Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 32e Jaargang. Vrijdag 27 September 1918. No. 39 UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers: D.D. R. J. v. d. VEEM, J. 0. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMDE, A. A. v. SCHELVEN, H. P. M. G. DE WALLE in F. W. J. KOLF. KERKELIJK LETEK. „Koning Willem 1 als verlicht Despoot". Het referaat van Ds. Jansen. Abonnementsprijsper kwartaal bn vooruitbetaling 50 cent. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs10 cent per regel bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVB VAN DE PERSVERBBN1GING ZEEUWSCHE KERKBODE. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. DE VOORWAARDE, OM EEN LEVENDE HOPE TE KOESTEREN. Daarom opschortende de lendenen uws verstands en nuchteren zijnde, hoopt volkomelijk op de genade die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus 1 Petr. 1 13. De Christelijke hoop is krachtig en rust op een vasten grond. Ze is verge leken bij een anker, dat hecht in den bodem van Gods onwankelbare beloften. Die hoop geeft veerkracht aan ons leven, maakt ons moedig en sterk in tijden van druk en benauwing. Het leven eischt voortdurend eene zelfverloochening, waar toe wij uit ons zei ven onbekwaam zijn een geestelijke kracht moet ons daartoe in staat 9tellen, een kracht van boven moet ons bekwamen om de dingen b e- n e d e n, dezer tegenwoordige wereld los te laten. Dat doet de hope, die vast grijpt het zalige leven der kerkelijke toe komst, waaruit wij nu reeds kracht putten in dit aardsche leven. Die hope klemt zich vast aan Cbristus als Verlosser, die niet ten halve maar geheel zijn volk zal zaligen en verheerlijken. Die hope vestigt het ook op de toeko mende algeheele verheerlijking der kin deren Gods. Dat is de openbaring door Petrus bedoeld in bovenstaanden tekst. De dag van Christus' wederkomst om te oordeelen wordt de dag der vol komen verlossing van Gods volk, want eeuwig wel en eeuwig wee brengt Hij in Zijn weegschaal mee. Langzaam aan na dert die dag. Die openbaring van Cbristus ia heerlijkheid wordt ons toegebracht, gelijk de troin die 't station nadert uw vriend welken gij verwacht naderbij brengt. De teekenen der tijden spellen het Mara- natha. De grootst denkbare genade, die alle vorige ontvangen genade, verre over treft, wordt ons dan, in dien dag der toekomst, geschonken in volle heerlijk heid van ziel en lichaam zullen wij mogen schitteren ter eere Gods, die Zich over ons ellendige zondaren ontfermde, en in de glansen des eeuwigen lichts zullen wij Hem ongestoord mogen aanbidden en verheerlijken. Niets zal ons belemmeren in de genieting der gemeenschap Gods, noch in het wijden van alle geschapene dingen aan Zijn dienst en lof. »Die hoop moet al ons leed verzachten. Komt, reisgenooten, 't hoofd omhoog 1" Volkomenlijk kunnen wij op die genade hopen. Ze rust in Gods trouw, in Christus' algenoegzaamheid als Zalig maker we hebben een onderpand in onze harten door den Geest, die Christus ons gegeven heeft. De oefening dier hoop mag en moet bij ieder Christen in dit leven gevonden worden. Die oefening is afoankelijk van zekere voorwaarden, door den apostel hier ge noemd in de woorden daarom opschor tende de lendenen uws verstands, en nuchteren zijnde". Het lange opperkleed, dat den Ooster ling hinderlijk werd bij het loopen, werd over den gordel om de lendenen heen ge trokken en zoo opgeschort, opdat hij zich gemakkelijk en vrij zou kunnen bewegen. Aan dat kleed gelijk, zijn onze aardsch- gezinde overleggingen en gedachten. Die maken ons het reizen naar het Sion daar boven vaak moeilijk. Wij moeten losser worden van de aantrekkingskracht der aarde, minder gehecht aan de stoffelijke dingengoed en geld, rijkdom en eere. Ons zieleLeven hangt vaak te laag neder, en dan is dat geweldig hinderlijk op onze pelgrimsreis naar het bemelsch Kanaao. Onze aardsche begeerten moeten we dan opschorten, opbinden, om de Christelijke hope naar behooren te kunnen koesteren. