UIT DE PERS.
Gewichtige leeftijd.
Moeder en kinderen.
gingen uitnoodigen om onze Evangelisatie-
byeenkomsten by te wonen, ook aan die uit-
noodiging gehoor gaven.
Ik noodig u uit om esna een paar bezoeken
mee af te leggen.
't Is 's avonds 7 uur als we op slap gaan;
wy treden de woning binnen van N. N., die,
zooals wy spoedig hooren, met een Inde-vrouw
in buitenechtelijke verbindtenis leefthij heeft
zyn schaapjes al op het droge en is in Mage-
lang komen wonen om in dit ietwat koele
klimaat rustig te leven. Wij worden vriende
lijk ontvangen en al spoedig is het gesprek
over den godsdienst. We beginnen met hem
te praten over de Yredebode, die week aan
week in zijn huis gebracht wordt en deelen
hem mede, dat we iederen Vrijdagavond een
samenkomst houden tot bespreking van gods
dienstige onderwerpen, waarbij ieder gelegen
heid vindt om vragen te doen.
Dat vind ik mooi, zoo luidt zijn autwoord
en vroeger, zoo gaat hy voort, wilde ik niets
van godsdienst weten, maar sedert ik het spi
ritisme heb leeren kennen, is mijn onverschil
ligheid voor den godsdienst geweken.
Op een vraag van ons begint hij dan te
verhalen hoe hij daartoe gekomen is. Myn
vrouw, zoo verhaalt hij, is medium en op een
avond klopte mijn vrouw een geest op, die
het bevel gaf, dat ik uit miju boekenkast, van
de zooveelste plank het zooveelste boek moest
nemen en dat ik daaruit de waarheid der
dingen zou verstaan. Ik begaf me naar myn
boekenkast en vond daar op de aangeduide
plaats een boekje, waarvan ik niet wist, dat
ik het bezat en dat over het spiritisme han
delde. Nu moest ik wel gelooven, dat de in
houd van dat boekje waar was. Bovendien
mijn vrouw schrijft als medium vaak brieven
in het Arabisch en Javaansch, hoewel ze zelf
nooit geen Arabisch en Javaansch geleerd
heeft, en waaneer zy dan die briefen laat
vertalen, blyken ze gezonde taal te bevatten.
Onze vroegere huisdokter wou er ook niet aan
gelooven, maar wij maakten toen met hem de
volgende afspraak „wie bet eerst sterft, zal
verschijnen wanneer u sterft, moet u aan my
verschijnen en omgekeerd, wanneer ik eerst
sterf, zal ik me in contact stel'en met u".
Eenige maanden later meldde een advertentie,
dat die dokter gestorven was in Bandoeng
aanstonds klopte ik hem op, maar kreeg ten
antwoord, dat ik nog eenige maanden geduld
moest hebben toen er eenige maanden ver-
loopen waren, kwam de geest van den ge
storven dokter zich zelf aandienen, 's avonds
om 7 uur, aangezien dat zoo geregeld de tijd
was, waarop de geesten kwamen. Met den
geest van den dokter greep toen het volgende
gesprek plaats hoe hebt ge 't nu in die andere
wereld Antw.goed.
Is er dan geen straf voor op aarde bedre
ven zonden Antw.neen de menschen, die
op aarde braaf geleefd hebben, hebben het
hier ook goed.
Vr. Maar hoe gaat het leven daar toe
Antw. Net als bjj jullie op aarde.'t is alleen
alles f\jner, van ijjner stof
„Onlangs „zoo verhaalde deze man verder
„kregen we den geest van Oostenrijks keizer,
die pas gestorven is. Hij zocht naar zijn zoon
Rudolf, die in Magelang moest zijn en daarom
kwam hij bij my vragen of ik er ook iets
van wist.
Tot zoover deel ik u het gesprek mee. Ik
wist waarlijk niet wat ik denken moest van
iemand, die, geheel normaal, zulke kost als
absolute waarheid opdischte Ik vroeg hem
of hy ook wist, wat de Bijbel ons verhaalt
over het leven na dit leven, en begon toen
te verhalen van zonde en straf en van de po
gingen van Satan om ons iets anders te laten
gelooven, opdat we gerust in onze zonden
zouden zyn en zonder het geloof in den
Christus de eeuwigheid zouden binnengaan.
