„Over het gravamen".
Critiek op critiek.
Classicale Zendingsdag op Walcheren.
TOOB DE JEUGD.
tevreden zijn, het is geheel in strijd met Gods
Woord en de regelen der kerk, het is een
wederrechtelijk toeeigeneu der Ambten, dat
ik daar tegen protesteer moest ganseh niet
noodig zijn.
Het zal u wel allen bekend zijn hoe te
Middelburg (Kerk Segeerstraat) ook eens ont
binding heeft plaats gehad, maar niemand van
die ontbondene Broeders zijn zoo maar terug
gekomen, ai die Broeders die daar zitting
hebben, zijn door de Gemeente verkozen. Ik
zou daar aan toe geven als ik het een figuur
kon noemen, of als die menschen op 1.1. Kerst
dag ontoerekenbaar geweest zijn dat ze niet
eens wisten wat ze deden, als er iemand te
vinden is in de Geref Gemeenten in Nederland
die rnjj bewijzen kan dat die Broeders, zooals
ze nu Ambtelijk werk doen in de Gemeente
te Oostkapelle, wettige Ambtsdragers zijn dan
wil ik mfj terstond onderwerpen. Ten eersten
zal ik schuld belijden voor het miskennen der
Ambten, ten tweeden ik wil dadelijk kerkelijk
behandeld worden voor myn onkerkelijk leven
nu 5 maanden lang, ten derden wensch ik
dan weer als naar gewoonte met mijn gezin
op te gaan naar de plaats der samenkomsten
op den dag des Sabbaths: en feu laatsten zal
ik die Broeders Ambtelijk in mijn huis ont
vangen by gelegenheid van huisbezoek enz.
Ik wil gaarne overtuigd zijn, maar dan met
grondige motieven. Het is hier de vraag wie
is er wettig Ambtsdrager en wie nietDaar
moet geheel de kerkelijke zaak in de Gemeente
te Oostkapelle mee staan of vallen Nu met
betrekking tot mijn persoon en werk door
God mij toebetrouwd.
Het is de Heere die over mij gewaakt heeft
en bewaard gebleven ben om niet te willigen
in zoo een boozen raad en handel, zoodat ik
tot hiertoe nog bewaard gebleven ben als
Wettig Ouderling voor Oostkapelle.
Maar wat is er gebeurd in den laatsten tijd
Die buiten het Ambt stonden vanwege het
yerlaten hunner DiensteD, zijn nu bevestigd
géworden onder protest van esmige leden der
Gemeente, en die hebben mandaat gekregen
om Ambtelijk werk te doen, van D»putaten,
Classen en Synode, hetwelke geheel strijdig is
met den Woorde Gods en de leerregelen onzer
vaderen. Wy meeten door de Gemeente ver
kozen worden, om Ouderling of Diaken te
kunnen worden waar de Kerkeraad vertegen
woordigd is, ondergeteekende draagt de be
wustheid daarvan om door God en de Gemeente
gereepen te zijn. Ik was ook voor Kerstdag
aan de beurt van aftreding en ben in een wet
tige vergadering met meerderheid van stemmen
verkozen Niemand van de leden had voor de
stemming eenig bezwaar ingebracht tegen mijn
persoon en werk, en heb de benoeming weder
aangenomen, ik moest bevestigd geweest zyn,
alles wat na dien tyd is ingebracht is van
geen kracht en geen beteekenis geweest, het
was kwaad zaad strooien en revolutie kweeken
in de Gemeente, zooals 2 Januari heeft plaats
gehad, waar die ontbondene Broeders nog een
vergadering durfden te beleggen om stemmen
te vergaderen tegenover eeu wettig verkozen
Ambtsbroeder, opdat ik maar niet bevestigd
zou worden En waar ik nu wettig iu het
Ambt gezet ben, wie heeft dan het recht en
de durf em my onwettig uit te zetten Weer
een daad die schrikkelijk is, waar ds. Kok 9
Februari verklaart als uit een mond en in
naam van die gansche Deputate vergadering
dat ik uit myn Ambt ontzet ben, wie heeft
zulks ooit gehoord
Een Ouderling en Diaken kan alleen uit
zyn Ambt ontzet worden om de volgende reden
zie art. 79 en 80 Kerkenorde, als men trou
weloos zyn dienst verlaat, zooali die andere
Broeders gedaan hebben, die moeten naar laid
van bovengenoemde artikelen onmiddelyk van
hun Dienst afgezet worden, ook wanneer men
zieh openbaar schuldig gemaakt heeft aan
grove zonden, zooals hoerery, dieverij, moord,
dronkenschap en diergelijke, kortom zonden
zoo grof, dat ze by de Overheid strafwaardig
zyn. Nu, door Heeren goedheid ben ik daar
nog voor bewaard gebleven hoewel wy allen
daar dagelijks voor open en bloot leggen, en
waar ze nu het minste recht niet hebben om
my uitte stooten, hebben ze zich haar zeiven aan
openbare scheurmakerij schuldig gemaakt, en
welke reden meenen ze daarvoor te hebben,
ten lsten omdat ik die Broeders niet als|Wet-
tige Ambtsdragers erkennen wilde, dit is my
onmegelyk zoolang de Wettigheid van het
Ambt niet bewezen is, dus dan maar ont
zetten Ten 2den wordt er in de Gemeente
bekend gemaakt dat ik niet bevestigd kon
worden, omreden ik my niet onderwerpen
wilde aan de besluiten van Clusse en Syaode.
