UIT DE PERS. Gewichtige leeftijd. Moeder en kinderen. gingen uitnoodigen om onze Evangelisatie- byeenkomsten by te wonen, ook aan die uit- noodiging gehoor gaven. Ik noodig u uit om esna een paar bezoeken mee af te leggen. 't Is 's avonds 7 uur als we op slap gaan; wy treden de woning binnen van N. N., die, zooals wy spoedig hooren, met een Inde-vrouw in buitenechtelijke verbindtenis leefthij heeft zyn schaapjes al op het droge en is in Mage- lang komen wonen om in dit ietwat koele klimaat rustig te leven. Wij worden vriende lijk ontvangen en al spoedig is het gesprek over den godsdienst. We beginnen met hem te praten over de Yredebode, die week aan week in zijn huis gebracht wordt en deelen hem mede, dat we iederen Vrijdagavond een samenkomst houden tot bespreking van gods dienstige onderwerpen, waarbij ieder gelegen heid vindt om vragen te doen. Dat vind ik mooi, zoo luidt zijn autwoord en vroeger, zoo gaat hy voort, wilde ik niets van godsdienst weten, maar sedert ik het spi ritisme heb leeren kennen, is mijn onverschil ligheid voor den godsdienst geweken. Op een vraag van ons begint hij dan te verhalen hoe hij daartoe gekomen is. Myn vrouw, zoo verhaalt hij, is medium en op een avond klopte mijn vrouw een geest op, die het bevel gaf, dat ik uit miju boekenkast, van de zooveelste plank het zooveelste boek moest nemen en dat ik daaruit de waarheid der dingen zou verstaan. Ik begaf me naar myn boekenkast en vond daar op de aangeduide plaats een boekje, waarvan ik niet wist, dat ik het bezat en dat over het spiritisme han delde. Nu moest ik wel gelooven, dat de in houd van dat boekje waar was. Bovendien mijn vrouw schrijft als medium vaak brieven in het Arabisch en Javaansch, hoewel ze zelf nooit geen Arabisch en Javaansch geleerd heeft, en waaneer zy dan die briefen laat vertalen, blyken ze gezonde taal te bevatten. Onze vroegere huisdokter wou er ook niet aan gelooven, maar wij maakten toen met hem de volgende afspraak „wie bet eerst sterft, zal verschijnen wanneer u sterft, moet u aan my verschijnen en omgekeerd, wanneer ik eerst sterf, zal ik me in contact stel'en met u". Eenige maanden later meldde een advertentie, dat die dokter gestorven was in Bandoeng aanstonds klopte ik hem op, maar kreeg ten antwoord, dat ik nog eenige maanden geduld moest hebben toen er eenige maanden ver- loopen waren, kwam de geest van den ge storven dokter zich zelf aandienen, 's avonds om 7 uur, aangezien dat zoo geregeld de tijd was, waarop de geesten kwamen. Met den geest van den dokter greep toen het volgende gesprek plaats hoe hebt ge 't nu in die andere wereld Antw.goed. Is er dan geen straf voor op aarde bedre ven zonden Antw.neen de menschen, die op aarde braaf geleefd hebben, hebben het hier ook goed. Vr. Maar hoe gaat het leven daar toe Antw. Net als bjj jullie op aarde.'t is alleen alles f\jner, van ijjner stof „Onlangs „zoo verhaalde deze man verder „kregen we den geest van Oostenrijks keizer, die pas gestorven is. Hij zocht naar zijn zoon Rudolf, die in Magelang moest zijn en daarom kwam hij bij my vragen of ik er ook iets van wist. Tot zoover deel ik u het gesprek mee. Ik wist waarlijk niet wat ik denken moest van iemand, die, geheel normaal, zulke kost als absolute waarheid opdischte Ik vroeg hem of hy ook wist, wat de Bijbel ons verhaalt over het leven na dit leven, en begon toen te verhalen van zonde en straf en van de po gingen van Satan om ons iets anders te laten gelooven, opdat we gerust in onze zonden zouden zyn en zonder het geloof in den Christus de eeuwigheid zouden binnengaan. We gaan nu naar een ander. Die andere is een man, die by bet leger een goede positie