Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 32e Jaargang. Vrijdag 15 November 1918. No. 46 UIT HET WOORD, RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vasts Medewerkers0.0. R. J. v. d. VEEI, J. 0. WIELEIGA, 0. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN, H. P. M. 6. DE WALLE in F. IV. J. WOLF. Abonnementsprijs: per kwartaal bfi vooruitbetaling 50 cent. UITGAYB TAN DE PBRSVBRBBN1G1NG ZBBEJWSCflE KERKBODE. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Kerkhof. Het huisbezoek. Zeeuwse Afzonderlijke summers 5 cent. Advertentieprijs 10 cent per regel bfi jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. EEN BETERE TOEKOMST. En geen inwoner zal zeggenIk ben ziek, want het volk, dat daarin woont, zal vergeving van onge rechtigheid hebben. Jesaja 3824. Velen in onze dagen zijn krank. En of men nu al allerlei storende verschijnselen in ons organisme met den naam van spaansche griep betitelt, feit is het dat de leden des lichaams een poos hunne gere gelde werking niet hebben. Want als de verschillende deelen van ons lichaam gere geld werkten, zou de mensch zich gezond en frisch gevoelen. Doch zoodra die wer king gestoord, belemmerd wordt, krijgt men eene onbehagelijke gewaarwording over zich, en zegtlk ben ziek. En bet is niet alleen die gewaarwording» welke den mensch kwelt, maar ook de gedachte dat iedere ziekte tot den dood leiden kan. Niet voor iedere kwaal is er een stuitend of genezend middel bekend. Wie niot luchthartig daarheen leeft, ont waart in elke krankheid het aankloppen van den dood. En wie zou ontkennen, dat eenmaal op dusdanige wijze juist die laatste vijand zijne woning zal binnentreden Wat men ook moge in het werk stellen om bij ziekte de gedachte des doods af te weren, geheel er los van raken kan de kranke toch niet, want ziekte werpt op hem juist een scha duw des doods. Wanneer we ons krank gevoeleD, werkt dat ook storend op onzen arbeid. Het hoofd heeft geen lust om te denken, de hand heelt geen lust om kracht uit te oefenen, de beenen weigeren hun dienst om te ioopen. De arbeid ligt ongedaan, het werk onaangeroerd. Dan pas merkt ge dat de mensch niet op aarde is om te luieren, maar om te arbeiden zoolang hem het levenslicht wordt gegund. Dan pas ver staat ge het, dat de mensch die a r b e i dit, in zijn element is en zich naar zijn aard uiten kan. Is er een lid in ons huisgezin krank, dan werkt dat ook storend op de saamleving. De vroolijke lach is getemperd, de levens lust wijkt; een sombere donkere wolk, indien het ernstige krankheid geldt, hangt over aller gelaat. Want is er de rechte verhouding tusschen de leden des gezins, dan lijden alle leden mee, indien één lid zegtlk ben ziek. Heeft het »ziek-zijn" dan geen enkele lichtzijde zoo vraagt ge misschien. Voor zeker, want menige edele aandoening van een menschenziel komt bij anderer ziekte pas recht openbaar. Wanneer schittert de liefde der moeder heerlijker tegen een donkeren achtergrond uit, dan juist wan neer het kranke kind dag en nacht hare zorg en waakzaamheid eischt Waar geurt de bloesem der Christelijke barmhartigheid liefelijker, dan bij haar die beur leven in liefde wijden aan verpleging van kranken? En voor menigen zieke werd de kwaal zijns lichaams een middel tot openbaring van het diepste zieleleven naar buiten. Is het krankzijn niet voor elk kind Gods een oefenschool van geduld en lijdzaamheid? Zegt hem niet zijn wedergeboren natuur, zijn verlicht verstand, zijn betere ik, dat hij niet murmereeren mag in krankheid, maar daarin de baDd Zijns Hemelschen Vaders opmerken moet, Die ons kastijdt tot ons bestwil. Geeft alle krankheid ons ook niet een heerlijke aanleiding tot het gedenken van elkaar in onze voorbede? Dragen we elkaar niet juist in dagen van bezoeking het meest, het vurigst, het liefderijkst op in onze smeekingen aan de ontfermingen onzes Gods? Zeker, het ziek-zijn heeft ook kostelijke lichtzijden. En tochwanneer er geen ziekte meer zal zijn, noemen we dat een betere toekomst. Want daar is een innerlijk verband tusschen ziekte en zonde. Alleen door de zonde is er ziekte. En zonder zonde zou er geen ziekte wezen. En wanneer eenmaal de zonde is weggedaan, zal voor degenen die van hunne zonde verlost zijn, alle sto ring door ziekte ook ophouden. De ongeloovige wetenschap miskent dit verband