We gaan nu naar een ander. Die andere is
een man, die by bet leger een goede positie
inneemt, een die de zorgen en moeiten van
het leven in ruime mate reeds ontvangen heeft.
Voor ongeveer een jaar was hy bezig zyn
geweer te probeeren, dat nog niet geheel ont
laden was. Plotseling gaat het af en raakt hy
zyn eigen vrouw doodelyk, die kort daarop
ook .overleed. Ia den toestand van radelooze
angst, die hy door deze droeve gebeurtenis
doormaakte, heb ik hem niet ontmoet. Ik
ontmoette hem nu, nu hy rustig geworden is,
haast al te rustig, zooals by zat onder zyu
twee nog kleine kinderen, die hy het grootste
gedeelte van den dag aan de hoede van een
baboe moet toevertrouwen. Na een kort ge
sprek noodigde hy ons uit om de kamer te
bezichtigen van zyn vrouw. „Van uw vrouw",
waagde ik te zeggen, „maar die is toch
verder durfde ik niets te vragen en wy volg
den, de heer Lok en ik, stilzwygeüd naar de
kamer, die hy de kamer van zyn vrouw had
genoemd. We traden binnen en we dachten
werkelijk een levend wezen in die kamer te
zullen vinden, zoo was die kamer aangekleed.
Geheel gemeubileerd, stond er op een laag
kastje een nachtlampje en op een ander kastje
een paar kaarsen. We liepen zacht, alsof we
ons begaven naar de sponde van een stervende.
Boven dat kastje hing de levensgroote afbeel
ding van zyn vrouw, met bloemen omhangen,
links en rechts spreuken en bijbelteksten en
op het kastje een bijbel en enkele boeken.
„Hier zit ik telkens", zoo zeide hy„en
hier bid ik, zoo dikwijls als het mij te mach
tig wordt". Meer dan door lange verhalen,
voelden we aan die enkele woorden hoe diepe
smart hier geleden werd. We gingen weer
naar de binnengalery van het huis en vonden
toen een uitnemende gelegenheid om te spre
ken van Hem, die slaat en ook heelt en van
den weg, waarop we alleen den vrede voor
onze ziel kunnen vinden. Hy sprak van Theo-
sophiede smart had hem aan 't denken ge
bracht en heengeleid naar theosophische op
vattingen, en 't was alsof het hem troostte,
als de theosophen hem vertelden, dat zyn
vrouw nu was iu de plaats, waar zy gereinigd
werd en vanwaar zy straks zou terugkeeren
naar de aarde, om daar gelouterd, hier weer
een nieuw leven aan te vangen.
Deze mau woont nu getrouw de samenkom
sten by, doet vele vragen, die theosophischen
invloed verraden, maar hy komt en we bidden
of God hem het licht wil doen opgaan. Wie
weet of de Heere niet bezig is om dezen
broeder langs diepe wegen hem te leiden naar
den voet van het kruis
We gaan nu naar no. 3, een eenvoudige
man, die by zyn dochter inwoont. Deze woont
reeds geruimen tyd onze samenkomsten by,
maar we willen hem nu weer eens opzoeken
om te zien of hy datgene, wat Vrijdagsavonds
verhandeld wordt ook begrypt. We komen
binnen en praten eerst wat over zyn verleden.
Dan laat hy ons een kaart zien, een kennis
geving van het voorgenomen huwelijk van zyn
dochter, dat p'aats zal hebben te in de
Roorasche Kerk. Is uw dochter Roomsch, vra
gen we hem? Ja, domine, vroeger toen ik nog
daar woonde, zagen we nooit geen domine,
maar wel een pastoor, die myn kinderen ook
wel wou doopen en toen zei ik „man, ga je
gang, 't is beter gedoopt door een pastoor,
dan zoo heelemaal zonder toen zyn ze in de
lidmatenboeken van den pastoor ingeschreven,
later moesten ze godsdienstonderwijs ontvan
gen by den pastoor en nu zyn ze Roomsch,
myn kinderen". „Maar vindt je dat niet erg?"
„Ja domine, maar vroeger begreep ik dat zoo
nietvroeger zag je nooit een domine, op die
afgelegen plaatsen komen ze niet; maar de
pastoors slaan geen plekje over overal waar
maar een Europeaan woont, is de pastoor wel
eens een keer geweest* „En hoe gaat het nu
met u, begrypt u nu al wat we noodig heb
ben om zalig te worden? Wat denkt u
„We hebben den Heere Jezus noodig".
