen te bemoedigen en aan te sporen. Niet het minst was hem opgedragen te doen hooren, dat de Heere aan Zijn verbond niet on trouw werd, maar de vroegere beloften van trouw aan David, en zijn Huis gezworen, zou houden. Haggaï brengt hun dan ook in eigen- aardigen vorm, passende bij de omstandig heden, waarin Gods volk toen verkeerde, nogmaals de Belofte van Messias, die op Gods tijd komen zou, en wel tot d i t H u i s» waarvan zij nu de fundamenten juist ge legd hadden. Wanneer men het heden vergeleek met het verleden, dan werd wel is waar de ziel met weemoedige gedachten vervuld. Hoe klein was het getal des volks. Hoe nietig was dit Huis dat den Heere gebouwd werd, in vergelijking met den prachtigen en grootschen Tempel van Koning Salomo Het kan dan ook niemand verwonderen, dat zij die den vorigen tempel vóór de verwoesting gekend hadden, nu bij de in wijding van Zerubbabels tempel treurig waren gestemd. Het prachtbeeld van Salo mo's Tempel dat nog in hun hart achter gebleven was, kon hen maar niet verzoenen met dien onaanzienlijken Tempel, welken zij optrokken. De oude lieden weenden, als hadden zij hun vroeger geluk verloren. Maar toen was het juist Gods tijd om Zijn geloovigen te troosten en te bemoe digen. Daarom zond Hij tot die treurenden Sions Haggaï met een troostprofetie. Hoe klein en armelijk en onaanzienlijk Zerub babels tempel wezen mocht, nochtans zou de heerlijkheid daarvan grooter worden dan Salomo's tempel ooit gekend had. Het was een woord van den Heere der heirscharen. En Die is wonderlijk van raad en groot van daad. Daarom kon men vastelijk vertrouwen op die belofte, ook al werd met het natuurlijk oog niets daar van gezien en kon het natuurlijk verstand niets ervan vatten. Maar God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens menschen kind, dat 't Hem berouwen zou Zou Hij het zeggen, en niet doen Of spreken, en niet bestendig maken Dat ware onmogelijk. Het geloof aanvaardde dan ook die belofte des Heeren ten volle en twijfelde er niet aan of ze zou komen, die grootere heerlijkheid van 's Heeren Huis. Het geloof brengt altoos heel andere factoren in rekening dan het natuurlijk menschenverstand. De mensch van nature ziet slechts aan hetgeen voor oogen is, kijkt naar uitwendige grootheid en heerlijk heid. Maar de geloovigen verstaan het, dat uitwendige pracht al zeer weinig te be duiden heeft in vergelijking met inwendige heerlijkheid. De ware Israëlieten hebben 'tdan ook wel gevat, dat Haggaï's pro fetie niet duidde op stoffelijke pracht, maar op geestelijke heerlijkheid. Voor den waren Israëliet in vroeger eeuwen bestond ook de waardij van Salomo's Tempel niet in de schatten gouds, die er aan te koste waren gelegd, maar daarin dat God de Heere woonde te midden van Zijn volk, in dat Huis, dat nooit heerlijk en prachtig genoeg zijn kon voor den God Israëls. Immers in het binnenste van dat Heiligdom troonde de Heere boven het verzoendeksel in de Schechina tusschen de Cherubim. Die mysterieuze wolk was teeken van Jehovahs residentie onder zijn volk. En dat was de hoofdzaak voor het ge- loovige volk. Daarin bereikte de luister van Salomo's Tempel zijn toppunt. Dan ach, ook die heerlijkheid moest de tweede tempel ontberen. Zou de Heere dan geen woning komen maken onder Zijn volk Gij verstaat het, hoe die twijfel moedige vraag opkwam in het hart der tempelbouwers. En gij ziet, dat de God aller vertroostingen ook toen Zijn arme volk niet ongetroost gelaten heeft, maar het bij monde van Haggaï deze uit- nemendste aller vertroostingen geschonken heeft, dat God zelf komen zou tot deze tempel om er in te wonen en dat Hij dien met zulk eene heerlijkheid zou vervullen, dat Salomo's tempel er in glans bij ver- bleeken zou. In vers 8 toch leest ge»Ja, Ik zal al de Heidenen doen beven, en zij zullen komen tot den Wensch aller Heidenen, e n Ik zal dit huismetheerlijkheid vervullen, zegt do Heere der heir scharen." Die onwankelbare belofte heeft in Hag gaï's dagen de treurenden Sions met de stoutste verwachtingen bezield, ook al hebben zij niet begrepen, waarin de juiste vervulling bestaan zou. Daartoe geeft de Heere zijn profetisch woord ook niet. 