Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
82e Jaargang.
Vrijdag 12 Juli 1918.
Na 28
UIT HET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vast* HedewsrkersD.D. R. J. d. KEEI, J. D. WELEVSA, B. MEIJER, F. J. I. d. EIOE, A. A. i. SCHELVEN, R. P. M. G. OE WALLE in F. W. J. WOLF.
KERKELIJK LEVE».
Een vruchteloos protest.
Vrije universiteit.
Abonnementsprijsper kwartaal bp vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs10 cent per regel bp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
ÜITGAVB VAN DE
PERSVEREEN1G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelbar*.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlpk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
HET WERK GODS.
Jezus antwoordde en zeide tot
lien Dit is bet werk Gods, dat gij
gelooft in Hem, dien Hjj gezonden
lieeft.
Joh. 6 id.
Met vijf brooden en twee visschen beeft
Nezus een groote schare gespijzigd. Hier
over opgetogen, wil ze Hem koDing ma
ken, doch Hij ontweek haar over zee.
Maar in Kapernaum vinden ze Hem terug,
want ze hadden Hem naarstig gezocht.
Was het omdat ze in Hem geloofden
Neenge beluistert weemoed en verwijt
in het woord waarmede Jezus hen ont
ving. Hij zeide tot hen Voorwaar, voor
waar zeg Ik u, gij zoekt mij, niet omdat
gij teekenen gezien hebt, maar omdat ge
van do brooden gegeten hebt en verzadigd
zijt. En in heilige ontferming voegt Hij
daaraan toeWerkt niet om de spijs, die
vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in
het eeuwige leven, welke de Zoon des
menschen u geven zalwant dezen heeft
God de Vader verzegeld.
Voor werken hebben de Joden wel oor.
Maar omdat er voor hen iets duisters is
in het zeggen van Jezus, omdat zijn woord
hun niet in alles klaar en duister is, vra
gen ze HemWat zullen wij doen, opdat
wij de werken Gods zullen werken En
daaaop antwoordde Jezus tot henDit is
het werk Gods, dat gij gelooft in Hem,
dien Hij gezonden heeft.
Merkwaardige uitspraak 1 Levende on
der een wettische bedeeling, waarvan zij
den geestelijken zin en bedoeling niet ver
stonden, zochten de Joden hunnen vrede
en zaligheid door het doen van allerlei
werk. Gaarne vernamen zij van Jezus
wat zij nog meer doen moesten. Moesten
zij hunne wasschingen en reinigingen,
hunne offeranden en aalmoezen, hunne
eerstelingen en tienden, hunne vastendagen
en verbodsdagen varmenigvuldigen Wat
moesten zij toch eigenlijk doen, opdat zij
de werken Gods mochten werken en zalig
worden? En daarop antwoordt de Zoon
des Vaders, die weet wat den Vader wel-
behagelijk isdit alleen is het werk, waar
aan God lust heeft, dat gij in Mij gelooft.
Tegenover het werk des menschen stelt
Jezus hier het geloof. Niet allerlei zware
arbeid ontsluit voor den zondaar de poort
des hemels, doch alleen bet geloof in Hem.
Het baat den mensch niet of hij gebod op
gebod en regel op regel stapeltof hij a 1
zijn krachten inspant om de wet Gods
voor zijn godsdienstig en zedelijk leven te
onderhoudenof bij geld en goed aan de
armen uitdeeltof hij zijn lichaam pijnigt
en foltert; of hij zijn hoofd kromt als een
bieze en een gedaante van godzaligheid
vertoont. Neen, dit is het groote werk,
waaraan God lust heefthet geloof.
Wel te verstaanhet geloof is in zijn
wezen een gave Gods. Hij geeft het u uit
genade, Hij werkt het in uw hart door de
kracht van zijn H. Geest. Dit zegt de
Schrift zoo duidelijk en beslist mogelijk.
Paulus schreef aan de EpheziërsUit ge
nade zijt gij zalig geworden door het ge
loof, en dat niet uit u, het is Gods gave
niet uit de werken, opdat niemand roeme.