inneemt, een die de zorgen en moeiten van het leven in ruime mate reeds ontvangen heeft. Voor ongeveer een jaar was hy bezig zyn geweer te probeeren, dat nog niet geheel ont laden was. Plotseling gaat het af en raakt hy zyn eigen vrouw doodelyk, die kort daarop ook .overleed. Ia den toestand van radelooze angst, die hy door deze droeve gebeurtenis doormaakte, heb ik hem niet ontmoet. Ik ontmoette hem nu, nu hy rustig geworden is, haast al te rustig, zooals by zat onder zyu twee nog kleine kinderen, die hy het grootste gedeelte van den dag aan de hoede van een baboe moet toevertrouwen. Na een kort ge sprek noodigde hy ons uit om de kamer te bezichtigen van zyn vrouw. „Van uw vrouw", waagde ik te zeggen, „maar die is toch verder durfde ik niets te vragen en wy volg den, de heer Lok en ik, stilzwygeüd naar de kamer, die hy de kamer van zyn vrouw had genoemd. We traden binnen en we dachten werkelijk een levend wezen in die kamer te zullen vinden, zoo was die kamer aangekleed. Geheel gemeubileerd, stond er op een laag kastje een nachtlampje en op een ander kastje een paar kaarsen. We liepen zacht, alsof we ons begaven naar de sponde van een stervende. Boven dat kastje hing de levensgroote afbeel ding van zyn vrouw, met bloemen omhangen, links en rechts spreuken en bijbelteksten en op het kastje een bijbel en enkele boeken. „Hier zit ik telkens", zoo zeide hy„en hier bid ik, zoo dikwijls als het mij te mach tig wordt". Meer dan door lange verhalen, voelden we aan die enkele woorden hoe diepe smart hier geleden werd. We gingen weer naar de binnengalery van het huis en vonden toen een uitnemende gelegenheid om te spre ken van Hem, die slaat en ook heelt en van den weg, waarop we alleen den vrede voor onze ziel kunnen vinden. Hy sprak van Theo- sophiede smart had hem aan 't denken ge bracht en heengeleid naar theosophische op vattingen, en 't was alsof het hem troostte, als de theosophen hem vertelden, dat zyn vrouw nu was iu de plaats, waar zy gereinigd werd en vanwaar zy straks zou terugkeeren naar de aarde, om daar gelouterd, hier weer een nieuw leven aan te vangen. Deze mau woont nu getrouw de samenkom sten by, doet vele vragen, die theosophischen invloed verraden, maar hy komt en we bidden of God hem het licht wil doen opgaan. Wie weet of de Heere niet bezig is om dezen broeder langs diepe wegen hem te leiden naar den voet van het kruis We gaan nu naar no. 3, een eenvoudige man, die by zyn dochter inwoont. Deze woont reeds geruimen tyd onze samenkomsten by, maar we willen hem nu weer eens opzoeken om te zien of hy datgene, wat Vrijdagsavonds verhandeld wordt ook begrypt. We komen binnen en praten eerst wat over zyn verleden. Dan laat hy ons een kaart zien, een kennis geving van het voorgenomen huwelijk van zyn dochter, dat p'aats zal hebben te in de Roorasche Kerk. Is uw dochter Roomsch, vra gen we hem? Ja, domine, vroeger toen ik nog daar woonde, zagen we nooit geen domine, maar wel een pastoor, die myn kinderen ook wel wou doopen en toen zei ik „man, ga je gang, 't is beter gedoopt door een pastoor, dan zoo heelemaal zonder toen zyn ze in de lidmatenboeken van den pastoor ingeschreven, later moesten ze godsdienstonderwijs ontvan gen by den pastoor en nu zyn ze Roomsch, myn kinderen". „Maar vindt je dat niet erg?" „Ja domine, maar vroeger begreep ik dat zoo nietvroeger zag je nooit een domine, op die afgelegen plaatsen komen ze niet; maar de pastoors slaan geen plekje over overal waar maar een Europeaan woont, is de pastoor wel eens een keer geweest* „En hoe gaat het nu met u, begrypt u nu al wat we noodig heb ben om zalig te worden? Wat denkt u „We hebben den Heere Jezus