zy darfden die Zondag daarop nadat zy my
Vrijdags ontzet haddeD, het aan de Gemeente
nog niet eens te zeggen dat ik ontzet was
maar wel omdat ik my aan bovengenoemde
besluiten niet onderwerpen wilde, dus met Adam
door eigenliefde hun misdaad verbergende, ik
wil mij dadelijk onderwerpen aan besluiten
van meerdere vergaderingen als ze maar niet
strijdig zyn met Gods Woord en de kerkelijke
formulieren, en waar nu zulks in stryd was,
boop ik Gode meer te gehoorzamen dan de
menschen.
Een derde zegt my schriftelijk dat het is
omdat ik zoo hoogmoedig ben, daarom was ik
buiten myn Ambt. Maar Eilieve zou die man
van dien ouden zuurdeezem geheel gezuiverd
zyn Ds. Rutherford die Godzalige man, die
moest zelf zeggen dat hy zoo goed het merg
uit zyh beenen kon halen als zonder het eigen
naar de predikstoel, ik zou aan die man terug
moeten schrijven, he-t spreekwoord van Augus-
tinus: Ken u zeiven, als we daar vy van
moeten zyn, wie kan dan Leeraar of Ouder-
lidg wezen, en tenslotte bijna geheel de kerk
verkeert in de onjuiste meeniDg. dat ik ook
uit myn Ambt was, omreden ik deelgenomen
bad aan die stemming van laatste Kerstdag,
ware dit zoo geweest, hoe konden ze my dan
later op 9 Februari uit het Ambt ontzetten,
iemand die geen Ambt meer heeft, kan men
toch uit zijn Ambt niet ontzettenwel een
bewys dat ze het zelf niet geloofden hetgeen
ze zeiden, trouwens hoe zou een kerkeraad
het durven ondernemen om een Medebroeder
uit zyn Ambt te gaan stemmen die daartoe
niet bewilligd is, dit kan toch nietIk kan
wel met stemming buiten het Ambt komen te
staaD, als zulks geschied door de Gemeente,
en ik blijf dan iu de minderheid. Maar op
een kerkeraadsverga teriog is daar geen sprake
van, alhoewel er zooveel zaken my te laste
gelegd worden, evenwel hebben zy de minste
grond om my uit de Synagoge te werp-n
Marcus 14 56 waarvan Christus geschreven
staat. Want velen getuigden valschelyk tegen
Hem en de getuigenissen waren niet een
parig, is hier ook van toepassing genoeg tot
wederlegging. Ik ben tenslotte bereid monde
ling en schriftelijk te getuigen tegen al die
grove onkerkelijke handelingen, ik hoop van
mindera naar meerdere vergaderingen te komen
met myne bezwaren. Ik ben bereid indien my
zulks vergund werd een openbare lezing te
houden iu het midden der Gemeente, ik hoop
het uiterste te beproeven om tot een zuivere
grondslag te geraken in de Gemeente te Oost
kapelle, en word ik door de Geref. Gemeenten
Synodaal niet begrepen of nog meer veroor
deeld, zal ik het er niet by lateD, en het niet
langer lydelyk aanzien dat de waarheid zoo
eenzijdig verdonkerd wordt zooals nu geschied
en voornamelijk geschied is op de 1.1. Provin
ciale Synode te Goes waar de Kam alles ten
mynen laste heeft uitgebracht, en waar ik het
woord geweigerd ben en zoodoende onverhoord
veroordeeld. Oordeelt ook de wet den mensehe
tenzy hy hem eerst gehoord hebbe en versta
wat h'j doeAls dat zoo voort blijft gaan
tegen alles in, zal ik genoodzaakt zyn een
Brochure iu het licht te stellen, dan wil ik
daartegenover het oordeel der geleerden eens
uit laten komen, we hopen dat het laatste
niet noodig zal zyn, maar dat de Koniüg
zijner kerke nog eens een wendiüg mocht geven
tot opbouw ook van die vervallen hutte Davids,
waar ik zoo nauw aan verbonden geweest ben
zoo vele jaren, dat de He-re het kromne nog
eens recht sn het hobbelachtige tot een valeie