En het geloof blijft ook Gods gave en werk.
Daarom bad dezelfde apostel voor de
Thessalonicensen, dat God bij hen ver
vullen mocht al het welbehagen zijner
goedigheid en het werk des geloofs met
kracht. Maar dit neemt niet weg dat het
geloof, behalve een gave Gods, ook een
werk des menschen is. Het geloof in zijn
werking gedacht, is een daad des harten.
De levendgemaakte mensch is daarin ge
durig werkzaam. Gelooven is de uiting
van het nieuwe leven, dat God in hem
gewerkt heeft door zijn H. Geest. En het
is aan dit gelooven, dat God naar zijn
eeuwig en vrijmachtig welbehagen de za
ligheid en het eeuwige leven voor den
zondaar verbindt.
Gelooven is dan ook een werk naar den
aard des geloofs.
Gelooven dat is uzelven loslaten. Als
ge gelooft, zoekt ge de zaligheid niet in
de werken der wet, of in het doen van
allerlei boetedoening, maar ziet ge af van
u zei ven en schrijft ge op al uwe werken
den dood. Uit uw boom geen vrucht meer
in der eeuwigheid. Het is buiten hope.
Gelooven dat is den Heere Jezus
Christus aannemen tot uw Redder en
Heiland. Met u zei ven bekend gemaakt,
weet ge, dat ge het rantsoen nooit kunt
aanbrengen, dat ge uw schuld bij God
wel vermeerderen, maar nooit betalen
kunt. En daarom richt het oog uwer ziel
z'ch op Jezus, die voor u gekomen is omdat
gij hulpeloos en verloren waart. Hij heeft
zijn leven voor u gegeven en alles voor u
volbracht. Dat is zaligheid: naar Hem
uitgedreven te worden en met de ziel
Hem aan te grijpen, die u door zijne
liefde behouden wil.
Gelooven dat is Gode de eer geven
voor zijne onuitsprekelijke genade. Gij
moest eeuwig omkomen, maar God heeft
u een Helper en Heiland gezonden, zijn
eeniggeboren, zijn eigen, lieven Zoon. En
nu is dit 't geheim vau uw leven en blijd
schap, dat ge een oog hebben moogt voor
die genade en dat ge Gode alleen de red
ding uwer ziele dank weetniet meer
zoekende te zijn en te vragenwat moet
ik doen? maar met heel uw hart in
Christus te gelooven. Dan zegt ge met
den dichter: De Heere is God, die ons
licht gegeven heeft; bindt het feestofler
met touwen tot aan de hoornen van het
altaar; Gij zijt mijn God, daarom zal ik
U loveno mijn God, ik zal U ver-
hoogen
Kent gij dit, mijn lezer Kent gij voor
uzelven dit werk Gods? Gelooft gij in Hem,
dien God gezonden heeft Iets
anders vraagt God van u niet, en dit ge
loof alleen leidt u in het heiligdom der
verlossing.
Met uw werk en arbeid komt ge er niet,
Velen zoeken daarin hun gewin, maar leer
gij die schade achten om de uitnemend
heid der kennis van Jezus Christus, niet
hebbende uwe rechtvaardigheid die uit de
wet is, maar die door het geloof van
Christus is. Want ook gij zult eenmaal
geoordeeld worden naar het woordDie
in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige
leven, maar die den Zoon ongehoorzaam
is, die zal het leven Diet zien, maar de
toorn Gods blijft op hem.
Hierin ligt waarlijk uw zaligheid, al uw
heil en eer, dat gij gelooft in Hem, dien
God gezonden heeft. Gods kinderen ken
nen ook wel het zoeken van den weg der
tranen en der goede werken, doch op dien
weg vinden ze wel streeling voor het
vleesch, maar geen vertroosting der ziel.
Daarom roepen ze uit den nood steeds
weer tot God en op hun gebed zendt God
hun Zijn licht en waarheid neder, opdat
ze ingaan tot Gods altaar, tot den God
der blijdschap hunner verheuging. Dan
vinden ze Jezus, den algenoegzamen, ge-
willigen, dierbaren Heiland, en in Hem
alles wat ze tot het leven en de godzalig
heid van noode hebben.