't Is niet, opdat wij vooruit alles weten zouden, maar opdat wij, wanneer de ver vulling gekomen is, erkennen zouden, dat woord en feit beiden van den Heere waren Vijf eeuwen later ging dit woord van Haggaï in vervulling. Toen is het aan schouwd, dat de Heere niet te veel had laten zeggen door den dienst van dezen profeet. Want zooveel als de geest hooger en heerlijker is dan de stof, zoo veel meerdere heerlijkheid is in den tweeden tempel aanschouwd dan in den eerste. Tot dien Tempel is gekomen de Meer dere dan Salomo en de Meerdere dan Salomo's Tempel, n.l. Imraanuël, God met o as. Wat de oude profetie van Haggaï had doen verwachten, is in vervulling gegaan in het Kindeke uit Bethlehems stal, dat door den grijzen Simeon op de armen gedragen werd in dezen tempelen waarvan hij, bezield door den Geest Gods, getuigde„Een licht tot verlichting der Heidenen en tot heerlijkheid van uw volk Israel", Luc. 2 32. Al kwam dat Kindeke ook maar in dienstgestalte tot dien tempel, toch zou het dat binnenste Heiligdom voor al Gods volk toegankelijk maken. Ia Christus heeft God zelf zich gebogen tot ons, zondaren, opdat wij door Christus tot den Vader gebracht zouden worden. I3 er 00^ grooter heerlijkheid denkbaar Tot die bestemming was de tweede tempel geroepen. Daar zou do Messias prediken, d&ar zou Hij uitstorten Zijn geest, welke de gemeente Zijner verlosten het „Abba!" in het hart en op de lippen leggen zou. Die tweede tempel mocht worden de wieg en baker mat van de Kerke des Heeren onder de nieuwe bedeeling. Ging daardoor niet de heerlijkheid van dat tweede Huis des Heeren die van het eerste Huis verre te boven Immers, de werkelijkheid is meerder, is heerlijker dan de schaduw. Bedoeld was dus eene heerlijkheid, die niet uitblonk voor het natuurlijke oog, maar die alleen schitterde in het oog des geloofs. Lag dat niet besloten in die toe voeging „en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de Heere der heirscharen Christus bracht vrede. Door Hem hebben wij een onverstoorbaren vrede bij God. Daarom juichten de Engelen in Beth lehems veld„Vrede op aarde." Gij nu, mijn broeder of zuster, die Haggaï's profetie lezen moogt bij het licht harer vervulling, hebt gij ook deel aan de heerlijkheid, waarmee de tweedo tempel is vervuld Hebt gij God leeren ontmoeten in het aangezicht van Christus Jezus Is de verschijning van Immanuel ook voor u tot vrede des harten, doordien gij Hem met waar geloof als uw Verlosser omhelst En getuigt zijn Geest, dien Hij in uw hart uitstortte, ook bij u vau verzoening, van schuldvergiffenis, en daarom van eeuwigen vrede Dan pas zult gij op Kerstfeest in ge dachten u laten heenleiden naar Batblehem om daar het Christuskindeke te begroeten en te aanbidden als uw Vredevorst. EEBKKLIJK LBCVEX. Het huisbezoek. lil. Het is niet vreemd, dat alle vergaderingen van Gereformeerde kerken de aandacht vesti gen op het huisbezoek, want Calv|jn heeft reeds aangetoond, hoe noodig het is, dat al de leden eener kerk afzonderlijk behooren bearbeid te worden. H|j omschrijft in z|jn institutie de plichten van het ambt als niet maar te ver vullen door den publieken dienst in de ver gadering der geloovigen, maar ook door bizon- dere vermanigen en vertroostingen, die dringend noodig z|jn en naar het voorbeeld van den Apostel Paulus, die niet alleen in het open baar te Epheze arbeidde, maar naar Hand. 20 20 ook leerde aan de huizen. Zeer duidelijk laat h|j zich uit in z|jn ver klaring van Ezechiël 3 20alle profeten, die hun ambt zullen verwaarloosd hebben, zullen schuldig zijn voor God, omdat deze hunne lafheid en luiheid niet is dan verraad. Want God heeft hun een hooge eere gegeven, hun opdragende de zorge der zielen, die Hem zelf Z9er kostbaar zjjn, Hjj noemt zoodanige verwaar- loozing zelfs heiligschennis en gel|jk aan het doen van een schildwacht, die de plaats hem bevolen verlaat en haar overgeeft in de han den der vijanden. Biesterveld w|jst aan wat Voetius ons dien aangaande leert en we willen dit nog meedeelen. Het zou ons