noodig". „Waarom?" „Die heeft onze zor.de overge nomen". „Gelooft u nu ook reeds in den Heere Jezus „Ja, ik geloof iu Hem, en mag graag over Hem hooren spreken*. Zoo spraken we nog eeD oogenblikje vort en gingen toen naar huis, verblijd, dat deze eenvoudige man de hoofdzaak begreep. Met hartel. gr. als steeds uw br. in Chr. A Mkrkelijn. Zoo langen tyd de mensch eeu kind is, spreekt hy als eeu kind, is hy gezond als een kind en er irlegt hy als een kind. Onbezorgd dartelt het kind voort. Gelijk het ruischende beekje, van den berg afvlietend, voorthuppelt over de met mos begroeide steenen, zoo huppelt ook het kind daarheen. Gods wonderschoone schepping opent zioh voor zijn oog. Alles rondom hem ademt leven en de kleine, die nog geen zorgen kent, smaakt levensgenot. Als hy moede is van het speleü, begeeft hy zich te ruste en, als de zoete slaap hem verkwikt heeft, staat hy weder op om te genieten. Vaders half onder drukte zucht verstaat hy niet en moeders vochtig oog onderkent hy niet. De kleine is gelyk aan den fladderenden vlinder, die op het bloembed zieh nederzet en van knop tot knop vliegt om overal te genieten. Zoo ook neemt het kind overal het zyne van mede en blyde lach op het gelaat is de merst welsprekende tolk van het genot dat gesmaakt wordt. Als echter dat kind opwast tot knaap, en de knaap de jongelingsjaron bereikt, dan breekt er een ander tijdperk aan. Dan komt een leeftijd, die in menig opzicht beslissend moet genoemd worden. Het lichaam wordt volwassen, de ver mogens der ziel zyn tot zekere mate van ont wikkeling gekomen, de tot nu toe sluimerende driften ontwaken. Gods schepping epent zich voor des jongelings blik, en de wereld biedt aan den jongeling haar klatergoud. Nu wordt hy geroepen tot het doen van een keuze. Nu moet hy gedenken aan zyn Schepper. Nu moet hy kiezen voor diens dienst. Het is opmerkelijk, dat Diet alleen het Christendom, maar zelfs het Heidendom het gewichtige en beslissende van den jongelingsleeftijd heeft erkend. De wysgeer Xenophon, die merkwaardigheden uit het leven van Soorates beschreef, deelt ons in dat boek de geschiedenis van Hercules op den tweesprong mede. Toen, zoo luidt het verhaal, Hercules op het punt stond om uit den leeftijd van een knaap over te gaan in dien eens jongelings. zag hy zich geroepen eene keuze te doen tusschen het pad der deugd of h8t pad der ongerech tigheid. Hy ging naar buiten en zocht de een zaamheid, niet wetende welke van de beide paden hy kiezen zou. Toen hy daar zich alleen in het veld bevond, scheen het, alsof hem twee vrouwen naderden. De een was eenvoudig ge kleed, haar gelaat verried adeldom des geestes. De ander was opgeschikt, had een trotsche hou ding, was onnatuurlijk in al hare bewegingen, en wierp blikken rondom zich, waaruit louter ydelheid sprak De laatste haastte zich om het eerst met Hercules te spreken. Volg my, zoo luidde haar taal en ik wys u den weg aan om te genieten, zonder dat gij u behoeft af te sloven door den arbeid uwer handen. By my is alles te vinden, wat in ttaat is om uwe zinnen te strelen. Mijne vyanden noemen my ongerechtigheidmaar myne vrienden noemen my gelukzaligheid. Daarna opende de andere vrouw haar mondo Hercules, sprak zy, ik ken uw ouders, ik weet, hoe gy opgevoed zyt. Volg my en gij ault gelukkig worden. Ik spiegel u geen gemakkelijk leven voor, maar door arbeid des lichaams en de9 geestes zult gij geacht worden, door uw vrienden zult gij geëerd worden, door de burgers van den staat zult gy een hooge plaats bekleeden in de maat schappij. Bovenal Hercules, dan zult gij u in uwe grysbeid niet behoeven te schamen over uwe jeugd en dan zult ge niet met een krach