mocht maken. Om weer met myn Echtgenoote
en kinderen rondom zijn altaren te mogen
gaan als in voorleden tyden, en dat de smaad-
heid zynes volk mocht weggenomen worden,
hopende, wachtende en uitziende, totdat ik
opentlyk weer in myn Ambt en eere hersteld
ben, niet om mijnentwille maar omdat Gods
Eere en het welzijn der Kerke daarmede in
verband staat, en dat degene die Goddeloos
heid doen niet langer gebouwd worde, is mijn
vurige wensch en innige begeerte geweest al
langen tyd, te dien einde zegene de Heere dit
schry veD, en dat ge samen verwaardigd moogt
worden een recht oordeel uit te spreken tus-
schen den man en zynen Naasten.
A. S. G. A. PlETEESE,
Ouderling der Gereformeerde Gemeente
te Oostkapelle.
Naar aanleiding van de besprekiug der
brochure vau ds. Aalders ontving ik onder
staand schrijven uit Middelburg.
Een ander schrijven uit Holland over deze
kwestie wordt n;et opgenomen, daar we de
kwestie-ds. Netelenbos niet nogmaals in ons
blad bespreken.
Ende 't welck ghy niet en
kondt beteren, beveelt dat
Gode daerom verdraegt
uwen broeder
Thomas a Kempis.
„Onze belijdenis is verouderd
Inderdaad, 't staat er't staat zwart op wit,
met de versterking vóóraan .Metterdaad"
en wel in de Z. K. No. 25, van Vrydag 21
Juni 1918
Ja maar, 't was een woord van een Geref
predikant, ds. Aalders, dat maar werd aange
haald, zegt iemand, 't Mocht watDs. K.
zegt er van „Ds. Aalders heeft gelyk"
„Ia onze dagen zouden we een andere formu
leering wensehelyk achten" en „dat geldt van
meer artikelen onzer Confessie. Dan moest
heel onze Confessie worden herzien".
Nu versta ik toch in 't geheel niet, hoe er
zooveel stof moest opwaaien over de betuiging
van instemming met een gravamen door ds.
Netelenbos; hoe dr. Buizer's gravamen en ds.
N.'s instemming er mee, in epn publiek ge
schrift, 't bekende Rapport, niet zuiniger be
titeld werd dan als „verzet tegen de Confessie".
En wel is staande de vergadering der Classis
dat woord „verzet tegen de Confessie" uit de
conclusie geschrapt, maar volgens de opstellers
van het stuk was 't dan toch wel zoo iets
dergelijks, en ook de naam van ds. Kerkhof
staat er onder
Mag men nu wel zeggen en propageeren
de Confessie is verouderd, ze past niet by onzm
tyd, we willen een andere formuleering, ze is
niet meer de uitdrukking van wat leeft in onze
harten, we kunnen met haar niet meer vol
staan, ze moet niet maar worden herzien, maar
veeleer aangevuld, uitgebreid, pasklaar gemaakt
voor de nieuwe toestanden maar niet: dit
of dat bepaalde artikel, in casu artt. 2730,
is verouderd, past niet by onzen tyd, moet
auders geformuleerd, drukt niet meer uit wat
thans algem-en leeft in de Gereformeerde
kerken van heden, moet pasklaar gemaakt
worden voor de nieuwe toestanden waaronder
we leven
Wie 't eerste zegt en propageert, is „zuiver"
wie 't laatste uitspreekt, wykt af en verzet
zich tegen de Confessie
Laat ons toeh niet spelen met woorden, noch
meten met twee maten. Ik, die instemming
betuigd heb met het gravamen bovenbedoeld,
omdat ik na ol hetgeen daarover geschreven
en gesproken is nog vasthoud aan myne, door
Dr. A. Kuyper in zyn „De Gemeene gratie"
blz. 228 v.v. in duidelijke, voor geen tweeërlei
opvatting vatbare taal neergeschreven en door
zeer velen gedeelde meening, ik kan niet
inzien, dat wat 't stuk van ds. K. inhoudt,
wèl en wat in 't gravamen enz. bedoeld en
gezegd wordt, niet toelaatbaar zou zyn.
