Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
32e Jaargang
Vrijdag 30 Augustus 1918
No. 35
UIT HET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasts Medewerkers0.0. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, 0. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN, H. P. M. G. OE WALLE in F. W. J. WOLF.
PERSVEREENIG1NG ZBEUWSCHB KERKBODE.
Ter gedachtenis.
Abonnementsprijs: per kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs10 cent per regel bij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vr ij dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFP, Middelburg.
TEGEN DE EERZUCHT.
Bil hij zeide tot de genooden eene
gelijkenis, aanmerkende lioe zij de
vooraan zittingen verkozen zeggende
tot hen: Wanneer gij van iemand
ter bruiloft genood zult zijn, zoo zet
u niet in de eerste zitplaatsopdat
niet misschien een waardiger dan gij
van hem genood zij, en hij komende,
die u en hem genood heeft, tot u
zeggeGeef dezen plaatsen gij
alsdan zoudt beginnen met schaamte
de laatste plaats te houden. Maar
wanneer gij genood zult zijn, ga
henen en zet u in de laatste plaats
opdat, wanneer hij komt, die u ge
nood heeft, hij tot u zeggeVriend,
ga hooger opAlsdan zal het u
eere zijn voor degenen, die met u
aanzitten.
Want een eigelijk, die zichzelven
verhoogd, zal vernederd wordenen
die zichzelven vernedert, zal verhoogd
worden.
Lucas 14 7—11.
Niet met de beste bedoelingen was Jezus
uitgenoodigd door den voornamen Fari
zeeër om op den Sabbath aan zijn maal
tijd deel te nemen. Achter de welwillende
uitnoodiging schuilde valschheid en vijand
schap. Toch had Jezus met vrijmoedig
heid de uitnoodiging aangenomen. Ook
daar kon hij de werken Zijns Vaders doen.
Was hun doel Jezus waar te nemen,
hij stoorde zich niet aan de kleinzielige
opvattingen der Farizeeën, maar genas er
den waterzuchtige. En tegelijk nam
Jezus de gelegenheid waar, om die Fari
zeeën eens waar te nemen, die zich al
zeer aanmatigend en onbeschaamd ge
droegen bij hun gastheer. De een ver
drong den ander om zooveel mogelijk een
eereplaats aan tafel te krijgen, aan het
boveneinde vlak bij den gastheer, om zich
later te kunnen beroemen, dat hij bij dien
voornamen Farizeeër de vooraanzitting
genoot.
Jezus houdt hun in bovenstaande gelij
kenis als onderhoudend tafelgesprek
bij die gelegenheid uitgesproken een
helderen spiegel voor oogen, waarin ze hun
eigen beeld en gedaante eens konden waar
nemen. Jezus zegt hun eens ingezouten
de waarheid, en toch in zoo zacht moge
lijken vorm. Hij bestraft hun eerzucht
en geeft ze een lesje in bescheidenheid.
Meteen was het voor Christus' discipelen
een kostelijk onderwijs, hoe zij zich te ge
dragen hadden in de samenleving. Eer
zucht, dat was de zondige zuurdeesem
in de Farizeeënkring. Van die kwaal
moeten zij genezen worden. De eerzucht
is een honger, die onverzadelijk, een dorst
die onleschbaar is. 'tls een tak aan den
stam van den hoogmoed. En ieder dier
Farizeeën had zoo hoogen dunk van zich
zelven, dat hij meende dat hem aan tafel
de beste plaats toekwam. Men duwde
elkaar op zij om den voorrang te krijgen.
Zoo ging het overal, tot in de Synagoge
toe. Daar scboof de eene Farizeeër ook
vrijpostig langs den anderen heen om in
't voorgestoelte plaats te kunnen nemen.
Ieders binnenste gedachte wasik ben
immers een man van aanzien, van erkende
vroomheid, van onberispelijken wandel,
met kennis van de rechtzinnige leer.
Die eerzucht leidde dus tot het aanne
men van eene aanmatigende houding tegen
over de medemenschen.
En aangezien de schare tegen de Fari
zeeën als hun voorgangers en exempels
opzag en hen navolgde, was heel de saam-
leving destijds van dat kwaad doordrongen.
Twistten niet Jezus' discipelen onder el
kaar ook al over den voorrang, wie de
meeste zou zijn in het koninkrijk der
hemelen
Tegenwoordig is in beschaafde kringen
niemand zoo dwaas zich zoo onbeschaamd
aan te stellen aan een gastmaal als des
tijds die Farizeeën, want de zuurdeesem
van Christus' leer is in onze beschaafde
maatschappij ter dege doorgedrongen. Het
goede, edele en schoone in onze saamle-
ving kwam niet uit de menschen, maar
ontwelde aan de reine leer, die Jezus een
maal predikte. Onder de Christen volkeren
vindt ge den zegen van 't Evangelie ook
nog in de uitwendige vormen, zij 't slechts
aan de oppervlakte.
