„Over het gravamen". Critiek op critiek. Classicale Zendingsdag op Walcheren. TOOB DE JEUGD. tevreden zijn, het is geheel in strijd met Gods Woord en de regelen der kerk, het is een wederrechtelijk toeeigeneu der Ambten, dat ik daar tegen protesteer moest ganseh niet noodig zijn. Het zal u wel allen bekend zijn hoe te Middelburg (Kerk Segeerstraat) ook eens ont binding heeft plaats gehad, maar niemand van die ontbondene Broeders zijn zoo maar terug gekomen, ai die Broeders die daar zitting hebben, zijn door de Gemeente verkozen. Ik zou daar aan toe geven als ik het een figuur kon noemen, of als die menschen op 1.1. Kerst dag ontoerekenbaar geweest zijn dat ze niet eens wisten wat ze deden, als er iemand te vinden is in de Geref Gemeenten in Nederland die rnjj bewijzen kan dat die Broeders, zooals ze nu Ambtelijk werk doen in de Gemeente te Oostkapelle, wettige Ambtsdragers zijn dan wil ik mfj terstond onderwerpen. Ten eersten zal ik schuld belijden voor het miskennen der Ambten, ten tweeden ik wil dadelijk kerkelijk behandeld worden voor myn onkerkelijk leven nu 5 maanden lang, ten derden wensch ik dan weer als naar gewoonte met mijn gezin op te gaan naar de plaats der samenkomsten op den dag des Sabbaths: en feu laatsten zal ik die Broeders Ambtelijk in mijn huis ont vangen by gelegenheid van huisbezoek enz. Ik wil gaarne overtuigd zijn, maar dan met grondige motieven. Het is hier de vraag wie is er wettig Ambtsdrager en wie nietDaar moet geheel de kerkelijke zaak in de Gemeente te Oostkapelle mee staan of vallen Nu met betrekking tot mijn persoon en werk door God mij toebetrouwd. Het is de Heere die over mij gewaakt heeft en bewaard gebleven ben om niet te willigen in zoo een boozen raad en handel, zoodat ik tot hiertoe nog bewaard gebleven ben als Wettig Ouderling voor Oostkapelle. Maar wat is er gebeurd in den laatsten tijd Die buiten het Ambt stonden vanwege het yerlaten hunner DiensteD, zijn nu bevestigd géworden onder protest van esmige leden der Gemeente, en die hebben mandaat gekregen om Ambtelijk werk te doen, van D»putaten, Classen en Synode, hetwelke geheel strijdig is met den Woorde Gods en de leerregelen onzer vaderen. Wy meeten door de Gemeente ver kozen worden, om Ouderling of Diaken te kunnen worden waar de Kerkeraad vertegen woordigd is, ondergeteekende draagt de be wustheid daarvan om door God en de Gemeente gereepen te zijn. Ik was ook voor Kerstdag aan de beurt van aftreding en ben in een wet tige vergadering met meerderheid van stemmen verkozen Niemand van de leden had voor de stemming eenig bezwaar ingebracht tegen mijn persoon en werk, en heb de benoeming weder aangenomen, ik moest bevestigd geweest zyn, alles wat na dien tyd is ingebracht is van geen kracht en geen beteekenis geweest, het was kwaad zaad strooien en revolutie kweeken in de Gemeente, zooals 2 Januari heeft plaats gehad, waar die ontbondene Broeders nog een vergadering durfden te beleggen om stemmen te vergaderen tegenover eeu wettig verkozen Ambtsbroeder, opdat ik maar niet bevestigd zou worden En waar ik nu wettig iu het Ambt gezet ben, wie heeft dan het recht en de durf em my onwettig uit te zetten Weer een daad die schrikkelijk is, waar ds. Kok 9 Februari verklaart als uit een mond en in naam van die gansche Deputate vergadering dat ik uit myn Ambt ontzet ben, wie heeft zulks ooit gehoord Een Ouderling en Diaken kan alleen uit zyn Ambt ontzet worden om de volgende reden zie art. 79 en 80 Kerkenorde, als men trou weloos zyn dienst verlaat, zooali die andere Broeders gedaan hebben, die moeten naar laid van bovengenoemde artikelen