teloos lichaam en met een mismaakte ziel naar het einde des levens behoeven te verlangen. Hercules stond op den tweesprong. Hij moest kiezen. Bemerkt ge dan wel, hoe zelfs de Heidenen, die leefden by het duistere lamplicht eener bedorven rede zelfs verstonden, dat de jonge lingsleeftijd zoo beslissend is. En, wanneer wy nu by het licht der H. S. alles beschouwen, hoeveel uitnemender leeren wy dit dan ver staan. Immers die Schrift leert nog, dat de jeugdige wel in het verbond Gods is begrepen, dat hem wel de belofte toekomt, maar dat het verbond hem juist noopt, ona eene keuze te doen, om zieh te wenden tot den Heere, om te gedenken aan Zyn Schepper, opdat hij kome onder den bond des verbonds, opdat hy niet slechts bondeling in naam zy, maar metterdaad. Is de leeftijd des jongelings beslissend, de gevaren, welke hem dreigen zyn vele en veler lei. Nooit doet de wereld zich schooner voor aan den mensch, dan in zyne jeugd. De zor gen kwellen nog niet Het verdriet heeft het voorhoofd nog niet met rimpels doorploegd. De strijd des levens heeft nog niet onaandoen lijk gemaakt. De tegenspoeden hebben den lust nog niet doen vergaan. De jeugdige is voor alles ontvankelijk. Zyn gemoed is vatbaar voor indrukken. Zyn verstand is nog niet verstompt door het aanhoudend peinzen op middelen om uit de zorgen gered te wordenzyu wil is nog niet geknakt, omdat alles, wat hy onder nam, by de handen afbrak. En in dien ont- vankelyken leeftijd, wanneer des jongelings hart week is als was, komt de wereld met dubbele kracht hare pogingen aanwenden om den jeugdige in haar strikken te vangen. Helaas het is een niet gering gebrek onder ons, dat wy meestal dat verleidelijk karakter der wereld te gering schatten. Vele ouders handelen en spreken met hunne kindereD, alsof die wereld maar weinig aantrekkelijks had. En dat is onwaarZy stalt al hare schat ten uit. Zy schittert met al hare heerlijkheid, al is die slechts voorbijgaande. Ea omdat op haar terrein nog zooveel wordt gevonden wat op het terrein der christenen, waar het be hoort, nog vreemd is, daarom trekt die wereld te meer. En om den jeugdige te vangen ge bruikt zy alle middelen, waarover zy te be- ■chikken heeft. Zy werkt op den jeugdige door verkeerde vrienden, door verkeerde gezelschap pen, door kwade samensprekingen. De jonge ling, die nog niet gedronken heeft uit den zwymelbeker, die de wereld op de hand harer dienaar zet, die meent, dat die beker enkel zoetigheid bevat en die niet vermoedt, dat haar droesem bitterder is dan edik, en haar nasmaak dan galle, die niet gelooft, dat de wereld de priesters, die offeren op haar altaar loont met doodelyke armoede en verschrikkelijk berouw, die jongeling is in zulk een groot gevaar. Hy bevindt zich voor het hol van den leeuw, of wilt ge aan den rand van den afgrond. Straks verslindt hem de leeuw of omvangt hem de afgrond om hem wellicht nooit meer los te laten. En, wat nu des jongelings toestand nog hachelijker maakt, hy vermoedt er zoo weinig van, dat hy in gevaar verkeert. Hij wordt wel gewaarschuwd, maar hy telt de gevaren gering. Opgevoed onder het oog van liefhebbende ouders, sterk staande in eigen schatting ver volgt hy zyn weg. En middelerwijl waagt de wereld aangespoord door den menschenmoorder van den begin, den aanval. Vaak komt zy eerst by den jeugdige langs verborgen wegen in het hart, wie zal de verborgen en stomme zonden onder de jeugdigen tellen? En later breekt wat verborgen is, meer uit. O, weedom vervult ons hart, als wy denken, aan zoo menigen jeug'dige, die den raad zyns vaders verwierp, de tranen zyuer moeder niet achtte en die weggevoerd werd van zyn Schepper in den stroom van