Zoek ook gij in den rechten weg, opdat
gij vinden moogt
Van der Veen.
II.
Uit het protest is duidelijk, dat alle ambts
dragers in de gereformeerde gemeente van
Oostkapelle, hun ambt hebben neergelegd, be
halve twee, die met name genoemd zijn. Aan
het neerleggen is natuurlijk een geschiedenis
voorafgegaan, welke niet vermeld is. Waar
schijnlijk zal zij licht kunnen verspreiden over
de vraag hoe die mannen tot deze daad geko
men zijn, maar ter beoordeeling van wat er
plaats gevonden heeft, is zij niet geheel noodig,
want de bewuste mannen hebben daarvan
later schuldbelijdenis gedaan, waaruit blijkt,
dat zij zelf hebben ingezien, dat zij niet goed
gehandeld hebbeD. Denkelijk hebben zij zich
laten leiden door beweegredenen, welke den
toets niet kunnen doorstaan Het is altijd
gevaarlijk om een ambt, waartoe men geroepen
is, op een oogenblik van opwinding neer te
leggen. Ook de Classis heeft geoordeeld, dat
deze broeders kwalijk hebben gehandeld, want
zij heeft niet gezegd, dat schuldbelijdenis over
bodig was, integendeel zij heeft haar aanvaard.
Buiten twijfel is het dan ook, dat deze mannen
zonder wettige redenen hun ambt hebben ver
zaakt.
Wat is er nu verder gebeurd Die mannen
hebben later erkend, dat zij niet goed gedaan
hebben. Waar? In een wettige vergadering
van den kerkeraad Neen. Er waren slechts
nog twee over, die hun ambt hadden behouden,
en die tot zulk een samenkomst kond-n be
sluiten, waarop deze zaak behandeld kon wor
den. Evenmin is de gemeente samen geroepen,
opdat zij weten zou, w,t er voorgevallen is.
De Classis heeft buiten de twee ouderlingen
om gehandeld en genoegen genomen met een
schuldbelijdenis van heD, die op een gegeven
moment heengegaan waren en den Consulent
last gegeven om dezen te bevestigen. Dit was
niet in orde en deze fout wreekt zich dan ook.
Bij die gelegenheid is er bovendien nog ge
protesteerd door enkele leden, doch de Con
sulent heeft er zich niet aan gestoord en heeft
volvoerd, wat hem door de Classis opgedragen
was. Nu de Classis eenmaal den voet op dien
weg gezet had, meende de Consulent, dat h\j
maar voortgaan moest. Instede van te zeggen,
wij zullen de zaak nog eens nader onderzoeken,
heeft hij doorgezet, wellicht denkende, dat het
zoo verreweg het beste was. Volkomen juist
is het wat het protest zegt, dat heel die be
vestiging ingegaan is tegen wat de Gerefor
meerde kerken ten allen tijde beleden hebben.
Hier is onrecht geschied en de Classis zou
wijs zijn, indien zij dit openlijk erkende.
Voorts is het teekenend, dat de Classis A.
Pieterse die reeds in 't ambt stond en die
wettig door de gemeente opnieuw gekozen was,
niet [erkent als ouderling. Tegen hem was
geen enkele klacht van te voren ingekomen
t*gen hem was geen enkele kerkelijke actie
begonnenhet lag dus voor de hand, dat zij
hem had gehandhaafd. Het is waar, dat hij
bezwaar had tegen de wijze waarop de Classis
was opgetreden, maar elk lid van een Gere
formeerde kerk heeft recht om zijn meening over
de handelingen van een kerkelijke vergadering
op behoorlijke manier te zeggen. Was z|j nu
begonnen met hem duidelijk te maken, dat
hij ongelijk had, dan was het geval geheel
anders. Maar dit heeft zij niet gedaan. Ik kan
zelfs moeilijk gelooven, dat allen, die op die
vergadering tegenwoordig waren, gedacht heb
ben, het is daar met die bevestiging in Oost
kapelle geheel in orde en daarom is het te
meer grievend, dat zij niet alleen het protest
hebben verworpen, maar dat zij Pieterse heb
ben gecensureerd. Op welken grond Wel,
hij wil die handelingen van de Classis niet
erkennen. Dat is naar hun oordeel zijn zonde
en daarom moet hij getroffen worden en in
dien hij daarvan niet terugkomt, moet hij door
d*n ban gezet worden buiten het koninkrijk
der hemelen. Zie, dat is het diep treurige in
heel deze droeve historie.
