Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 32e Jaargang. Vrijdag 20 September 1918 No. 38 UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.D. R. J. I. t VEEI, J. D. WIELEI6A, B. MEIJER, F. J. v. d. EIRE, A. A. i. SCHELVEN, H. P. M. G. DE WALLE en F. W. J. WOLF. PERSVBRBBN1G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. DE HEERLIJKHEID VAN HET OVERBLIJFSEL. Als het dorrende gras en de verwelkende bloem, wier schoonheid vergaat, zoo is de schoonheid en de heerlijkheid der wereld. De wereld gaat voorbij met al hare be geerlijkheden. De grootschheid des levens, de begeerlijkheden der oogen, de wellust des vleesches, 't stelt alles teleur. En als God de Heere in Zijne Majesteit komt ten gerichte, wat aardsche heerlijkheid zou dan niet bezwijken. Al de heerlijkheden, die de aarde biedt, zijn als het gras. Voor het wereldsche Jeruzalem in Jesaja's dagen waren ze de trots en de roem, gelijk ze het ook in onzen tijd zijn voor het ODgeloof en ten deele zelfs nog voor geloovigen. Maar, zóó heeft de profeet Jesaja (in de voorafgaande hoofdstukken) gezegd, al die heerlijkheid zal worden weggevaagd met al wie er op vertrouwde, door de stormen van 't gericht. Gelukkig echter het volk, dat in iets anders zijn steun, zijn roem en zijn sieraad heeft gezocht, dat niet aanmerkt de din gen, die men zietdat, niet ziende, maar geloovende, door het geloof zijn troost vond in het uitzien naar een andere, naar de ware heerlijkheid, naar de openbaring van de heerlijkheid des Heeren, naar het heil, dat de Heere zou doen uitspruiten voor zijn arm en ellendig volk. Gelukkig dat volk. Dat volk zal ontkomen. Dat volk zal bestaan. En voor dat overblijfsel zal des Heeren Spruit tot heerlijkheid en sieraad zijn en de Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en heerlijkheid. De Heere had in Juda's bodem een zaad besteld, een onvergankelijk hemelsch zaad. En als nu, zegt Jesaja hier, alle schijn- heerlijkheid weggeslagen wordt, waarop Israel zich valschelijk verlaat, dan zal dat zaad uitkomen. En komt dat zaad uit, dan komt de heerlijkheid, waarop Gods volk heeft gehoopt. Want dat zaad zal dan juist uitloopen en groeien en opgaan als de levensboom, die vruchten afwerpt, zonder tal, van redding en van zaligheid en een wereld behoudt. Jesaja was de vinger Gods, die uit de verte heenwees naar den tijd, dat die Spruite ontspruiten zou, opdat het bondsvolk van zijn eeuw in die belofte al zijn hoop en heerlijkheid, zoeken zou. En voor ons is die profeet de Gods man, die ons toeroeptvoor u brak die dag, die welaangename dag aan, waarnaar de ouden uitzagen en vraagden en onderzochten. De Goddelijke loot liep uit, waarin Gods kerk haar eenig sieraad vindt. De»vrucht dor aarde®, de man, wiens naam is Spruite, is uit zijn plaats gesproten. En zeker de heerlijkheid, die die Spruite brengt, komt nu nog niet zichtbaar uit; dat zal eerst zijn, als Hij weer verschijnt aan het eind der eeuwen, maar door het ge loof ziet het ontkomene in Israel, het overblijfsel, nergens, nergens heil dan in dat rijsken uit den afgehouwen tronk van| Isaï, in des Heeren Spruit. Christus, hier genoemd, de Spruit des Heeren en tegelijk de vrucht der aarde, Christus, de Zoon van God en ook de Zoon des menschen, God uit God en Licht uit Licht, en tevens Davids Zoon, Christus, brengt al de heerlijkheid aan in Sion. En ziet hier, wie in die heerlijkheid van Sion deelen zaleen iegelijk, die ge schreven is ten leven te Jeruzalem. Gods welbehagen schonk die vrucht der aarde® en naar diezelfde wet van 't eeuwig wel behagen wordt ook de vrucht geteld aan dien groenenden levensboom, die opkwam in de volheid des tijds. »Gij toch, Gij zijt hun roem. Uw vrije gunst alleen wordt de eere toegebrachte. Hier valt alle be schikking en wil van menschenkinderen weg. Hier is niet het besluit desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar alleen des ontfermenden Gods. Het overblijfsel, dat ontkomt, is het overblijfsel naar de verkiezing der genade. De zaligheen en heerlijkheen van 't eeuwig leven, die op bloeien