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die beneden zijn Dat de moed van velen, zoo verflauwt, hun kracht zoo afneemt, komt het niet daar vandaan dat hun ziele kleed teveel afhangt naar beneden Is niet hun geldzucht of eerzucht een sta- in-den-weg om met levendige hope voor waarts te wandelen Vooral ook in onzen tijd van moeite en zorgen, van ingespannen denken en arbeiden past voor ons de ver maning Schort op de lendenen uws ver stands en Weest nuchteren Dit laatste wil zeggenZorgt, dat gij niet komt onder de geestelijke bedwelming van den tijd waarin gij leeft. Het wereld leven oefent krachtigen invloed ook op de gemeente des Heeren. Wij bevinden ons midden in den stroom van het volle rijke menschenleven, maar moeten dan waak zaam zijn, dat wij niet geraken onder de bedwelming van den tijdgeest die in onze kringen rondwaart. Satan gebruikt juist het wereldleven van onze dagen om een verdoovenden invloed uit te oefenen op de zielen der geloovigen. De geest van materialisme en socialisme werkt krachtig op alle gemoederen in, 't valt niet te ontkennen. Daartegen nu moeten wij waken, bidden, strijden, opdat wij nuchtere Christenen zouden blijven, niet bedwelmd door den socia- listischen zwijmeldrank, maar die een eigen onbevangen blik hebben op de dingen dezer aarde, alles beziende bij het licht van Gods heilig Woord. Weest nuchteren 1 Laat u niet van de wijs brengen door de geestelijke boosheden in de luchtDat zij geen vat hebben op uw zieleleven om dat te bedwelmen of te verderven. Waakt, broeders, dat gij niet in ver zoeking komt. Het rijk der duisternis tracht u in zijn stikkende atmosfeer te ontvangen. Blijft buiten die sfeer. Blijft ademen in den zuiveren geestopwekkenden dampkring van Gods Woord. Dat zal u kracht en moed geven om elk kruis te dragen, alle moeiten te weerstaan. Ai komen er dan nog zulke moeilijke en drukkende tijden, dan zult gij den kluts niet kwijt raken, maar geloovig standhouden, hopende op de genade die u toegebracht wordt in de openbaring van Christus Jezus. Dat die hope steeds levendiger in u worde. Dan zult gij gaan van kracht tot kracht, en straks voor God in Sion ver schijnen. Kerkhof, De Vr\je Universiteit groeit. Dit is een tee- ken van haar levenskracht en een bewijs, dat zij haar invloed uitbreidt. In den laatsten tijd is de litteraire faculteit versterkt 't welk in derdaad zeer noodig was. Het getal van Chris telijke Hoogere Burgerscholen neemt langzaam toe en er komt dientengevolge vraag naar goed onderlegde leeraren. Eveneens zijn er reeds onderscheidene gymnasia op christelijken grondslag en ook deze stellen den eisch, dat er gelegenheid zij voor een degelijke opleiding van de aanstaande Docenten. Reeds deze om standigheden drongen er toe een dergelijken maatregel te nemen. Bovendien was het reeds lang gevoeld, hoe goed zou het zijn, dat we mannen hadden, die zich met al hun krachten wijden konden aan de bestudeering van de geschiedenis. Algemeen heeft het dan ook in onze kringen blijdschap gewekt, dat men den moed gegrepen heeft deze faculteit zoo uit te breiden. De eerste Professor, die benoemd werd, was dr. A. Goslings, die zijn ambt den 8 sten Juli 1918 aanvaard heeft met een rede, welke ver