ongerechtigheid. Gedenkt, jeugdigen aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer de kwade dagen komen. De gevaren zyn vele. De driehoofdige afgod der wereld, begeerlijkheid der oogen, begeer lijkheid des vleesches, grootschheid des levens wenkt altoos tot zyn dienst. Ea hoe gevaarlyk die wereld is, heeft Salomo zelf met onover troffen juistheid voorgesteld. Wy spraken daar straks van twee vrouwen, die tot Hercules kwamen. Is het u nooit opgevallen dat in het boek der Spreuken ook twee vrouwen genoemd worden, die tot de jeugdigen naderen De eene vrouw is de dwaasheid, zy is woelachtig en spreektde gestolen wateren zyn zoet en h8t verborgen brood is liefelijk. De andere vrouw is de opperste Wijsheid, die daar spreekt welgelukzalig is de menscb, die nasr My hoort, dagelijks wakend aan mijn poorten, waarnemen de de posten mijner deuren. Want wie my vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere. Allen, die My haten, hebben den dood lief. En is het u nog nooit opge vallen, hoe en die dwaasheid en die wysheid noodigen Beiden roepen met dezelfde woor den wie is slecht, die keere zich herwaarts In die gelijkluidende noodiging ligt het groote gevaar. De wereld komt soms tot de jeugdiger, schijnbaar als vrie din, schyobaar met de beste bedoeling, met de schoonste woorden. Maar zy verzwygt, dat by haar de dooden zyn. Haar genooden zyn in de diepte der hel. Gedenkt daarom aan uw Schepper En, wat deze godsvrucht nog meer nood zakelijk maakt, is de waarheid, dat het hart des joDgelings arglistig is meer dan eenig ding. Ware er in den jeugdige maar geen aan knoopiogspunt voor de verleiding, maar helaas zyn ergste vyand woont in hem. Zyn hart is gelyk aan het staal, dat door de magneet aan getrokken wordt. Zoo machtig trekt de wereld de ziel aan. Het hart heult met den vyand. Wie op zyn hart vertrouwt is een dwaas. Het is een verrader in de vesting. In plaats dat het hart den jongeling zou sterken in den stryd of waarschuwen tegen den vyand, maakt het de handen slap en port hem aan om toe te geven aan de verleiding. Als de jeugdige het met zyn bart moet vragen, dan komt hy om. Hy heeft een Leider noodig. Hy mag der wereld niet toebehooren maar hoe zal hy het pad der gerechtigheid betreden Hoe de goede keuze doen. Hoe bewaard worden te midden van duizenden gevaren. Hoe beveiligd zyn tegen de inspraken van zyn eigen hart? Wie zal een antwoord geven Israels wyze zegt Gedenk Uwen Schepper! Schikt u tot Zynen dienstLandwehb. (Geref. Kerkbode van Rotterdam). Men is het er in het algemeen vrijwel over eens, dat onder de talrijke geschriften, die de ketellapper Bunjan in het licht gezonden heeft, zyn „Christenreis" de kroon spant. Dit boekje is in zyn soort een onovertroffen meesterstuk eeu bron van genot voor alle reizigers naar Sion, én daarenboven een voorwerp van bewon dering voor allen, die ook het schoone in den vorm weten te waardeeren. De „Christinnereis* hoe voortreffelijk ook, is by „de Christenreis" vergeleken een ster van de tweede grootte. Toch was er eens iemand, die „de Christinne reis" mooier vond dan „de Christenreis". Men zal niet terstond raden, waarom. Hy oordeelde dit de meerdere schoonheid der „Christinnereis" te zyn, dat Christione op haar reis naar de eeuwigheid, al haar kinderen met zich nam, ter wijl Christen geheel alleen, met achterlating van al de zynen, zich op weg begaf. Inderdaad, uit dit oogpunt bezien, verdient „de Christinnereis" deneerepalm De verbonds gedachte, het „u en uwen zade" komt er on eindig veel beter in tot baar recht. Christinne nam haar kinderen mede op den weg, die ten leven leidt. Dit had Christen verzuimd. Niet, dat hy