„Waarom?" „Die heeft onze zor.de overge
nomen".
„Gelooft u nu ook reeds in den Heere Jezus
„Ja, ik geloof iu Hem, en mag graag over
Hem hooren spreken*.
Zoo spraken we nog eeD oogenblikje vort
en gingen toen naar huis, verblijd, dat deze
eenvoudige man de hoofdzaak begreep.
Met hartel. gr.
als steeds uw br. in Chr.
A Mkrkelijn.
Zoo langen tyd de mensch eeu kind is,
spreekt hy als eeu kind, is hy gezond als een
kind en er irlegt hy als een kind. Onbezorgd
dartelt het kind voort. Gelijk het ruischende
beekje, van den berg afvlietend, voorthuppelt
over de met mos begroeide steenen, zoo huppelt
ook het kind daarheen. Gods wonderschoone
schepping opent zioh voor zijn oog. Alles rondom
hem ademt leven en de kleine, die nog geen
zorgen kent, smaakt levensgenot. Als hy moede
is van het speleü, begeeft hy zich te ruste en,
als de zoete slaap hem verkwikt heeft, staat hy
weder op om te genieten. Vaders half onder
drukte zucht verstaat hy niet en moeders
vochtig oog onderkent hy niet. De kleine is
gelyk aan den fladderenden vlinder, die op het
bloembed zieh nederzet en van knop tot knop
vliegt om overal te genieten. Zoo ook neemt
het kind overal het zyne van mede en blyde
lach op het gelaat is de merst welsprekende
tolk van het genot dat gesmaakt wordt.
Als echter dat kind opwast tot knaap, en de
knaap de jongelingsjaron bereikt, dan breekt
er een ander tijdperk aan. Dan komt een leeftijd,
die in menig opzicht beslissend moet genoemd
worden. Het lichaam wordt volwassen, de ver
mogens der ziel zyn tot zekere mate van ont
wikkeling gekomen, de tot nu toe sluimerende
driften ontwaken. Gods schepping epent zich
voor des jongelings blik, en de wereld biedt
aan den jongeling haar klatergoud. Nu wordt
hy geroepen tot het doen van een keuze. Nu
moet hy gedenken aan zyn Schepper. Nu moet
hy kiezen voor diens dienst. Het is opmerkelijk,
dat Diet alleen het Christendom, maar zelfs het
Heidendom het gewichtige en beslissende van
den jongelingsleeftijd heeft erkend. De wysgeer
Xenophon, die merkwaardigheden uit het leven
van Soorates beschreef, deelt ons in dat boek de
geschiedenis van Hercules op den tweesprong
mede. Toen, zoo luidt het verhaal, Hercules op
het punt stond om uit den leeftijd van een
knaap over te gaan in dien eens jongelings. zag
hy zich geroepen eene keuze te doen tusschen
het pad der deugd of h8t pad der ongerech
tigheid. Hy ging naar buiten en zocht de een
zaamheid, niet wetende welke van de beide
paden hy kiezen zou. Toen hy daar zich alleen
in het veld bevond, scheen het, alsof hem twee
vrouwen naderden. De een was eenvoudig ge
kleed, haar gelaat verried adeldom des geestes.
De ander was opgeschikt, had een trotsche hou
ding, was onnatuurlijk in al hare bewegingen,
en wierp blikken rondom zich, waaruit louter
ydelheid sprak De laatste haastte zich om het
eerst met Hercules te spreken. Volg my, zoo
luidde haar taal en ik wys u den weg aan om
te genieten, zonder dat gij u behoeft af te
sloven door den arbeid uwer handen. By my
is alles te vinden, wat in ttaat is om uwe
zinnen te strelen. Mijne vyanden noemen my
ongerechtigheidmaar myne vrienden noemen
my gelukzaligheid. Daarna opende de andere
vrouw haar mondo Hercules, sprak zy, ik
ken uw ouders, ik weet, hoe gy opgevoed zyt.
Volg my en gij ault gelukkig worden. Ik
spiegel u geen gemakkelijk leven voor, maar
door arbeid des lichaams en de9 geestes zult gij
geacht worden, door uw vrienden zult gij
geëerd worden, door de burgers van den staat
zult gy een hooge plaats bekleeden in de maat
schappij. Bovenal Hercules, dan zult gij u in
uwe grysbeid niet behoeven te schamen over
uwe jeugd en dan zult ge niet met een krach
teloos lichaam en met een mismaakte ziel naar
het einde des levens behoeven te verlangen.