scheen onder den bovenstaanden titel en uit gegeven is bij E. J. Bosch Jbzn. te Baarn. We hebben deze rede met groote belangstelling gelezen en ons over den inhoud verblijd. Het onderwerp trekt aan, ook omdat de eerste Koning van ons land nog niet zoover van on zen tijd afstaat, en zijn invloed nog nawerkt tot op dezen dag. Ons trof al dadelijk bij het begin dit beza digde oordeel„Wie bij zgn onderzoek eerlijk en nauwgezet te werk gaat, ernstig kennis neemt van den arbeid van tegen- zoo goed als van voorstanders, niet verzwijgt wat pleit ten gunste van andersdenkenden zoo min als het kwaad bij geestverwanten bemanteld, zulk een historicus heeft aanspraak op den naam van onpartijdig. Maar, onpartijdig en objectief zijn twee. Het is niemand gegeven geheel buiten zich zelf te treden. Ieders persoonlijkheid laat zich in meerdere of mindere mate bij zijn onderzoek gelden. De een b. v. hecht bijzondere waarde aan poli tieke, een ander aan godsdienstige factoreD, een derde weer aan economische. Het kan zijn, dat reeds bij het verzamelen van bronneD, materiaal en litteratuur een schifting tusschen belangrijk en onbelangrijk gemaakt en het onbelangrijk geoordeelde verwaarloosd wordt, doch, zoo dat al niet het geval is en men zgn onderzoek zoo ruim mogelijk instelt, zulk een schifting moet toch plaats hebben in de ge gevens, die men gebruikt, want om ze alle in zijn verhaal op te nemen, is zoo goed als nooit mogelijk. Niet zelden komt het objectieve ele ment juist meer uit in hetgeen men verzwijgt dan in hetgeen men mededeelt. Doch ook in wat men mededeelt, kan men slechts tot op zekere hoogte aan de subjectieviteit ontkomen. „Ernstig nadenken en veelzijdige studie is zoo heeft de'onlangsjgestorven geschiedkenner ds. de Beaufort gezegd, naar aanleiding van een werk van Nnyens kunnen ons doen) begrijpen, hoe menschen met een verstand, anders bewerk tuigd dan het onze, onder andere omstandig heden en in een andere omgeving gevormd, denken en handelenmaar het is zelfbedrog te meenen, dat wü ons bij het beoordeelen hunner denkbeelden en handelingen geheel aan den invloed van eigen overtuiging en be ginselen kunnen ontworstelen", verschil van teekening is oorzaak, dat de een zieh van het verleden een ander beeld vormt dan de ander en vandaar dat b. v. een liberaal met Roomsche geschiedschrijving niet zonder meer genoegen kan nemenvandaar ook, dat de Calvinisten niet na kunnen laten zelf de hand aan den ploeg te slaan". Aan een man, die zoo de onpartijdigheid waardeert en zich tevens zoo helder bewust is, dat de levensbeschouwing invloed uitoefent, is zulk een gewichtig vak wel toebetrouwd en we mogen er op rekenen, dat zgn arbeid, als God hem de krachten blijft geven, vrucht zal dragen. Wij kunnen dit met volkomen gerustheid zeggen na de lezing van zijn keu rige rede, welke in zeer duidelijke en sobere taal ons Willem I laat zien als verlicht Des poot. Met welk een nauwkeurigheid wordt ons hier het beeld van onzen eersten koning geteekend. Wij krijgen den indruk: ja, zoo is hij geweest de koning, die met zooveel ide alen het bewind heeft aanvaard en die straks heenging zonder door ons volk ernstig betreurd te worden. Heel het leven van dien tjjd zien we weer, al de moeite, waarmede de regeering destijds worstelde, al de misslageD, waaraan de Vorst zich schuldig gemaakt heeft. De op vatting van zgn taik, welke deze eerste ko ning had, moest noodwendig leiden tot een zoo droeve slotsom. Het kon niet anders. Veel wordt ons nu begrijpelijk, wat ons anders raadselachtig was en wjj zijn bjj machte om dezen Souverein, recht te laten