Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
32e Jaargang.
Vrijdag 22 November 1918.
No. 47
UIT HET WOOR1).
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasts MedewerkersD.O. R. J. i. d. VEEM, J. 0. WIELEHCA, B. MEIJER, F. J. d. EIRE, A. A. SCHELVEN, H. P. M. G. DE WALLE en F. W. J. WOLF.
PERSVEREEN1G1NG ZEELWSCHE KERKBODE.
Het menschelijk hart kan zoo trotsch
en zoo bevreesd zijn. Als de zon licht en
warmte op onzen weg uitstraalt, als de
wind des voorspoeds in de zeilen van ons
levensscheepje blaast, als al wat we onder
nemen gelukt, dan is er blijdschap en
kracht in ons hart en zwelt het menig-
werf van trotschheid. Wij gaan opgewekt
ons pad en verrichten met moed ons werk
wij zien nergens tegen op en verbeelden
ons, dat we alles kunnen, ja, het gebeurt,
dat we bij de herinnering aan wat er tot
stand kwam de gedachten voelen oprijzen,
welke eenmaal een hoogmoedige uitsprak
in deze woorden Is dit niet het groote
Baby Ion, dat ik gebouwd heb. Misschien
komt het niet zoo duidelijk van onze lip
pen, maar een goed verstaander heeft het
toch wel gemerkt en Hij die het hart
doorgrond, heeft het wel gehoord. Wie
dan ook een oog heeft voor wat er in zijn
binnenste omgaat, weet wel, hoe noodig
het is om de bede gedurig te herhalen
Heerscht de hoogmoed in mij niet meer,
dan leefde ik tot uw eer, van groote
zonden vrij.
Maar versaagd kan ditzelfde harteven-
eens zijn. Wanneer onheilspellende wol
ken den hemel van ons leven beginnen te
verdonkeren, de wind des tegenspoeds de
wateren ontstuimig maakt, en we stuiten
op allerlei bezwaren, welke we niet uit
den weg kunnen ruimen, dan verdwijnt
onze vreugde en ontzinkt ons de moed.
De vreeze ontwaakt met kracht en maakt
onze handen traag en onze knieën slap.
Het gevaar is nog niet eens nabij, het
leed dreigt nog maar en we gevoelen ons
reeds klein. Sombere gedachten vervullen
ons en de glans wijkt uit ons oog en de
overmoedige lach van onze lippen. De
trotsche verwachting, wélke we koester
den, maakt plaats voor twijfel, welke als
een worm knaagt aan ons hart. Moede
loosheid vergezelt ons overal waar we gaan
en neerslachtigheid poogt ons geheel in
haar macht te krijgen. Wat is een mensch,
over wien de bange zorg als een gewapend
man gekomen is
Als men den huize Davids boodschapte,
zeggendeDe Syriërs rusten op Ephraïm,
zoo bewoog zich zijn hart en het hart zijns
volks, gelijk de boomen des wouds bewo
gen worden van den wind. Hier wordt
gesproken over het huis Davids allereerst.
Bij David denken we aanstonds aan moed
en dapperheid, waarmede deze held weleer
al de vijanden zijns volks bestreed en over
won. Doch op het oogenblik, waaraan deze
woorden ons indachtig maken, is er in
zijn buis geen schaduw van overgebleven.
Op den troon zit nog wel een zijner na
komelingen, maar hij Achaz gelijkt in 't
geheel niet op zijn doorluchtigen vader.
Ook zijn volk is beroofd van alle moed en
kracht. Allen zien de toekomst donker in
en vreezen, dat de onheilen als een gewel
dige stroom zich zullen uitstorten over het
land der belofte. Wat is de oorzaak van
hun vreeze? De Syriërs, die zoo menig
maal Israël benauwd hebben, rusten zich
toe, en hebben het zwaard geslepen om
het rijk van Juda te treffen. Het trouwe-
looze Ephraïm, het rijk der tien stam
men, steunt den vijand en heeft zich met
hem vereenigd om het broedervolk in de
engte te brengen. Het gevaar was er, het
dreigde inderdaad, denkbeeldig was het
allerminst. Was het hart des konings nu
nog maar moedig geweest en het hart des
volks sterk, maar dit was niet het geval.
De geruchten van den naderenden strijd
wierpen nu reeds een zwaren druk op het
leven, zoodat er allerwege versaagdheid
was. Schoon wordt dit geteekend zoo be
woog zich zijn hart en het hart zijns volks,
gelijk de boomen des wouds bewogen
worden van den wind. We kennen ook
de uitwerking van den wind op de boomen.
Onheilspellend is het geluid, als de storm
door de takken giertde zware takken
kreunen, alsof zij pijn gevoelen de krach
tigste stammen kunnen geen weerstand
bieden. Als ge op een herfstavond in uw
woning zit, en ge hoort hoe de wind huilt,
dan is het onrustwekkend. Maar zoo ver
staan we de beeldspraak nog niet geheel.