Sta mjj toe, even iets te citeeren uit genoemd
werk van Dr. A. Kuyper Sr. (uitgave 1904).
In het 3e deel, 't practise!© gedeelte noemde
de Schryver het, wordt op bl. 228 gezegd
„Dit denkbeeld nu, dat de kerk niet anders
dan ééa en eenvormig kon zyn, sprak in de
17e eeuw voor al wie Roomsch bleef zóó van
zelf, dat noch de Roomsche geestelijkheid, noch
de Roomfche Overheid er toe kon komen, om
zich het optredeu van een tweede kerk naast
de beslaande ook maar als mogelijk te denken.
Van Roomsche zyde was de ongedeeldheid der
kerk, ook in het zichtbare, een dogma. Dit
dogma heeft de Roomsche kerk nog nimmer
prijs gegeven. Alleen zyn eigen kerk acht de
Roomsche de Kerk te zijn. Wat daar buiten
ligt, is secte en mist recht van bestaan".
En een weinig verder; „Op ditzelfde stand
punt nu van de absolute eenheid der zichtbare
kerk plaatsten zich aanvankelijk ook alle Re
formatoren zoowel Guydo de Brés als
Datheen. Geen ander denkbeeld kwam aan
vankelijk op. Kerk naast kerk leek een on
ding. Een kerk was valsch of waar. Waar
was alleen de kerk waartoe men zelf behoorde,
en dus waren alle overige kerken valsche
kerken". Men was en nu geef ik een kort
résumé van wat volgt, er zoo in opgegroeid,
dat 't zich in de verschillende belijdenissen
wel moest afteekenen. „Hierdoor is een klove
gaan gapen tusschen de in de Belijdenis uit
gedrukte overtuiging en de overtuiging die
zich later onder den drang van het leven ge
vormd heeft". (Maar toen was de Belijdenis,
zooals wy die hebban, er al!) „De Confessie
was nog meest uit de eerste periode en de
feitelijke wijziging van overtuiging had eerst
in de tweede periode plaats, terwijl de theo
logen in hun dogmatische uiteenzettingen ge
meenlijk gauschelyk niet met de werkelijkheid
rekenden, maar de aanvankelijk aanvaarde
tegenstelling gedurig opnieuw met do oude
bewijsredenen poogden waar te maken".
In 1904 dus 14 jaar geleden, ja reeds vroeger,
want 't stond ook in De Heraut van de daaraan
voorafgaande jaren, in 1904 reeds stoud 't
voor dr. A. Kuyper Sr. vast, dat inderdaad in
de Belijdenis der Gereformeerde kerken staat,
wat dr. Buizer en ieder, die Hellandsch lezen
kaD, met hem er uit leesten daartegen gaat
toch immers het bezwaarschrift, tegen niets
anders dan dat in onze Belijdenis staat, dat
wy, Gereformeerden, gelooven, dat naast onze
Gereformeerde kerk geen andere ware kerk
mogelyk is. Trouwens 't spreken van „een" en
niet van „de" ware kerk, is reeds tegen den
gedaohtengaDg der Belijdenis en zou, i o.m.
het Rapport, verzet tegen de Confessie moeten
heeten.
Waar nu in het bovenbedoelde nummer der
Z. K. wordt aangedrongen op herziening, aan
vulling en uitbreiding onzer belijdenis, ver
wacht ik dan ook, naar ik hoop niet vergeefs,
van die zyde steun voor 't bekende gravamen.