wedervaren. Over de verhouding, waarin deze koning gestaan heeft tot de Zuidelijke Nederlanden, gaat ons een helder licht op en..wjj verstaan, dat op deze wjjze de twee deelen van het eerste koninkrijk onmogelijk vereenigd konden bljjven. Wjj kunnen ons eveneens rekenschap geven over de kerkelijke kwestie, welke ons land reeds zooveel moeite en schade gebracht heeft, en waarvan we de oplossing nog altjjd niet mogen aanschouwen. De rede maakt ons duidelijk, hoe de koning er toe gekomen is, de oude Gereformeerde kerken om te zetten in het Hervormd Genootschap en wjjst ons insgelijks aan, hoe dit mogeljjk was. Al is het maar met enkele woorden toch doet de schrijver ons kennen, van welk een overwegend belang het is, dat we de.historie dier dagen nauwkeurig kennen. Onder de leiding van zulk een gids zien we duidelijk den weg* waar langs we voorttrekken moeten. Jarenlang heeft de schoolkwestie onze poli tiek beheerscht en we hopen, dat dit mini sterie eindelijk eens de oplossing zal brengen. Wie met aandacht deze rede leest, leert er den oorsprong van kennen, want reeds onder den eersten koning werden de stappen gezet op den weg, die tot dezen hangen strjjd om gevoerd heett. Het verlaten van de Waarheid, inzake het onderwijs op de school moest tegen stand vinden bg allen, die er van doordrongen zjjn, dat hun kinderen behooren onderwezen te worden naar den eisch van hun weg, en die er op stonden, dat hun kroost zou wan delen in den weg des Heeren. Deze rede versterkt ons in de overtuiging, dat we recht deden door met moed en kracht op te komen voor de rechten der ouders, aan wie de roeping behoort om te bepalen in welke richting de school zich heeft te bewegen. We zjjn dankbaar, dat deze Professor ons zulk een zuiver geluid deed hooren, en we hopen van harte, dat hjj nog jaren mogen arbeiden, en dat hjj ons nog vaak een vrucht van zgn degeljjke studie moge kunnen aan bieden. Bouha. Voor de Kerken in de Classis Walcheren, die te beslissen hebben over Dr. van Schelvens vraag om het radicaal van Dienaar des Woords te mogen behouden, is van genoegzaam belang om er kennis van te nemen het referaat, dat Ds. Joh. Jansen van Ten Boer hield op de pasrrehouden Centrale Predikantenconferentie te Utrecht, over: „Het verschijnsel van de ver lating van den dienst des Woords en de roeping der Kerken daartegen," ook al gaf hjj om trent bedoelde vraag niet een directe oplossing. Tevoren had de referent zjjne stellingen, reeds laten publiceeren, welk* aldus luiden I. Het verschijnsel als toodanig. 1. Het verschijnsel komt, wat het aantal gevallen betreft, nog slechts sporadisch voor, maar neemt, in samenhang met andere ver schijnselen en wat den ernst der gevallen aan gaat, zjj het vooralsnog niet een verontrnptend, toch wel een opmerkingswaardig karakter aan. 2. Vroeger kwam het voor in tweeërlei vorm n.l. in den vorm van trouwelooze verlating van den dienst, art. 80 K.O., en in den vorm van overgang tot een anderen staat des levenspart. 12 K.O.welke beiden vormen wel onderschei den moeten worden. 3. In onzen tjjd komt de eerste vorm ten gevolge van de toepassing der bepalingen, dat geen dienaar in eene andere kerk mag worden bevestigd zonder wettelijke getuigenis zjjns af- scheids, enz art. 5 en 10 K.O., en dat trouwe looze verlating van den dienst eene tuehtwaar- dige zonde is, art. 80 K.O., hoogst zelden meer voormaar is de tweede vorm, in samenhang met andere verschijnselen, eer erger dan beter geworden. 4. De algemeene oorzaken moeten, in ver band met andere versohjjnselen, voornamelijk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1