Meermalen hebben de Gereformeerde kerken
pogingen aaügewend om met deze gemeenten
in correspondentie te treden en met haar te
overleggen wat er gedaan kon worden om tot
nadere eenheid te komen. In Middelburg
werden vroeger enkele gecombineerde kerke-
raads-vergaderingen gehoudeD, waarop ook
Dichtgevallen besproken en behandeld werden.
Misschien heb ik het nooit zoo diep gevoeld
als thans, hoe goed het ook voor die kerken
zou zijn, indien die pogingen eens geslaagd
waren. Er kunnen in het kerkelijk leven toe
standen voorkomen, waarin het zoo verleidelijk
is te grijpen naar de macht, welke men bezit,
en het recht te vergeten, dat altijd en onder
alle omstandigheden om eerbiediging vraagt.
Dit is naar mijn meening ook uit deze ge
schiedenis gebleken. Er was een moeilijke
knoop, dit begrijp ik zeer goed. Tijd en ge
duld waren er noodig om hem los te maken.
Het kostte slechts een oogenblik om hem door
te hakken en men wist bovendien, dat slechts
enkelen in verzet zouden komen, welnu, het
er op gewaagd, te meer, wijl die enkelen er
zich wel bij zouden neerleggen, en anders
Het is te verklaren, maar niet te rechtvaar
digen. We hopen dan ook, dat de Classis der
Gereformeerde gemeente het inzien zal en terug
keeren van den wfg, waarop zij Gods heilige
goedkeuring niet verwachten ban.
Het acht-en-dertigste jaarverslag van de
Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gere
formeerden grondslag is verschenen en leert
ons, dat onze universiteit in stilte voort arbeidt
aan haar gewichtige taak. Wetend, dat ook
1917 een oorlogsjaar is geweest, zal hü, die
eens de geschiedenis van onze Vereeniging en
hare Universiteit wil beschrijven, ook dit jaar
verslag opslaan.
Al zal het hem wel niet onbekend zijn, dat
ons land en volk een actief deelnemen aan
den reeds drie jaren woedenden volkerenkrijg
werd bespaard, evenmin zal hij er onkundig
van wezen, dat bij elk bedrijf de nadeelige
gevelgen van dezen strijd, in den druk der
bange tijdsomstandigheden, werden onder
vonden.
Wanneer zulk een geschiedschrijver dan
met liefdevolle belangstelling in zijn onderwerp
om te weten, hoe onder dien druk onze ver
eeniging en haar universiteit in Jt917 heeft
verkeerd, dit verslag opslaat, zal hij daaruit
allereerst beluisteren onzen dank aan God voor
Zijn ontferming, die dezen druk zoo wonder
baar heeft verzacht".
We hebben deze woorden overgenomen om
U dadelijk te laten zien, dat er stof tot erken
telijkheid is. Dit blijkt dan onk inderdaad in
al wat er verder volgt. „In 1914 was er een
nadeelig slot van f12,000, in 1915 werd f 10,000
meer uitgegeven dan ontvangen, terwijl èa in
1916 èn ook in 1917 de ontvangsten zoozeer
de uitgaven overtroffen, dat, met 't geen van
buitengewone ontvangsten zou worden geboekt,
het tekort thans geheel gedekt is".
Dit is wel stoffelijk, maar toch bemoedigend,
want het zegt ons, dat er nog offervaardigheid
voor deze Inriehting is.
„Het aantal studenten, die onze universiteit
verlieten om als mannen der wetenschap ons