tusschen zonde en ziekte. Maar Gods Woord schenkt ons de beginselen der ware wetenschap, en leert ons dat alle ziekte uit der wereld zondeschuld voorkomt, en dat er dus slechts één mid del is om alle ziekte te bannen nl. die schuld weg te nemen, onze zonden te ver zoenen. Dan is de oorzaak der ziekte weg genomen, en dus ook de ziekte zelve. Niemand heeft dit beter geweten en duidelijker geleerd dan onze Heere Jezus Christus, het Lam Gods dat de zonde der wereld wegnam, en die daarom ook als zoodanig waarlijk onze krankheden op zich genomen en onze smarten gedragen heeft (Jes. 534). Toen dan ook een ge raakte tot Jezus werd gebracht, sprak Hij »Zoon, uwe zonden zijn u vergeven", niet omdat de lamheid gevolg was van een per soonlijk zondig leven dat achter lag, maar omdat Jezus daarmee aanduidde dat Hij de ware Verlosser was, Die eerst den wortel van alle kwalen wegnam en daarom ook de kwalen zelve. Wanneer de zonden volkomen vergeven zijn in Christus' dierbaar bloed, zal er geen enkele zonde en dus ook geen en kele ziekte meer kunnen zijn. Daarom wacht allen, die de verlossing door Zijn bloed deelachtig zijn, die heerlijke toe komst van het Nieuwe Jeruzalem, waar geen inwoner meer klagen zal over ziekte, omdat al het volk dat daarin woont ver geving van ongerechtigheid zal hebben. In het Nieuwe Jeruzalem is geen zonde, geen ongerechtigheid, geen sehuld, geen vloek Gods meer. Dus ook geen ziekte meer. Dan is de verlossing des Verlossers ten einde toe volbracht aan lichaam en ziele beide. Hier op aarde is er nog ongerechtigheid, en daarom elke genezing van krankheid slechts tijdelijk. Want de ziekte die heden week, kan morgen weerkeeren. Maar dat zal in de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods, in de publieke aanneming tot kin deren nl. de verlossing onzes li chaams (Rom. 8 23) welke wij wachten, niet meer het geval zijn. Dan geen onbehagelijke gewaarwording meer in ons lichaam, want dan zullen alle leden des lichaams ongestoord hunne werking mogen verrichten. Dan een nim mer eindigend gevoel van volmaakte frisch- heid en gezondheid. Dan zalige genieting van die heerlijke schepping Gods, in een menschenlichaam als ziele-instrument ons geboden. Dan geen vreeze voor den dood meer, maar het volzalige besef dat die vijand geheel teniet gedaan is en Dimmer een einde zal kunnen maken aan onze zalig heid. Dan geen gevoel van onlust meer, nooit meermaar altoos in ons sprin gende een fontein van nieuwe arbeidslust. De eeuwigheid zal niets gemeen hebben met een eeuwige werkstaking. De Sab- bathsrust der kinderen Gods levert hun arbeid naar hun aardGod dienon en eeren, loven en lieven met blijdschap en opgewektheid der ziele, met eeuwige veerkracht naar het lichaam, verjongd als het is door de wederopstanding des vleesches. Dan blijft geen arbeid odge daan, maar wordt alles volbracht op zijn tijd ter eere des Drieëenigen. Dan behoeft ook nimmer één der kin deren Sions te lijden met of om één der mede-Sionieten. De vroolijkheid zal geen einde hebben. Het zal zijn een en al levenslust. Alle tranen zijn afgewischt. Doch niet het strakke gelaat maakt er plaats voor de weenenden der aarde. De blijde lach der heilige vreugde wordt er gezieD. »De zaogers, gelijk de speellieden, mitsgaders al mijne fonteinen zullen bin nen u zijns (Psalm 87:7). Wel is waar zullen dan ook de bloe sems der barmhartigheid en liefde jegens ellendigen in het Nieuwe Jeruzalem niet meer ontluiken, maar wat op aarde bloeide als geestelijke bloesem, blijft nabloei- e n tot voor Gods troon. Die geur gaat ook mee het hemelsche Kanaaa in en zal ook daar kunnen genoten worden. Van degenen die in den Heere sterven zegt immers de Geest, dat hunne werken niet het minst die werken van barm hartigheid en liefde hen volgen. Het heerlijke, dat de ziekte op aarde deed uitspruiten, gaat dus niot verloren. Maar de ziekte zelf als wanklank zal verdwijnen uit de schepping. Geen gezucht, geen gekerm, geen geklaag moer Maar eeuwige vreugde. Omdat dan het verlossings werk van onzen Heiland in al zijn volheid geopenbaard en door ons genoten zal worden. Zoo gij van harte in Christus als uw Barg en Zaligmaker gelooft, dan zijt ge verlost. Haakt uwe ziele dan ook naar die algeheele verlossing ook van uw li chaam Het Nieuwe Jeruzalem zal die u brengen ongestoord