toch te ver leiden, indien we eenigszins volledig wilden z|jn in het weerge ven wat vroegere en latere Godgeleerden ons ten beste over deze materie hebben gegeven. Reeds onder de plichten van den dienaar des Woords noemt h|jletten op de kudde, die onder meer bestaat in de prediking en toepassing des Woords, zoowel de publieke als de private en aan de huizen. Dat geschiedt dan door predicaties, voorlezingen, catechisaties, vertroostingen, vermaningen, verbeteringen, wederleggingen, raadgevingen, antwoorden op voorgestelde gevallen en vragen, apologiëo, schrifturen. Ook bij de behandeling van de bediening van het Avondmaal noemt h|j het huisbezoek en wel als één van de dingen, die aan het Avondmaal behooren vooraf te gaan en wel huisbezoek door dienaren des Woords en ou derlingen. Voornamelijk echter wordt door hem hier over gehandeld in het hoofdstuk „over de be zoeken". In de eerste vier paragraphep wordt de kerkvisitatie besproken, waarbij reeds het huisbezoek ter sprake komt in de vragen die door de visitatoren aan de ouderlingen moeten worden gedaan, betreffende het werk van den predikant. Er moet dan onderzocht worden of h|j de kranken en andere bedroefden be zoekt en hunne consciëntie onderwijst; ook of h|j de leden der kerk en alle hoorders van hun huis bezoekt met een ouderling der kerk, vóór de bedieniDg des Avondmaals. Of h|j ook bizondere, wanneer eenige gelegenheid zich voordoet nu eens deze dan weer andere huis gezinnen bezoekt en over hun godsdienstigen staat en gedrag en over hunnen eerlijken stand en het burgerlijke, op bescheiden manier en voorzichtiglijk ondervraagt. Io de v|jfde paragraaf behandelt h|j het be zoek der leden en der hoorders in de plaatse lijke kerk. Daarb|j maakt h|j dan onderscheid tusschen het vaste bezoek, dat vóór de bedie ning van het Avondmaal geschiedt en het gelegenheidsbezoek, dat door den dienaar alleen geschiedt, door nu eens naar dit en dan weer naar een ander gezin te gaan. Voor het eerste bespreekt h|j drie vragendoor wie het ge schiedt wie bezocht worden waarin het bestaat. Het moet geschieden door den dienaar met een ouderling samen. In geval van noodza kelijkheid kan het ook door den dienaar alleen b v. in kleine kerken, waar twee ouderlingen z|jn en die z|jn verhinderd. Maar dan is het nog zelfs beter, met toestemming van den kerkeraad een diaken mee te nemen. Allereerst moeten de leden bezocht worden en waar dit getal niet grooter is dan zeshon derd ook alle hoorders en zelfs, indien mogel|jk, ook anderen. In het huisbezoek heeft men te vermanen tot het rechte gebruik van het Avondmaal en zjjn voorbereidingop te wekken tot de oefe ningen der religie in de kerk en de pract|jk der godzaligheid in huiste vermanen tot verzoening en vrede met den naaste. Indien het bezoek geen gunstig resultaat oplevert, moet men er den kerkeraad mede in kennis stellen. Ook over het bezoek b|j gelegenheid, dat indien even mogelijk eens per jaar minstens geschieden moet, geeft h|j dan kostelijke wen ken. Dan moet de dienaar vertrouwelijk na vragen naar den toestand en den vrede der gezinnen. Allen moet h|j door een algemeene vermaning opwekken tot toename in de god zaligheid. H|j moet de bedroefden troosten, de zwakken sterken, de middelen tot onder wijzing der onwetenden aangeven alshuise lijke schriftlezing, catechisaties, herhaling van prediking, gebeden, psalmgezang. Dit bezoek moet ook gebracht aan de hoorders en die der religie vreemd zjjn. Voetius onderscheidt doelbewust de vaste huisbezoeking van het gelegenheidsbezoek, die het eerste beslist in verband zet met het Avond maal, het ambtelijk karakter en het vertrou welijke van het bezoek verbindt en handhaaft, maar bepaaldelijk de meening weerspreekt, dat dit alles het werk der ouderlingen zou zjjn en wel omdat de predikant ook verplicht is tot alles, waarin de ouderling hem bjj te staan heeft, opdat de gemeente goed wordt verzorgd. Nu zou men kunnen zeggen, al is het, dat de werken uit die dagen getuigenis afleggen, van welk een belang het huisbezoek werd ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1