vrouw en kinderen vergat. Hy zuchtte over hun lot Hy bad om hun behoudenis. Maar hy nam ze niet made. Hy dwoDg ze niet om in te gaan. Hoevele Christenouders zouden er niet ge weest zyn en nog zyD, die meer op Christen dan op Christinne geljjkeu Hoevelen ver geten hun kinderen mede te nemen op het pad, dat henenvoert naar God en de zaligheid Ze wachten af, of de Heere ze bekeert, maar voeren ze niet met zich op den weg der be keering en leeren ze niet treden in het spoor der Godsvrucht. Christinne deed anders zy nam ze mede op den weg ten leven. Had zy daar recht toe Ja, krachtens het verbond Gods, krachtens het „u en uwen zade*. Zy dwong ze om in te gaan. De „Christinne" van Bunjan had veel hel derder inzicht in het genadeverbond dan de „Christen". Christen bad, dat de Heere ze mocht nem°.ny maar Christinne gaf ze aan God, omdat de Heere ze van haar cischte. De band des verbonds, die ons aan den Heere verbindt, omstrengelt ook het onze, ziel en lichaam, gaven en krachten, geld ea goed, maar niet het miust ons zaad. De Heere heeft krachtens het verbond op dat alles een heilig recht, dat we Hem niet mogen onthouden. Het beeld van een „Christinne", die haar kinderen medeneemt op den weg naar den hemel, is een schriftuurlijk beeld. De stok bewaarder komt tot geloof en bekeuring, en als hy gedoopt wordt, neemt hy zyn gansche huis in het badwater mee. Lydia geeft zieh aan den Heere over, en terstond ligt ook haar gezin onder het zegel vau Gods verbond. Maak van het „Ik ben uw God" het „en uws zaads God" los, en heel de Christelijke opvoediug wordt een ydelheid der ydelhedeu. Onze kinderen op te voedeu in de vreeze des Heeren wil immers maar niet zeggen, ze hekend te maken met den weg der zaligheid het be doelt ze te leiden in het spoor der godsvrucht, hen te gewennen vau jongsaf hun schreden te richten op den weg der gerechtigheid, die ten leven voert. Christinne nam al haar kinderen mede, en ze had het voorrecht, dat ze met al Haar kin deren de hemelstad bereikte. Dat voorrecht hebben niet alle „Christinnes" gesmaakt. Som mige hebben kinderen zien afwijken en den weg zien verlaten, welken zy hen wilden doen be wandelen. Ook door de huisgezinnen en ge slachten van het bondsvolk loopt de lyn der verkiezing. Doch die verkiezing sluit de midde len in Wat leert de ervaring Ze leert ons, dat de kerk des Heeren het duurzaamst wordt gebouwd uit die geslachten en gezinnen, waarin de ouders hunne kinderen eene Godzalige opvoeding geveD. Dit heeft „Christinne" beter dan „Christen" verstaan en in dit op?.icht is de Christinnereis" mooier dan de „Christenreis", in welke andere opzichten de laatste het van de eerste dan ook moge winnen. Indien wy het eigendom van Christus zyn, zoo behooren ook onze kinderen Hem toe. Mocht iedere „Christen" en iedere „Christinne* dit maar recht verstaan en ernstig ter harte nemen. Het verbond Gods is iets heerlijks en groots, maar des te erger indien het geschonden word^. De aard van het genadeverbond is klaar genoeg geopenbaard. Alle onduidelijkheid brengen wy er in, indien we onze gedachten en onze begrip pen er aan trachten op te dringen. Wy moeten het nemen, gelyk het is. Het „waarom" en het „hoe" doorgronden we nooit; we aanvaarden het voor ons en onze kinderen alleen door het geloof. Door het geloof heeft Christinne de stad „Verderf" verlaten en nam ze hare kinderen met zich op den weg naar de stad, die funda menten heeft en welker kunstenaar en bouw meester God is. Vinde haar voorbeeld navolging, gelyk zy het exempel gevolgd heeft van de heilige mannen en vrouwen der Schrift, die zichzelven met al

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 2