Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 32e Jaargang. Vrijdag 25 October 1918. No. 43 UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vasts MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEER, J. 0. WIELEM6A, B. MEIJER, F. J. v. d. EBDE, A. A. i. SCHELVEN, H. P. M. G. 0E WALLE in F. W. J. WOLF. UITGAYB TAN DB PERSVERBEW1&1H6 ZBBDWSCHB KERKBODE. Adres vnn de Administratie firma LITTOÜIJ k MLTHOFF, Middelburg. BELIJDENIS EN VERGEVING. Het is wel droevig dat zij, die toch in waarheid tot God bekeerd zijn, hunne zonden soms zoo langen tijd onbeleden kunnen laten. Het gaat niet altijd als bij Petrus, die na zijne verloochening, door Jezus met teeder bestraffend oog werd aangezien, en terstond naar buiten gaande onder bittere tranen zijne schandelijke daad beleed. Neen, niet zoo zelden verloopt er tusschen het bedrijven en het belijden der zonde een langere oi kortere tijd. In dien tus- schentijd is er dan wel bewustheid der zondede zonde kwelt dan wel, soms tot benauwing toehet bedreven kwaad weegt dan voortdurend als een looden last op 't gemoed, maar de zonde grijpt toch niet zóó aan dat het tot belijden komen moet. Het hart blijft ongebroken en daarom zwijgt de mond. David is ons hiervan een voorbeeld. In psalm 32 bekent hij, dat hij gezwegen, zelfs zeer langen tijd gezwegen heeft na 't bedrijven van zijne schrikkelijke zonden van overspel en moord. Die zonden lieten hem natuurlijk niet onverschillig, ze waren wel steeds voor zijn aangezicht, maar hij beleed ze niet, bij kwam er niet mede tot den Heere. Veeleer het omgekeerde, hij zocht ze voor den Heere te bedekken. Leven had hij in dien toestand niet. Voor menschen nam hij er den schijn van aan, maar hij wist zelf wel dat dit bedrog was. Gods heilige hand was zwaar op hem en drukte hem neder zijn ziel verdorde en zijn lichaam verzwakte en verouderde. Maar toch kwam het niet tot schuldbe lijdenis. De rotssteen werd wel geslagen, maar de wateren van 't ootmoedige schuld- belijden vloeiden er niet uit voort, totdat de Heere in den toorn des ontfermens gedachtig was. Die stelde de zonde in al haar omvang, zwaarte en gruwelijkheid voor Davids zielsoog. Die wierp hemzelf verbroken en verbrijzeld in 't stof voor zijn heilig aangezicht. Eu toen, toen rees het op uit de diepte van het door schuld besef getroffen en verslagen harteIk zal belijdenis doen van mijne overtredingen voor den Heere. Ik zal belijdenis doen O 1 Eor het daartee komt 1 Er zijn zeker zonden, die op aarde nooit beleden worden, althans niet met naam en toenaam. Het zijn de zonden die ons ont gaan, die wij bij 't bedrijven niet opmer ken, die wel door Gods heilig oog gezien worden, maar die ons ontsnappen. Doch er zijn ook zonden, die onmiddellijk nadat ze bedreven zijn hun aanklacht tegen ons instellen, maar die wij, hoe verbijsterd en verschrikt ook, niet aanstonds belijden. David heeft schier een jaar in zwijgen volhard, en wie zal zeggen hoevelen er in dezen zijne navolgers zijn. En toch nemen onbeleden zonden 't leven der ziel weg, zij pijnigen het gemoed en verbannen eiken vrede. Op de meest on gedachte wijze, op de meest ongelegen oogenblikken staan zij uit het graf op, waarin wij ze hadden verborgen, en ver gallen en verwoesten ons het leven, 't Kwam bij David tot »een brullen den ganschen dag". En nog wordt door ieder bij oogenblikken gevoeld dat Gods hand zwaar over hen is, waar hij bij bedreven kwaad met een zwijgend hart en stomme lippen voor God wandelt. De Heere ver toornt zich over zulk een gedrag. Hij houdt niet alleen zijn gunst in, maar doet zijn heilig misnoegen ook gevoelen. Laten wij 't bekennen 't zou nooit tot belijden komen, als God de Heere in ont ferming de belijdenis niet aan het hart der zijnen ontlokte. Wij zijn van nature kinderen van Adam, die na zijne misdaad vluchtte en voor God zich verborgde. Zoo doen ook wij en wij zouden 't blijven doen, als God ons niet tot spreken en belijden bracht. Op zijn tijd komt de Heere met de majesteit en heiligheid van zijn wezen, om met gestrengheid, waaraan barmhar tigheid nogthans niet vreemd is, zijn af geweken kinderen te brengen waar Hij hen hebben wilin het stof aan zijne voeten. Hij ontdekt wat zij bedekten. Hij stelt in heilig licht wat zij in duisternis begraven wilden. Hij doet de onbeleden zonde als een vuur in de ziel branden, zoodat zij het niet meer uithouden kunnen. Zij roept het schuldgevoel en het berouw wakker in hunne harten en verbreekt de boeien der lippen. En dan, dan