Immers behoeft de daarin verzochte formu
leering niet tot stand te komen in den weg
van vervloeiing, niet door afwijkende slappe
beginselen in onze belijdenis in te drageD, Diet
door in Ethiseh vaarwater te verzeilen tegen
dat alles zou ik my even sterk als wie ook
met alle kracht verzetten. Maar als men nu
vraagt, geheel in overeenstemming met wat
de Z. K schrijft, zet nu in de bewuste artt.
wat de juiste uitdrukking is van ons geloof
t.o.v. de kerk, zoodat ieder eenvoudig lid der
gemeente 't verstaat en er van geen tweeërlei
uitlegging sprake is, zou men dan moeten
en mogen weigeren, daarop in te gaan Men
spreekt van z'n tyd verstaan. Goed, laten we
onzen tyd verstaan, die er op aandringten
niet te spoedig ons laten afschrikken door 't
roepen van gevaar." Schreeuwerige critiek van
joügeren breDgt geen soliede resultaat. Dat
geloof ik ook, en ik voeg erby ook niet die
van ouderen.
Grypt als 'trypt, gold reeds voor eeuw«n
als reg-l voor goede taktiek. Men heeft my
wel gevraagd, waarom dr. A. Kuyper Sr. in
eigen persoon niet reeds in 1904 een gelijk
luidend of overeenkomstig gravamen indiende
tpgen artt. 27—30 maar ik denk, dat Z. H. G.
gedacht heeft 't moet eerst rypen, en straks
grypen de jongeren 't wel.
In ieder geval maakt men er zich niet van
af door te spreken van vervloeiing, verslapping,
verethisching, van prysgeving aan den eeuw
geest duizenden in den lande, trouwe leden
onzer Gereformeerde kerken, werpen dat alles
verre van zich. Moet nu echter weer alles
afstuiten op het zoogenaamde „loslaten van den
historischen band met het verleden Men
kan dien band gerust vasthouden en toch doeD,
wat al veel vroeger had moeten gedaan zyn
Moeilijkheden zyn er, dat geloof ik ook wel,
maar die kunnen toch wel overwonnen worden
in 's Heeren kracht? En doen we 't niet, dan
zjjn er misschien nog grootere te wachten.
Grypt als 't rypt
M. C. W.
Myn antwoord hierop is het volgende:
le Het was niet noodig, dat br. C. W. te
M. zich verbaasde, dat ds. Kerkhof in de
Zeeuwsche Kerkbode van 21 Juni schreef, dat
omtrent de belijdenis der Kerk voor onze dagen
•one andere formuleering gewenscht ware.
Precies hetzelfde toch schreef ik reeds in de
Kerkbode van 7 Sept. 1917 bij de bespreking
der brochure van ds. Netelenbos (2e pagina, 2e
kolom, midden), reeds vóór ds. Aalders op deze
zaak attendeerde.
Heel handig doet br. C. W. het nu voor
komen alsof de bestrijding van sommigen tegen
ds N. alleen maar ging over dat gravamen of
de instemming daarover Br. W. weet heel
goed dat er eerst andere punten aan de orde
waren, van heel anderen aard. Denk aan de
vragen door Souburgs Kerkeraad ter Classis
gebracht. Doch we zullen daarop niet verder
ingaan.
2e. Wie uitbreiding der Gereformeerde Belij
denis ©p sommige punten begeert, behoeft nog
geen gravamen in te dienen tegen de bestaands
Confessie of sommige harer artikelen. Een
gravamen of bezwaar heeft toch deze strekking,
dat men acht dat de inhoud van een heel artikel
of van een zinsnede daaruit in stryd is met
duidelijke uitspraken der Heilige Schrift.
Welnu, zulle een gravamen heb ik niet en
hebben de Gereformeerden in 't algemeen niet
tegen de artikelen over de Kerk. Daarom werd
dan ook met nadruk aan den heer Buizer
gevraagd, toch eens voor den dag te komen
met bewijzen uit de Schrift, om zyn gravamen
te steunen en toe te lichten. Publiekelijk heeft
hy dat nog niet gedaan. Toetsing van di«
Schriftuurplaatsen, die dr. Buiz§r meent te
kunnen aanvoeren, zou een zeer belangrijk werk
zyn. We hopen alsnog, dat de Commissie door
de Particuliere Synode benoemd, zich daarmee
zal bezighouden Want dat zal een gewichtig
stuk van haar arbeid moeten uitmaken.