Er wordt hier gesproken over de boomen
des wouds. Voorstellen moet ge u een woud,
zooals er waren in Kanaiin, zooals ze er
zijn in Duitschland, waar ge uren noodig
hebt om er door te komen. Welk een be
weging ontstaat er in de boomen, als de
storm daarover losbreekt. Alle rust is ge
weken, alle vrede is ver. Het schijnt wel,
of elke boom siddert en beeft van angst.
Zij buigen zich om het geweld te ontgaan,
maar het is niet mogelijk. Voor wie ooit
in een dicht woud enkele uren doorbracht,
terwijl een storm woedde, is de beeld
spraak geheel duidelijk en hij verstaat
eeniger mate, welke onrust, welke sidde
ring, welke angst de harten van den koning
Acbaz en van zijn onderdanen vervuld
heeft, toen de vijanden besloten om ge
zamenlijk het kleine rijk van Juda aan te
vallen en te overweldigen.
Het was ook een benarde toestand,
vooral omdat zij, die geroepen waren, de
grenzen te verdedigen, teneenenmale moe
deloos waren. Hun hart was nu reeds
bezweken van vrees. Wat zal het zijn, in
dien straks de geduchte en welbewapende
legers komen. Het was te voorzien, dat
de tegenstand gering zou zijn. Wat was
de oorzaak daarvan Lag het aan de over
macht, welke Juda bedreigde? Was het
het besef, dat er geen uitkomst meer was
Moest men aannemen, dat er in 't geheel
geen uitkomst meer was? Leerde de his
torie, dat een klein volk ten doode opge
schreven was, wannéér machtige tegen
standers oprukten Stond het vast, dat
een klein volk altijd zwichten moet, in
geval een grooter, een talrijker het op den
ondergang toelegde Niemand had grond
om tot een dergelijk besluit te komen.
Menigmaal was het anders uitgekomen.
Bladzijden in de geschiedenis spraken er
van dat Juda uit groote moeilijkheden gered
was. Wisten zij het niet Gewis. Zij ken
den het verleden. Maar en ziehier de oor
zaak van hun vrees. Zij geloofden niet,
zij geloofden niet aan het woord der pro-
fetoü, zij geloofden niet aan Gods mach
tige hand en aan Zijn onkreukbare trouw.
Zij hadden den Sprinkader des levens ver
laten, en daarom vonden zij in deze bange
dagen geen steun en geen sterktezij
hadden het woord des Heeren verworpen
en daarom ontbrak het thans aan kloeke
wijsheid. Zij rekenden alleen met getallen.
Hun tegenstanders waren velen en zij zelf
weinigen, en het was derhalve duidelijk,
aan welke zijde de overwinning en aan
welke zijde de nederlaag komen moest.
Dagen van spanning heeft ook ons volk
doorleefd en wij wagen niet te veel, wan
neer we zeggen, dat veler hart ook bewo
gen werd als de boomen des wouds be
wogen worden van den wind. Welk een
onrust, welke vrees, welke bange zorg
heerschten in veler leven. Aan de taal
viel het te beluisteren, aan de houding
was het te bemerken, op het gelaat spie
gelde het zich af. In woord en beeld gaf
men uiting, van wat men dacht en wat
er omging in het binnenste. Zoodra het
bleek dat men zich al te bezorgd had ge
maakt, kwam er weer verandering. Even
als tijdens het woeden van een storm het
eenige oogenblikken stiller kan worden,
maar het duurt niet lang, de wind valt
op nieuw aan. Een enkele gebeurtenis en
opnieuw keert de onrust terug. Met een
vurige begeerte naar vrede luistert men
naar al de geruchten, welke tot ons komen,
let men op ai de verschijnselen en telkens
moet men tot zich zelf zeggen we zijn
er nog niet.
Zulke tijden, welke we beleven en zulke
ondervindingen, als we opdoen, zijn zeer
geschikt om ons te leeren, hoe het staat
met ons geloof. We belijden de waarheid,
we houden vast aan het woord des Heeren
we vinden het treurig, dat er zoovelen
onder ons volk zijn, die niet vragen naar
den Heere en Zijn sterkte, en dit is goed.
Maar hoe staat het nu eigenlijk met uw
geloof? Heeft het u kracht en moed ge
geven, heeft het de bange onrust uit uwe
ziel gehouden?
Verstaat ge, hoe vaak we ons verlaten
op wat we nog hebben en hoe ons hart
opleeft, als er weer eenig licht in de don
kerheid komt? Is er geen reden om u
te schamen over uw klein geloof en over
de groote macht van uw wantrouwen en
ongeloof? Waarlijk, gij hebt geen recht
om met minachting neer te zien op den
twijfelzuchtigen Achaz en de wantrouwende
bewoners van Juda, want als ge nauwge
zet uw eigen hart naspeurt, zult ge moeten
zeggen, dat er nog veel in u is, dat uaf-
keerig maakt van het onbepaalde vertrou
wen op den eenigen Rotsteen des heils.