Hercules stond op den tweesprong. Hij moest
kiezen.
Bemerkt ge dan wel, hoe zelfs de Heidenen,
die leefden by het duistere lamplicht eener
bedorven rede zelfs verstonden, dat de jonge
lingsleeftijd zoo beslissend is. En, wanneer wy
nu by het licht der H. S. alles beschouwen,
hoeveel uitnemender leeren wy dit dan ver
staan. Immers die Schrift leert nog, dat de
jeugdige wel in het verbond Gods is begrepen,
dat hem wel de belofte toekomt, maar dat het
verbond hem juist noopt, ona eene keuze te
doen, om zieh te wenden tot den Heere, om
te gedenken aan Zyn Schepper, opdat hij kome
onder den bond des verbonds, opdat hy niet
slechts bondeling in naam zy, maar metterdaad.
Is de leeftijd des jongelings beslissend, de
gevaren, welke hem dreigen zyn vele en veler
lei. Nooit doet de wereld zich schooner voor
aan den mensch, dan in zyne jeugd. De zor
gen kwellen nog niet Het verdriet heeft het
voorhoofd nog niet met rimpels doorploegd.
De strijd des levens heeft nog niet onaandoen
lijk gemaakt. De tegenspoeden hebben den lust
nog niet doen vergaan. De jeugdige is voor
alles ontvankelijk. Zyn gemoed is vatbaar voor
indrukken. Zyn verstand is nog niet verstompt
door het aanhoudend peinzen op middelen om
uit de zorgen gered te wordenzyu wil is
nog niet geknakt, omdat alles, wat hy onder
nam, by de handen afbrak. En in dien ont-
vankelyken leeftijd, wanneer des jongelings
hart week is als was, komt de wereld met
dubbele kracht hare pogingen aanwenden om
den jeugdige in haar strikken te vangen.
Helaas het is een niet gering gebrek onder
ons, dat wy meestal dat verleidelijk karakter
der wereld te gering schatten. Vele ouders
handelen en spreken met hunne kindereD,
alsof die wereld maar weinig aantrekkelijks
had. En dat is onwaarZy stalt al hare schat
ten uit. Zy schittert met al hare heerlijkheid,
al is die slechts voorbijgaande. Ea omdat op
haar terrein nog zooveel wordt gevonden wat
op het terrein der christenen, waar het be
hoort, nog vreemd is, daarom trekt die wereld
te meer. En om den jeugdige te vangen ge
bruikt zy alle middelen, waarover zy te be-
■chikken heeft. Zy werkt op den jeugdige door
verkeerde vrienden, door verkeerde gezelschap
pen, door kwade samensprekingen. De jonge
ling, die nog niet gedronken heeft uit den
zwymelbeker, die de wereld op de hand harer
dienaar zet, die meent, dat die beker enkel
zoetigheid bevat en die niet vermoedt, dat haar
droesem bitterder is dan edik, en haar nasmaak
dan galle, die niet gelooft, dat de wereld de
priesters, die offeren op haar altaar loont met
doodelyke armoede en verschrikkelijk berouw,
die jongeling is in zulk een groot gevaar. Hy
bevindt zich voor het hol van den leeuw, of
wilt ge aan den rand van den afgrond. Straks
verslindt hem de leeuw of omvangt hem de
afgrond om hem wellicht nooit meer los te laten.
En, wat nu des jongelings toestand nog
hachelijker maakt, hy vermoedt er zoo weinig
van, dat hy in gevaar verkeert. Hij wordt wel
gewaarschuwd, maar hy telt de gevaren gering.
Opgevoed onder het oog van liefhebbende
ouders, sterk staande in eigen schatting ver
volgt hy zyn weg. En middelerwijl waagt de
wereld aangespoord door den menschenmoorder
van den begin, den aanval. Vaak komt zy eerst
by den jeugdige langs verborgen wegen in
het hart, wie zal de verborgen en stomme
zonden onder de jeugdigen tellen? En later
breekt wat verborgen is, meer uit. O, weedom
vervult ons hart, als wy denken, aan zoo
menigen jeug'dige, die den raad zyns vaders
verwierp, de tranen zyuer moeder niet achtte
en die weggevoerd werd van zyn Schepper in
den stroom van ongerechtigheid. Gedenkt,
jeugdigen aan uwen Schepper in de dagen uwer
jongelingschap, eer de kwade dagen komen.