Ik kan nog steeds niet anders inzien als dat
er voor een gravamen tegen de genoemde arti
kelen geen grond is, en dat toonde het bekende
Rapport aan, terwyl ik het evenwel toch voor
noodzakelijk houd, dat onze Gereformeerde
Kerken binnen enkele jaren zich omtrent
sommige puuten harer belijdenis breeder uit
spreken. Daartoe behoort o.a. haar belijdenis
over de Kerk.
3e. Dr. Kuyper diende wel een gravamen in
tegen art. 36, omdat een zinsnede daarvan beslist
streed met uitspraken der Schrift".
Dat kan van geen zinsnede in de art 2730
gezegd worden. Daarin ligt ra.i. de reden,
waarom de Schryver der „Gemeene Gratie*
geen gravamen tegen die artikelen indiende. Dr.
Kuyper is de man niet om aan een jongere
generatie over te laten, v/at hy zelt meant
noodig te zyn. Gesproken zou hy hebben, zoo
hy in de bedoelde artikelen iets meende te
vinden, wat inging tegen duideljjko Schrift
uitspraken.
4e. De vraag, waaromtrent men van opinie
kan verschillen is, of onze Gereformeerde Ker
ken op dit oogenblik ryp zyn om over te gaan
tot breedere formuleeriDg van sommige punten
haars geloofs. Misschien dat zy het door de
gedachten wrijving der laatste tyden beginnen
te worden.
OT»
Het is de Commissie tot voorbereiding gelukt
een drietal sprekers te vinden, die op Walcheren
over den Zendingsarbeid komen spreken
Ds. J. Douma van den Haag, met het
onderwerp „Uwe is de heerlijkheid."
Ds. W. Breukelaar van Zaandam, de welbe
kende Generale Deputaat voor de Zending, met
het onderwerp: Onze Zendingsverwachting
en onze warme Zendingsvriend ds. J. D. WF»
leDga van Middelburg, met het onderwerp
„De Zending en de Vrouw
Als datum is gekozen Woensdag 24 Juli a.s,
dus op dtenzelfden tyd als ten vorige jare.
Ook werd br. D. de Buck van Koudekerke
weer bereid gevonden zyn voor dit doel zoo
uitnemend geschikte weide weer of te staaD,
waarvoor wy hem by dezen reeds onzen harte-
telyken dank overbrengen.
We hopen, dat onze Walchersche broeders
en zusters dus dien namiddag reserveeren uit
sluitend voor onze ZendiDgsbyeenkomst, en dat
de Heere onze pogiog met gunstig weder
bekrone. Kerkhof.
Dezen keer nog al veel deelnemers, en de
meeste hebben goede oplossingen ingezonden,
want de raadsels waren erg gemakkelijk. Het
wordt dan voor my wel eens lastig met de
verdeeliDg der prijzen, dan moet er gekeurd
en afgekeurd worden en soms ook wel eens
mee gerekend, wie de oudste brieven heeft.
Zoo ben ik er dan deze keer weer toe geko
men een prys toe te kennen aan
L. en C. L. Kolyn, Spui bü Terneuzen,
„De Bibliothecaris van Franeker".
Catharina Francke, Buttinge, „Nonnie".'
Cornelia Jasperse, Koudekerksche weg Z 4a,
Vlissinger, „Maarten Luther".
JaDus de Witte, Koudekerke, „Loon naar
werk".
W. Chr. Louisse (Kapelle by Goes) „Niet
naar het feest".
De oplossingen van de vorige raadsels zyn
Elia, Aaron, Doëg, Daniël, Eliinelecb, Michal,
Abraham
Het geheel is Gen. 1 1In den beginne
sebiep God hemel en aarde.
En van het tweede: Jona in den visch.
Raadsels.
6, 17, 25, 9, 24, 8 een profeet.
18, 23, 17, 11, 24, 13 kwam over Egypte.
11, 4. 1 een zoon van Jacob.
11, 9, 14, 15, 19, 5 een richter.
3, 17, 10, 13, 4 eene profetes.
3. 2, 16, 19, 14, 7, 20 een koüiug uit het
N. T.
21, 12, 22, 5 een lichaamsdeel.
Het geheel bestaat uit 25 letterseu is iu het
N T. te vinden.