Maar al zijn thans de vormen meer be
schaafd dan voorheen, het zondaarshart
is niet veranderd. En daarom is Jezus'
gelijkenis ook een waarschuwende predi
king tegen ons in onze kringen, opdat wij
ons zouden bekeeren van de zonde der
eerzucht. Uwe bescheidenheid zij allen
menschen bekend. De een achte den an
der uitnemender dan zichzelven.
Helaas wordt ook nu onder Christen
broeders en zusters vaak om den voor
rang gestreden. De een tracht den ander
op zij te duwen. In kerkelijke kwesties
komt het (als men de zaken eens nauw
keurig onderzoekt) telkens hier op neer
dat de kwaal van eerzucht de twistende
broederen leelijk te pakken heeft. En
heusch, al worden er dan dikwerf o zoo
principieele redeneeringen opgezet, achter
die woorden ligt niet anders dan de zonde,
dat een ieder zichzelven tracht te verhoo-
gen en een ander te vernederen.
Jezus' woord moet als een klare spiegel
ook ons voorgehouden worden. Dat is
niet eene prediking van deugden en plich
ten, die naar sommiger oordeel uitsluitend
in moderne kringen thuishoort, maar dat
is onderwijs in de praktijk der godzalig
heid, zooals wij Gereformeerden 't noodig
hebben, hetzij we behooren tot de armen
of rijken, tot de geleerden of onkundigen,
tot de ouderen of jongeren van jaren.
Want in alle standen en op eiken leeftijd
maakt men zich schuldig aan zulk eene
aanmatigende houding en verzuimt te be
denken, dat een Christen of Christin op
rechte ootmoed en bescheidenheid past.
Van nature hebben we allen een hoog
moedig hart en zijn we eerzuchtigwillen
we onszelven verhoogen ten koste van een
ander, ten koste van onzen naaste. We
weten wel dat wij ootmoedig moeten wan
delen, maar door de scheuren en gaten
van den ootmoedsmantel, dien we ontvan
gen, gluren de ondeugden van eigen dunk,
eerzucht, hoogmoed, zelfverheffing heen.
Reeds bij het kind valt zoo iets in 't
oog. Het spant zich in om door manieren,
woorden, kleeding, gedrag anderen den
loef af te steken en zich ten koste van die
anderen bij ouders of onderwijzers aange
naam te maken. Het kind acht zichzel
ven al zooveel beter, hooger, voornamer
dan zijn kameraad. Bij jongelingen en
jonge dochters komt dezelfde hartstocht
uit om boven anderen uit te schitteren en
zich meer eere aan te matigen. En bij
volwassenen houdt het eigen ik niet op de
voornaamste plaats voor zichzelven te be-
geeren. De mensch van heden heeft nog
hetzelfde zondige hart als de Farizeeër
van weleer. Zelfs geen Christenmensch
is van den zuurdeesem der eerzucht vrij.
Genade alleen leert ons die zonde te
bestrijden, te dooden, te begraven. Maar
ook onder hen, die genade ontvangen
hebben, valt zoo dikwerf nog dit kwaad
te speuren. Denk aan het kind dat bru
taal is, tegen ouders, meesters, politie.
Aan de dienstbode, die gekleed wil gaan
als haar mevrouw. Aan den boer, die u
verzekert dat er geen mooier beesten zijn
en geen beter land is dan het zijne. Aan
de huisvrouw, die haar huishouding de
keurigste van alle noemt. Ieder pronkt
met zijn ijdelheden om anderen in den
waan te brengen, dat hij zooveel beter is
dan zijn naaste. Is dat niet het zich
zelven verhoogen?
Vader Cats zeide
»Een groot zeil op een klein schip
Moet in den grond of op een klip".
Kleine schepen met een groot zeil tui
melen om. Die zichzelven verhoogt, zal
vernederd worden. Dat zichzelven ver
hoogen vindt ge zelfs op heilig erf bij hen,
die vooraan willen zitten in Gods Huis,
die in broederkring altoos het hoogste
woord voeren, die met hun deels gefan-
taseerden bevindingsweg te koop loopen,
die met hun gebedsgaven pronken. Waar
lijk, de oude les mag heden nog wel her
haald. Ieder binde den strijd aan tegen
die boezemzonde. Want de Heere komt
de Zijnen kastijden om ze hun eerzuchtige
praktijken af te leeren. Hij gebruikt Zijne
wijze middelen om ons die zonde te leeren
afsterven. Christus is ons ten voor
beeld, die nooit eigen eere zocht, maar
nederig en zachtmoedig de werken Zijns
Vaders verrichtende, alleen Diens eere
zocht.
Wie zich niet op den voorgrond dringt,
maar getrouw in ootmoed de roeping Gods
hem opgelegd vervult, die zal ten leste
met eere bekroond worden, die zal genade
vinden bij God en bij do menschen. Wie
bescheiden op allerlei terrein des levens
zijn christenplicht waarneemt wordt ken
nelijk van God gezegend boven anderen.