komt de belijdenis. De ijskorst dooit van 't verkilde hart weg, de wateren vloeien weder. De zonde wordt gezien in al haar schrikke lijkheid, de overtreding met name genoemd en beleden de schuld en strafwaardigheid ten volle aanvaard. Met gebogen hoofd, met gebroken hart, met verbrijzeld gemoed zeggen zij den Heere alles, alles wat zij gedaan hebben. Alles, zonder te beman telen of achter te houden. Alles wat hen strafwaardig en verdoemelijk voor God gemaakt heeft. En met een traan in de stem snikken zij het voor God uitGena, o Godgena, hoor mijn gebed En Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Oprechte schuldbelijdenis is de weg tot vergeving. Beter nog gezegd: belijdenis brengt Gods vergeving in het hart. Er is geen tijdsverloop fusschen belijden en vergeven, 's Heeren genade laat zich niet wachten, ook geen oogenblik. Beleden zonden zijn, strikt genomen, oo k vergeven zonden. De vromen des ouden Verbonds mooh- ten dit gelooven en genieten, ofschoon toen het Lam Gods niet geslacht was, dat de zonden der wereld wegneemt. Ons, kinderen des nieuwen Testaments, is dit bekend gemaakt. Op Golgotba heeft God den rijkdom zijner.schuldvergevende liefde geopenbaard, en door het Evangelie noo- digt God ons telkens weer om naar het daar geplante kruis geloovig de toevlucht te nemen. Geene zonde te groot, geene zonde te zwaar, geene zonde te lang be dreven, of er is vergeving voor, want het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonden. Alleen maar God vraagt belijdenis der zonde. Rijk en vrij, alleen door zich zelf bewogen, schenkt God vergeving aan wie ze van Hem vragen. Maar dat is de eiscb, dien Hij daarbij stelt, dat er eerst belijdenis zij. Het is niet genoeg naar Gods liefde en gemeenschap te verlangen er moet schuldbesef en schuldbelijdenis ziju. Vergeet dat nimmer. Bedenk het wel, gij die dit leest, dat onbeleden zonden den weg naar Gods genadetroon versper ren. Zijn er misschien zulke zonden bij u O, laat ze dan bij u niet vernachten, maar belijd ze ootmoedig voor den Heere. Vraag het Hem, dat Hij u daartoe de genade zijns H. Geestes verleene. Wees niet ontmoedigd als ge misschien lang gezwegen hebt. Niet alleen voor David, maar ook voor allen is er genade bij God, die ten slotte tot Hem als boe teling de toevlucht nemen. De Heere hoort nogde Heere hoort nu, in het heden der genade. Zalig wie belijden mag. Zijns is de ver geving. Want tot het verbroken hart, dat schreiend tot Hem vlucht, komt God met de toevloeiïog zijner liefde. Tot u, die in het stof woont, komt Hij, die in den hoo- gen hemel troont, om in uw zielsoor te fluisterenVrees niet, want Ik heb u verlost 1 Bij den Heere is vergeving, opdat Hij gevreesd worde. Kruithof's Orgelspel. Vóór driehonderd jaar. Abonnementsprijsper kwartaal bjj vooruitbetaling 50 cent. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs10 cent per regel bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. Beriohtcn, Opgaven Predikbeurten en Advertenties tet niterl$k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Ik zeide Ik zal belijdenis van mijne overtredingen doen voor den Heere, en Gij vergraaft de ongerechtigheid mijner zonde. Ps 32 5. Van der Veen. KEBKELIJK LKVB.V. Een Jubileum. Onbegrijpelijk is 't hoe snel de jaren voorbij gaan. Soms dringt he tot ons bewustzijn door. Een woord, een ontmoeting, een gebeurtenis kan het ons opeens herinneren. Collega Nieboer van Krabbendijke viert zijn zilveren ambtsfeest. Hoe lang zou bet al geleden zijn, vroeg ik, sedert ik dien naam voor 't eerst gehoord heb. Zijn vader beeft eenigen tijd te Heeren veen gestaan en over hem heb ik hooren sprekeD, maar ik zou niet eens meer durven zeggen, wanneer dit was. Alleen weet ik nog wel, dat er met groote waardeering van hem en zijn arbeid gewag gemaakt werd. Even begon ik te rekeneD, want na hem kwam ds. Neder- hoed en vervolgens ds. Noordtzij, Doorn en Strik, die ook allen reeds heengegaan zijn. Waar is de tijd gebleven Later ontmoette ik te Kampen een zoon van den toen reeds overleden ds. Nieboer, een stu dent, die als ideaal had evenals zijn vader een arbeider te mogen zijn in den wijngaard des Heeren. Hjj was jong en zeer begaafd. We hielden allen van dien nobelen jongeling, die met zoo groote warmte kon ijveren voor een zaak, welke hij noodig achtte. Menigmaal ben ik met hem in aanraking gekomen en toen ik heenging, docht ik, dat ook hij na enkele jaren de begeerte van zjjn hart zou verkrijgen. Hij was wel niet sterk, maar we zagen