en onvernietigbaar. Doch houdt vast aan het verband tusschen ziekte en zonde. In het woordje »want« ligt het geheim van Jessja's troostwoord. In de vergeving uwer onge rechtigheden ligt de bron uwer eeuwige zalige genieting naar lichaam en ziel. Loof den Heere, mijne ziell Die al uwe ongerechtigheid vergeeft, Die al uwe krankhe den geneest. KBSBKKL1JK LEVE V. II. Algemeen is bekend dat de eerste jaren van den strijd tegen Spanje zwaar waren voor de Gereformeerden in ons vaderland. Destijds was het niet wel mogelfik, om het kerkelijk leven te regelen, gelijk het behoorde. Wie zich een voorstelling van den toestand kan vormen, is vervuld met hoogachting voor hen, die niet alleen voor de waarheid uitkwamen, maar er ook op uit waren om de kerken reeds te geven een regel, waarnaar zjj leven konden en moch ten. In ons eigen vaderland was er geen ge legenheid om bij elkander te komen en met elkander te beraadslagen, en daarom wendden zij zich naar Oost-Friesland en hielden een convent te Wezel, waarop zij de belangen van de kerken onder 't kruis gemeenschappelijk behartigden. Wanneer we nalezen, wat zfi daar besloten hebben, dan kunnen we niet nalaten te bewonderen de groote en nauw*- -irige zorg, welke onze vaderen aan het kerkelijk leven hebben gewijd en uat in dagen, waarin de moeilijkheden zoovele en zoo groot waren. Als men alleen bedenkt, dat die samenkomst ge houden is in 't jaar 1568, dan zal men ver staan, wat dit zeggen wil. Het vierde capittel handelt over de ouder lingen en in het 2e artikel lezen we: Het is daarom buiten allen kfif, dat hun ambt hierin bestaat, dat zij een iegelijk over zijn eigen parochie, naarstig de wacht houden en de hem toevertrouwde gemeenteleden van huis tot huis minstens eenmaal per week en voorts zoo dik wijls het de gewoonte zal zijn naar de regeling van elke kerk bezoeken, vooral echter tegen den tijd der Avondmaalsvieringdat zij naar de zuiverheid van hun levenswandel en zeden, naar hun getrouwe onderwijzing van hun huis- genooten, naar de gebeden, die zij in den morgen en avond voor hun hui9genooten doen en naar soortgelijke dingea nauwkeurig on derzoek doen dat zij hen kalm en ernstig vermanen en naar gelegenheid en bevind der zaken 't zjj tot standvastigheid hen vermanen, hetzij tot lijdzaamheid hen versterken, hetzij tot de ernstige vreeze Gods hen opwekken een iegelijk, die hetzij troost, hetzij bestraffing van noode heeft, vertroosten of bestraffen, en overal waar dit noodzakelijk zal wezen, de zaak ter behartiging zal brengen bij hen, die met hen gesteld zijn over de broederlijke ver maningen, om gezamenlijk met dezen de te rechtwijzing naar gelang van de overtreding vast te stellen. Zfi zullen er ook aan deoken allen en een iegelijk in hun wfik te vermanen, opdat zfi hun kinderen ter catechesatie zenden. In dit artikel wordt zeer duidelijk omschre ven wat het huisbezoek moet zijn. Het is een bewijs, dat men zich destijds ernstig reken schap had gegeven van dezen arbeid. Er is geen zweem van onzekerheid te ontdekken. Zfi hebben blijkbaar het doel vast in 't oog gehad en gingen er recht op af. Zfi overwogen tevens, op welke wfize het doel bereikt kon worden, opdat niemand zou kunnen zeggen ja, dat is nu eenmaal goed en wel, maar hoe kan het uitgevoerd worden. Immers er volgt in het derde artikel Om dat in het werk te stellen zal het noodig zfin zoo spoedig mogelijk elke kerk in vaste wijken te verdoelen naar gelang vbd de menigte en het gemak der geloovigen, die deze plaatsen bewonen aan het hoofd van elke wfik enkele ouderlingen te stellen, die elke week op een vastgestelden dag in de ge meenschappelijke kerkeraadsvergadering zullen mededeelen of alles in hun wfik recht en naar wensch toegaat. En zfi zelf moeten zich aldus gedrageü, dat zfi indachtig zfin, dat zfi niet alleen voor de kerk, maar ook voor God zelf rekenschap zullen moeten geven van de zielen, die hun toebetrouwd zfiD. De mannen die te Wezel bfieen waren, toonen, dat zfi zich er niet mede vergenoegden om te verklaren, wat er geschieden moest en die er vervolgens niet meer over dachten neen, het is hun meenens en zfi zullen niet rusten, voor dat ook gedaan wordt, wat zfi noodig oordealen. Zfi houden niet van woor den, maar van daden. Zfi vergeten de gevaren,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1