Gelooven is niet gemakkelijk, zich in waar
heid verlaten op God is in strijd met ons
natuurlijk bestaan, alle schepsel te laten
varen en enkel te zien op den Onzienlijke
is heel iets anders dan we willen. Laat
dit dan de winste voor u zijn, dat ge door
de sehokkende gebeurtenissen hebt leeren
zien, hoe armzalig het er bijstond met uw
geloof, opdat gij veel behoefte moogt heb
ben tot den Heere de toevlucht te nemen
en Hem te zeggenik geloof Heere, kom
mijn ongeloovigheid te hulp. Gij zult het
noodig hebben, bij al wat u nog wacht
en gij zult tevens het voorrecht genieten
om door het geloof te steunen op Hem,
die u nooit beschaamd zal doen uitkomen,
indien gij op Hem wacht.
Bouma.
KERKELIJK LEVEN.
Ter gedachtenis.
Ontspanning.
Zeenvso
Abonnementsprijsper kwartaal by vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs10 cent per regel by jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITÖAVB TAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Hiddelbnrg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Ala men den huize Davids bood
schapte, zeggende De Syriërs rusten
op Efraïmzoo bewoog zich zijn hart
en het hart zijns volks, gelijk de boo-
men des wouds bewogen worden van
den wind.
Jks. 7 2.
Een enkel woord wil ik wijden aan de na
gedachtenis van een man, die in N.-Brabant
geleefd en gewerkt heeft. Voorzoover ik weet,
heb ik hem nooit ontmoet, maar hij heeft mijn
achting gewonnen en een plaats gekregen in
het hart van vele onzer militairen. De over
ledene was hoofdonderwijzer aan de christelijke
school te 's Gravenmoer en heette J. H. Haber-
mehl. Van 't begin der mobilisatie af heeft hij
zich het lot onzer soldaten aangetrokken; hij
ontving ze in zijn woning, zocht hen op in 't
hospitaal, sprak tot hen in de Militaire Te
huizen, catechiseerde op onderscheiden plaatsen
en was altijd bereid om hen met raad en daad
bij te staan.
Om u te doen zien, wat deze man deed,
schrijf ik uit het verslag van October het vol
gende af
Voor militairen werd gecatechiseerd te Don
gen en te Oosterhout, en wel op de eerste
plaats den 3en October voor 1810 Oct. voor
2617 Oct. voor 3124 Oct. voor 35 31 Oct.
voor 27 militairen. Te Oosterhout den 4 Oct.
voor 7; il Oct. voor 6; 18 Oct. voor 6; 24
Oct. voor 151 Nov. voor 14 militairen.
Bovendien hield hij godsdienstoefeniügen
In Oosterhout voor 26 en in Dongen voor
42 militairen op 6 Octoberen eveneens op de
volgende drie Zondagen van die maand op
beide plaatsen, zoodat hij op die Zondagen
zeven malen sprak.
Behalve dezen arbeid voerde hij correspon
dentie met de militaire overheid en ook met
verschillende soldaten. Als men daarenboven
bedenkt, dat hij dagelijks de zorg voor z\jn
school had, zal men verstaan, wat deze man
deed. Eu dat ruim vier jaren lang, week uit
week in. Waarlijk, hij heeft gewoekerd met de
talenten, welke God hem geschonken had.
Onder al dezen arbeid bleef hij steeds moedig
en opgewekt Den laatsten maal eindigde hij
met deze woorden„Met Gods hulp hopen we
voort te gaan en niet te vertsagen. Mog« de
vrede en de mobilisatie weldra daar zjjn I Maar
tot zoolang, en geen minuut vroeger eindigend,
hebben we ook voort te paan met arbeiden
voor de zonen onzer kerken".
Niet alleen heeft hij grooten ijver getoond
voor dezen vaak moeielijken arbeid, maar hij
had ook een zeldzamen tact om met onze sol
daten om te gaan. Zjj zagen hem en hoorden
hem gaarne. Hij was er uitnemend geschikt voor.
Niemsnd op aarde kan hem de erkentelijkheid
betuigen voor al wat hij onvermoeid gedaan
heeft, maar we mogen vertrouwen, dat de Ko
ning, wiens eer hij zocht, hem het loon uit
genade geeft.
De Heere zij de jeugdige weduwe nabij
De oorlog, welke ruim vier jaar lang de
bloem van vele volken wegmaaide, is voorbij.
Wij hooren niet langer het dreunen van het
kanon. Als de avonden schoon waren en de
maan haar zilveren licht over de velden ver
spreidde, dan zeiden we tegen elkander, wat
is het toch droef, dat de rust op zoo bloedige
wijze wordt verstoord, want we konden er op
rekenen, dat de ramen weer zouden rammelen
en dat ontzettende schokken ons zouden ont
rusten. Ontzettend was de druk, waaronder
bij name de oorlogvoerende volken gebogen
gingen. We hebben het altijd wel geweten,
maar het begint nu pas openbaar te worden
en de berichten daarover leeren het ons, zoo
dat we zeggen moetenwat is die oorlog toch
vreeselijk geweest. In sommige steden van
Duitschland stierven bijna de helft van de
kindereD, welke geboren werden, omdat de
moeders geen kracht hadden om ze te zogen
en de noodige melk ontbrak om ze op een
behoorlijke wijze te voeden. Het scheen wel,