toch ook niet in, dat zijn leven zoo kort zou zjjn. Hij heeft zijn studie nog kunnen volbrengen, maar predikant is hij niet meer geworden. Toen hij reeds Candidaat was, heb ik hem nog eens ontmoet en ofschoon hij nog vol hoop de toekomst inzag, verliet ik hem met de gedachte, dat hij er niet goed uitzag. Ik hoorde dan ook spoedig, dat hij niet gezond was en na eenigen tijd kwam de tijding, dat hij bezweken was. Wjj die hem gekend had den, hebben over hem getreurd. En nu is de broeder reeds vijf-en-twintig jaar predikant. Neen, dat begrijp ik niet. De meeste van die jaren heeft hij in 't Noorden van 't land doorgebracht. Op de roeping van Krabbendijke kwam hij uit Lollum, dat steeds doet denken aan ouderling Elshout, een Bra bander, die al zijn gaven gewijd heeft aan de Friezen, naar Zeeland. Dadelijk waren we daarmee ingenomen, wijl we vermoedden, dat h\j bij de Zeeuwen wel passen zou. Dit is dan ook uitgekomen. Van het begin af heeft hij met ons meegeleefd en met ons het goede der Zeeuwsche kerk gezocht. Op de laatste pastorale Conferentie leverde hij een referaat, waaruit ons bleek, dat hij nog altijd lust heeft tot historische studie, en dat met groote be langstelling werd aangehoord. Met erkentelijkheid kan ds. Nieboer terug zien op den weg, waarlangs hij gekomen is en op den arbeid, Welken hij heeft mogen ver richten. We verheugen ons met hem over de rjjke weldaden welke hem verleend zijn en we wenschen, dat de Koning der kerk, die hem geroepen en bekwaamd heeft, hem ook verder sterke en steuue en hem nog lang moge doen arbeiden aan de uitbreiding van het koninkrijk der hemelen. Een groot voorrecht is het ook, dat zijne gade al dien tijd voor hem gespaard is ge bleven en dat zij hem steeds tot een hulpe heeft kunnen zijn. Het is onze bede, dat zij samen vereenigd blijven en dat zij nog eens het gouden huwelijksfeest mogen vieren. Uit een advertentie in dit nummer blijkt, dat de heer Kruithof, die zooals waarschijnlijk de lezers weten blind is, aanstaanden Woens dagavond te acht uur een Concert geeft in de Gasthuiskerk. Hfj is naar ik gehoord heb een bekwaam organist, die in onderscheidene plaatsen van ons land tot groote tevredenheid van velen zulk een avond gegeven heeft. We wekken onze lezers op om voorzoover ze kunnen, tegenwoordig te zijn. Boüma. li. De bijeenroeping der te houden Nationale Synode geschiedde niet door een roepende kerk, maar door de Staten-Generaal, die uit- noodigingsbrieven verzonden naar de Staten der onderscheidene provinciën en naar de bui- tenlandsche regeeringen, voorzoover onder haar ressort Gereformeerde Kerken waren. Als plaats van vergadering werd aangewezen Dsrdrecht, de oudste der steden van Holland. De kosten der Synode zouden geheel gedra gen worden door de Staten-Generaal. En die zijn niet weinige geweest. Ze beliepen onge veer drie honderd duizend gulden. Want op onbekrompen wijze zijn de afgevaardigden ont vangen. Onze Vaderen lieten het gaarne zien, dat zij een welvarend volk waren. Ofschoon op 13 November nog niet alle afgevaardigden aanwezig waren, werd toch reeds de Syaode plechtig geopend door een tweetal toespraken in de Groote Kerk door Balthasar Lydius, pastor loci, en in de Waal- sche Kerk door Jeremias de Pours van Mid delburg. Uit de Nederlandsche Kerken waren ver tegenwoordigd 35 predikanten en 15 ouderlin gen, benevens 5 professoren, die mede stem recht hadden. De 2 predikanten en de ouder ling van Utreeht, die eerst als afgevaardigden zitting hadden genomen, schaarden zich later bij de gedaagde Remonstranten. Samen dus 58. De Gedeputeerden der Staten verwelkomden de verschillende afgevaardigden in de Klove niersdoelen, en wezen de voor ieder bestemde zitplaatsen aaD, want feitelijk stond de leiding der Synode in handen van de politieke heeren, die zelve niet minder dan achttien commissa rissen-politiek afvaardigden, en een eigen praeses en scriba hadden. Uit het Buitenland kwamen op de uitnoodigingen 26 theologen, met credentiebrieven gericht aan de Staten- Generaal, namelijk uit Engeland, Schotland, de Paltz, Hessen, Zwitserland, Oost-Friesland, Nassau en Bremen. Om der wille van de Bui- tenlandsche afgevaardigden zijn ter Synode alle zaken behandeld in de Latijnsche taal. In die taal werd dan ook het openingswoerd gesproken door ds. Balthasar Lydius en daarna een krachtig gebed tot God opgezonden. Hij sprak o.a.„Laat ons om twee zaken den Heere biddenTen eerste om de noodige

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1