De gevaren zyn vele. De driehoofdige afgod
der wereld, begeerlijkheid der oogen, begeer
lijkheid des vleesches, grootschheid des levens
wenkt altoos tot zyn dienst. Ea hoe gevaarlyk
die wereld is, heeft Salomo zelf met onover
troffen juistheid voorgesteld. Wy spraken daar
straks van twee vrouwen, die tot Hercules
kwamen. Is het u nooit opgevallen dat in het
boek der Spreuken ook twee vrouwen genoemd
worden, die tot de jeugdigen naderen De eene
vrouw is de dwaasheid, zy is woelachtig en
spreektde gestolen wateren zyn zoet en h8t
verborgen brood is liefelijk. De andere vrouw
is de opperste Wijsheid, die daar spreekt
welgelukzalig is de menscb, die nasr My hoort,
dagelijks wakend aan mijn poorten, waarnemen
de de posten mijner deuren. Want wie my
vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen
van den Heere. Allen, die My haten, hebben
den dood lief. En is het u nog nooit opge
vallen, hoe en die dwaasheid en die wysheid
noodigen Beiden roepen met dezelfde woor
den wie is slecht, die keere zich herwaarts
In die gelijkluidende noodiging ligt het groote
gevaar. De wereld komt soms tot de jeugdiger,
schijnbaar als vrie din, schyobaar met de beste
bedoeling, met de schoonste woorden. Maar zy
verzwygt, dat by haar de dooden zyn. Haar
genooden zyn in de diepte der hel. Gedenkt
daarom aan uw Schepper
En, wat deze godsvrucht nog meer nood
zakelijk maakt, is de waarheid, dat het hart
des joDgelings arglistig is meer dan eenig ding.
Ware er in den jeugdige maar geen aan
knoopiogspunt voor de verleiding, maar helaas
zyn ergste vyand woont in hem. Zyn hart is
gelyk aan het staal, dat door de magneet aan
getrokken wordt. Zoo machtig trekt de wereld
de ziel aan. Het hart heult met den vyand.
Wie op zyn hart vertrouwt is een dwaas. Het
is een verrader in de vesting. In plaats dat
het hart den jongeling zou sterken in den
stryd of waarschuwen tegen den vyand, maakt
het de handen slap en port hem aan om toe
te geven aan de verleiding. Als de jeugdige
het met zyn bart moet vragen, dan komt hy
om. Hy heeft een Leider noodig. Hy mag der
wereld niet toebehooren maar hoe zal hy het
pad der gerechtigheid betreden Hoe de goede
keuze doen. Hoe bewaard worden te midden
van duizenden gevaren. Hoe beveiligd zyn
tegen de inspraken van zyn eigen hart? Wie
zal een antwoord geven Israels wyze zegt
Gedenk Uwen Schepper! Schikt u tot Zynen
dienstLandwehb.
(Geref. Kerkbode van Rotterdam).
Men is het er in het algemeen vrijwel over
eens, dat onder de talrijke geschriften, die de
ketellapper Bunjan in het licht gezonden heeft,
zyn „Christenreis" de kroon spant. Dit boekje
is in zyn soort een onovertroffen meesterstuk
eeu bron van genot voor alle reizigers naar
Sion, én daarenboven een voorwerp van bewon
dering voor allen, die ook het schoone in den
vorm weten te waardeeren. De „Christinnereis*
hoe voortreffelijk ook, is by „de Christenreis"
vergeleken een ster van de tweede grootte.
Toch was er eens iemand, die „de Christinne
reis" mooier vond dan „de Christenreis". Men
zal niet terstond raden, waarom. Hy oordeelde
dit de meerdere schoonheid der „Christinnereis"
te zyn, dat Christione op haar reis naar de
eeuwigheid, al haar kinderen met zich nam, ter
wijl Christen geheel alleen, met achterlating
van al de zynen, zich op weg begaf.
Inderdaad, uit dit oogpunt bezien, verdient
„de Christinnereis" deneerepalm De verbonds
gedachte, het „u en uwen zade" komt er on
eindig veel beter in tot baar recht. Christinne
nam haar kinderen mede op den weg, die ten
leven leidt. Dit had Christen verzuimd. Niet,
dat hy vrouw en kinderen vergat. Hy zuchtte
over hun lot Hy bad om hun behoudenis.