uit des Heeren Spruite, vallen ten deel aan een iegelijk, die geschreven is ten leven te Jeruzalem. Let verder op, h oe 's Heeren Spruite tot sieraad en tot heerlijkheid is voor 't overblijfsel. In drie trekken schetst ons dit de profeet. Hij spreekt over heilig heid, over veiligheid en over de verborgenheid der tegenwoordig heid van Sions God. Ten eerste»'t Zal geschieden, (zegt Jesaja) dat de overge blevene in Sion en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheeten worden, een iegelijk, die geschreven is ten leven te Jeruzalemals De Heere zal afgewas- schen hebben den drek der dochtren Sions en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit zijn midden door den Geest des oordeels en door den Geest der uitbranding®. De zonde moet eerst weg waar de heerlijkheid door breekt. De zondeschuld en ook de zonde smet. Waar de zonde is en de zonde heerscht, daar is, al lijkt alles nog zoo schoon, daar is het tegendeel van heer lijkheid. En nu is dit het eerste en het groote voorrecht van Sions kinderen, dat van hen de zonde wordt weggedaan en in toerekening reeds van hen is wegge daan. De vijanden kunnen nu nog sma delijk wijzen op zonde, die bij Gods volk gezien wordt. Maar wie zal beschuldiging inbrengen tegen den Zoon van God. En wie zal beschuldiging inbrengen kunnen tegen hen, die gerekend worden in Hem. In Jezus' bloed werden Sions dochtren rein gewasschen en werd de bloedschuld weggenomen van Jeruzalem. Als Satan komt om op de zonde te wijzen, mogen de geloovigen wijzen op den Immanuel. En moeten we belijden, dat de smet der zonde ons dag aan dag nog aankleeft de liefde en de genade Gods wijken niet voor de overblijvende zonde, maar de zonde zal wijken moeten voor Zijne liefde. Om al de zonde en bloedschuld van Jeru zalem gaf Hij Zijn bondsvolk niet prijs, maar om Zijn verbond doet Hij de zonde weg. Door den Geest des oordeels en den Geest der uitbranding wil Hij ons gansch rein maken en ook van het laatste over blijfsel der zonde eenmaal bevrijden. Het grootst verlangen der geloovigen isvan de zonde af te komen, geheel en vol maakt. Dat verlangen doet Paulus uitroepen Ik, ellendig mensch, wie zal mij verlossen van de banden dezes doodsMaar dat hoogst verlangen zal worden bevredigd. Paulus zegt erbij »Ik danke God door Jezus Christus, onzen Heere®. En 't is, zooals we wel eens zongen Hij maakt op hun gebeden gansch Israel eens vrij van ongerechtigheden. De tweede hoofdtrek van Sions heer lijkheid, die door Jesaja hier wordt aan gewezen, is de verborgenheid der tegen woordigheid van Sions God. »üver alle woning van den berg Sions en over zijn vergaderingen zal Hij scheppen een wolk des daags en een rook en den glans eens vlammenden vuurs des nachts®. Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is ge zeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Het welgevallen des Heeren rust op Zijne gemeente. Zooals de schechina zweefde boven het allerhei ligste en zooals wolk- en vuurkolom niet week van 't oude Israel Gods bij zijn omzwerving door een vreesoJijke woestijn, zoo wijkt Hij dag noch nacht van de zijnen en zoo maakt Hij door Zijn nabij heid en tegenwoordigheid deze woestijn tot een paradijs. Als een hemelsch balda kijn is Zijne Goddelijke tegenwoordigheid over de Zijnen. O» or al hunne vergade ringen. Over al hunne woningen. Waar twee of drie maar samen vergaderd zijn in Zijn Naam, daar is Hij in het midden. Zijn oogen zijn niet af van Zijn huis. In Zijn liefde en genade schouwt Hij het immer aan. Met Zijn Geest wijkt Hij nim mermeer van ons. Jesaja schijnt hier heen te wijzen naar 't mysterie van den Pink sterdag. Van een verborgenheid, een mysterie spreekt die wolk en die wondere vuur glans. Een mysterie is dan ook des Hee ren tegenwoordigheid bij Zijn volk. Een mysterie, dat aan het eind der eeuwen ontsluierd worden zal in ongekende heer lijkheid. »Want«, zoo staat er, so.ver alles, wat h e e r 1 ij k is, zal een beschut ting wezen®. Overal, wat maar heerlijk is, over louter heerlijkheid, over niets dan heerlij kheid hangt dat