Want Gods oogen doorloopen de gansche
aarde, om Zijn gunst te betoonen aan allen
die nederig zijn van hart en wandel.
Wie niet eigen eere zoekt, maar de eere
Gods en het welzijn van zijn naaste,
wie niet zichzelven dient, maar God dient
en anderen wil dienen, die zal genade en
eere ontvangen en in dit leven reeds en
hier namaals.
Dat is de wet van het Koninkrijk der
hemelendie zichzelven vernedert, zal
verhoogd worden.
Wees klein voor God en jk 1 e i n voor
uw medemenschen. Wie zich voor God
waarlijk verootmoedigt, zal zich niet boven
zijn naaste verheden. De tollenaarsge
stalte en niet de Farizeeërsgestalte worde
bij ons gezien.
Wie van harte belijdtik ben de voor
naamste der zondaren zal ook in de
saamleving zich door de genade Gods laten
zegenen en het aangename schijnsel af
werpen van een ootmoedig en bescheiden
discipel van Christus.
En wie als dienstknecht van Christus
hier op aarde ootmoedig wandelde voor
God en voor de menschen, zal ook een
maal zich hooren toevoegen 't woord van
den hemelschen Gastheer aan de Bruiloft
des Lams: »Vriend, ga hooger op!".
Kerkhof.
fiËBKËLIJTft L.KVBM.
Te Kampen overleed ds. G. Elzenga, die
van het jaar 1880 af de Gereformeerde kerken
gediend heeft. Hjj kwam uit het Noorden van
Friesland, verkreeg zjjn gymnasiale opleiding
te Sneek en studeerde verder eerst aan de
academie te Utrecht en later aan de Theolo
gische School te Kampen. Na beroepbaar ge
steld te z\jn begon hjj te Stiens zijn arbeid, een
mooi dorp bij Leeuwarden, maar waar de on
verschilligheid inzake kerk en godsdienst
hoogtij vierde. Vandaar vertrok hij naar Sneek
en enkele jaren later naar Kampen, aan wel
ken kerk hij sedert dien tjjd al zjjn kracht
wijdde.
Elzenga was een man van middelmatige
lengte, stevig gebouwd en met een vast karak
ter. Hij had een diep gewortelde overtuiging
en een groote liefde tot de Gereformeerde be
lijdenis. Van alle oppervlakkigheid wars tfacht
hij eerst na, vóór hij sprak en schreef.Wie
van een degelijke preek hield, hoordé "hem
gaarne. Hij gaf voedsel niet enkel voor'het
hoofd, maar ook voor 't hart. Ieder wist,' dat
hij het leven ernstig opnam, en dat hij'het
koninkrijk Gods boven alle dingen waardeei-de.
Als catecheet was hij in zjjn kracht, want hjj
kende niet enkel de waarheden, maar hjj kon
ze ook zoo nauwkeurig aanwijzen. Hjj leidde
zjjn leerlingen in de waarheid in en liet hun
de vastheid en de schoonheid ér van zien. Voor
de gymnasiasten té Kampen is het dan ook
een voorrecht geweest, dat aan hem opgedragen
was het onderricht in de christelijke religie.
Hjj leefde met de gemeente mede en wjjl hjj
uit eigen ervaring het pjjnljjke van het ljjden
en van de droefheid kende, verstond hjj, wat
er in 't hart omging bjj hen, die onder 'tleed
gebogen gingen. Hjj had echter ook ondervon
den, welk een bron van sterkte en troost er
is in God en daarom kon hjj ook met een be
wogen gemoed ljjdërs en ljjderessen dringend
aansporen om de kracht te zoeken, waar zjj
alleen te vinden is.
Voor een degelijke opleiding van aanstaande
predikanten gevoelde hjj veel en hjj heeft met
volle toewijding gewerkt voor den bloei van
het Gereformeerd gymnasium en de Theolo
gische School te Kampen. Van beide is hjj lan
gen tjjd curator geweest en hjj heeft er een deel
van zjjn tjjd en van zjjn kracht aan gegeven.,
In den laatsten tijjd was het hem aan te zien,
dat zjjn levenskracht verminderde en menigeen
die hem vroeger gekend had, schudde het hoofd
en dachthet gaat met Elzenga niet goed. De
harde slagen, die hem getroffen hadden, hadden
zjjn leven aangetast en hoopte hjj, dat enkele
weken van rust en ontspanning hem herstellen
zouden, het heeft niet zoo mogen zjjn. Hjj is
heengegaan. Voor hem een groote winst. Hjj
is uit de strijdende in de overwinnende kerk
overgegaan, waar geen moeite en leed, geen
rouw en droefheid meer gevonden wordt.
De Heere, die hem zulk een plaats op aarde
gegeven heeft, trooste zjjn bedroefde eehtge-
noote en kinderen en geve aan een iegeljjk
onzer te bedenken, wat tot onzen eeuwigen
vrede dienen kan en te arbeiden, zoolang het
dag is.