Maar hy nam ze niet made. Hy dwoDg ze niet
om in te gaan.
Hoevele Christenouders zouden er niet ge
weest zyn en nog zyD, die meer op Christen
dan op Christinne geljjkeu Hoevelen ver
geten hun kinderen mede te nemen op het
pad, dat henenvoert naar God en de zaligheid
Ze wachten af, of de Heere ze bekeert, maar
voeren ze niet met zich op den weg der be
keering en leeren ze niet treden in het spoor
der Godsvrucht.
Christinne deed anders zy nam ze mede op
den weg ten leven. Had zy daar recht toe Ja,
krachtens het verbond Gods, krachtens het „u
en uwen zade*. Zy dwong ze om in te gaan.
De „Christinne" van Bunjan had veel hel
derder inzicht in het genadeverbond dan de
„Christen". Christen bad, dat de Heere ze
mocht nem°.ny maar Christinne gaf ze aan God,
omdat de Heere ze van haar cischte. De band
des verbonds, die ons aan den Heere verbindt,
omstrengelt ook het onze, ziel en lichaam,
gaven en krachten, geld ea goed, maar niet
het miust ons zaad. De Heere heeft krachtens
het verbond op dat alles een heilig recht, dat
we Hem niet mogen onthouden.
Het beeld van een „Christinne", die haar
kinderen medeneemt op den weg naar den
hemel, is een schriftuurlijk beeld. De stok
bewaarder komt tot geloof en bekeuring, en
als hy gedoopt wordt, neemt hy zyn gansche
huis in het badwater mee. Lydia geeft zieh
aan den Heere over, en terstond ligt ook haar
gezin onder het zegel vau Gods verbond.
Maak van het „Ik ben uw God" het „en
uws zaads God" los, en heel de Christelijke
opvoediug wordt een ydelheid der ydelhedeu.
Onze kinderen op te voedeu in de vreeze des
Heeren wil immers maar niet zeggen, ze hekend
te maken met den weg der zaligheid het be
doelt ze te leiden in het spoor der godsvrucht,
hen te gewennen vau jongsaf hun schreden te
richten op den weg der gerechtigheid, die ten
leven voert.
Christinne nam al haar kinderen mede, en
ze had het voorrecht, dat ze met al Haar kin
deren de hemelstad bereikte. Dat voorrecht
hebben niet alle „Christinnes" gesmaakt. Som
mige hebben kinderen zien afwijken en den weg
zien verlaten, welken zy hen wilden doen be
wandelen. Ook door de huisgezinnen en ge
slachten van het bondsvolk loopt de lyn der
verkiezing. Doch die verkiezing sluit de midde
len in Wat leert de ervaring Ze leert ons,
dat de kerk des Heeren het duurzaamst wordt
gebouwd uit die geslachten en gezinnen, waarin
de ouders hunne kinderen eene Godzalige
opvoeding geveD.
Dit heeft „Christinne" beter dan „Christen"
verstaan en in dit op?.icht is de Christinnereis"
mooier dan de „Christenreis", in welke andere
opzichten de laatste het van de eerste dan ook
moge winnen.
Indien wy het eigendom van Christus zyn,
zoo behooren ook onze kinderen Hem toe.
Mocht iedere „Christen" en iedere „Christinne*
dit maar recht verstaan en ernstig ter harte
nemen.
Het verbond Gods is iets heerlijks en groots,
maar des te erger indien het geschonden word^.
De aard van het genadeverbond is klaar genoeg
geopenbaard. Alle onduidelijkheid brengen wy
er in, indien we onze gedachten en onze begrip
pen er aan trachten op te dringen. Wy moeten
het nemen, gelyk het is. Het „waarom" en het
„hoe" doorgronden we nooit; we aanvaarden
het voor ons en onze kinderen alleen door het
geloof.
Door het geloof heeft Christinne de stad
„Verderf" verlaten en nam ze hare kinderen
met zich op den weg naar de stad, die funda
menten heeft en welker kunstenaar en bouw
meester God is.
Vinde haar voorbeeld navolging, gelyk zy
het exempel gevolgd heeft van de heilige mannen
en vrouwen der Schrift, die zichzelven met al