scherm, van Gods verborgen tegenwoordigheid. O, wat zal het dan eenmaal zijn, als dat hulsel wegvalt en al de geheimenissen Zijner genade ontraadseld zullen zijn. En ten laatste wordt tot troost der ge loovigen en als tot noodiging van allen zondaar genoemdde veiligheid. »Er zal een hut zijn tot een schaduw des daags togen de hitte en tot een toevlucht en tot een verberging tegen den vloed en tegen den regen®. Veilig, veilig onder Jezus, hoede. God is een toevlucht voor de Zijnen, voor hen, die in benauwdheid kwijnen. Ze werden Zijne hulp gewaar, in zielsbenauwd- heid en gevaar. Een toevlucht is in God. Een toevlucht in nood en in dood. Een toevlucht, een verberging, als de vloed komt van het oordeel over alle valsche heerlijkheid, als de stormen en de slag regens komen en tegen 't huis aangieren en den grond op de proef stellen, o mensch, waarop gij gebouwd hebt. Al wat zijn steunpunt vindt in 's werelds heerlijkheid, moet dan vallen met dien loozen grond. Doch wat in 's Heeren Spruit zijn sieraad en zijn heerlijkheid, z|jn ge rechtigheid en zijn zaligheid zag, mag ook dan als 't oordeel komt, zeggen met den dichter»Mijn toevlucht en mijn burcht, mijn God, op Welken ik vertrouw®. Want Hij zal u redden uit den strik. Hij zal u dekken met Zijn vlerken en onder Zijne vleugelen zult gij betrouwen. Opmerkingen: 1. Het eerste vers van Jes. 4 hoort naar zijn inhoud nog bij het derde hoofdstuk, zooals ieder dadelijk zien kan. De indee ling in hoofdstukken, die wij hebben, is eerst ontstaan in de 13e eeuw. Volgens sommigen is ze toe te schrijven aan Hugo van St. Caro, een kardinaal (gestorven 1260). Volgens aan den aartsbisschop van Canterbury Stephan Langton, (gestorven 1228). 2. Dat bij »des Heeren Spruit® in Jes. 4 gedacht moet worden aan Christus, is van ouds af tot nu toe het gevoelen van zoo ongeveer alle uitlegkundigen. Toch mag niet verzwegen worden, dat niemand' minder dan Calvijn een andere meening is toegedaan. Hij oordeelt, dat »Spruit des Heeren® en vrucht der aarde® gezamen lijk te kennen geven een ongekenden over vloed van Goddelijke genade. Dr. de Moor schrijft m.i. terecht(Menigerlei: genade 1916, No. 33) »Hier heelt de nuchterheid den grooten Hervormer, naar het ons voor komt, parten gespeeld®. F. J. v. d. Ende. KERKELIJK L£?KN. De tegenwoordige godsdienstige bewegiQg. ii. Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs: 10 cent per regel bjj jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAYB TAN BE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Jes. .4 2—6. Het was reeds lang duidelijk, dat er groote veranderingen kwamen. Allerlei verschijnselen wezen er op. Er was blijkbaar een krachtige stroomiog in het water der volkeren zee. Het giste, woelde en bruischte overal. We beleefden dagen van actie, welke voor.geen.moeilijkheden uit den weg, ging. Alle dammen, welké tegen stand boden, moesten w|jken alle hindernissen moesten verdwijnen. De vastigheden, waarop het leven van een gezin, van een volk, berustte, werden omgewoeldzelfs wat tot dusver als een axioma, als een ontwijfelbare zekerheid gold, bleek een holle, jjdale haze te .sjjp, welke uiteenspatte als een zeepbel, welke in aan raking komt met een of ander voorwerp. Naarmate deze beweging doordrong tot het bewustzjjn van velen, naar die mate kwam er ontnuchtering en ook onrecht. De vraag, waar heen gaan we, kwam naar voren en eischte een antwoord. De zelfgenoegzaamheid, waaraan velen leden, kon niet langer stand houden. Het huis, door menigeen met. zorg gebouwd en waarin men zoo rustig woonde, wankelde, viel omver, omdat de, grondslagen niet deug delijk waren. Daarbij kwam de oorlog, welke de volkeren dwong om elkander te vernietigen en heel de wereld in beroering bracht. De veiligheid week en de gewone orde verdween. Alle uitspraken ook van meest gezaghebbende z|jde stelden teleur en er ontstond een gevoel van onzekerheid welke bijna allen aangreep. Nu de bodem, waarop men gewoond had, wegzonk, ging het meoigeen als een schip-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1