onmiddelyk van hun Dienst afgezet worden, ook wanneer men zieh openbaar schuldig gemaakt heeft aan grove zonden, zooals hoerery, dieverij, moord, dronkenschap en diergelijke, kortom zonden zoo grof, dat ze by de Overheid strafwaardig zyn. Nu, door Heeren goedheid ben ik daar nog voor bewaard gebleven hoewel wy allen daar dagelijks voor open en bloot leggen, en waar ze nu het minste recht niet hebben om my uitte stooten, hebben ze zich haar zeiven aan openbare scheurmakerij schuldig gemaakt, en welke reden meenen ze daarvoor te hebben, ten lsten omdat ik die Broeders niet als|Wet- tige Ambtsdragers erkennen wilde, dit is my onmegelyk zoolang de Wettigheid van het Ambt niet bewezen is, dus dan maar ont zetten Ten 2den wordt er in de Gemeente bekend gemaakt dat ik niet bevestigd kon worden, omreden ik my niet onderwerpen wilde aan de besluiten van Clusse en Syaode. zy darfden die Zondag daarop nadat zy my Vrijdags ontzet haddeD, het aan de Gemeente nog niet eens te zeggen dat ik ontzet was maar wel omdat ik my aan bovengenoemde besluiten niet onderwerpen wilde, dus met Adam door eigenliefde hun misdaad verbergende, ik wil mij dadelijk onderwerpen aan besluiten van meerdere vergaderingen als ze maar niet strijdig zyn met Gods Woord en de kerkelijke formulieren, en waar nu zulks in stryd was, boop ik Gode meer te gehoorzamen dan de menschen. Een derde zegt my schriftelijk dat het is omdat ik zoo hoogmoedig ben, daarom was ik buiten myn Ambt. Maar Eilieve zou die man van dien ouden zuurdeezem geheel gezuiverd zyn Ds. Rutherford die Godzalige man, die moest zelf zeggen dat hy zoo goed het merg uit zyh beenen kon halen als zonder het eigen naar de predikstoel, ik zou aan die man terug moeten schrijven, he-t spreekwoord van Augus- tinus: Ken u zeiven, als we daar vy van moeten zyn, wie kan dan Leeraar of Ouder- lidg wezen, en tenslotte bijna geheel de kerk verkeert in de onjuiste meeniDg. dat ik ook uit myn Ambt was, omreden ik deelgenomen bad aan die stemming van laatste Kerstdag, ware dit zoo geweest, hoe konden ze my dan later op 9 Februari uit het Ambt ontzetten, iemand die geen Ambt meer heeft, kan men toch uit zijn Ambt niet ontzettenwel een bewys dat ze het zelf niet geloofden hetgeen ze zeiden, trouwens hoe zou een kerkeraad het durven ondernemen om een Medebroeder uit zyn Ambt te gaan stemmen die daartoe niet bewilligd is, dit kan toch nietIk kan wel met stemming buiten het Ambt komen te staaD, als zulks geschied door de Gemeente, en ik blijf dan iu de minderheid. Maar op een kerkeraadsverga teriog is daar geen sprake van, alhoewel er zooveel zaken my te laste gelegd worden, evenwel hebben zy de minste grond om my uit de Synagoge te werp-n Marcus 14 56 waarvan Christus geschreven staat. Want velen getuigden valschelyk tegen Hem en de getuigenissen waren niet een parig, is hier ook van toepassing genoeg tot wederlegging. Ik ben tenslotte bereid monde ling en schriftelijk te getuigen tegen al die grove onkerkelijke handelingen, ik hoop van mindera naar meerdere vergaderingen te komen met myne bezwaren. Ik ben bereid indien my zulks vergund werd een openbare lezing te houden iu het midden der Gemeente, ik hoop het uiterste te beproeven om tot een zuivere grondslag te geraken in de Gemeente te Oost kapelle, en word ik door de Geref. Gemeenten Synodaal niet begrepen of nog meer veroor deeld, zal ik het er niet by lateD, en het niet langer lydelyk aanzien dat de waarheid zoo eenzijdig verdonkerd wordt zooals nu geschied en voornamelijk geschied is op de 1.1. Provin ciale Synode te Goes waar de Kam alles ten mynen laste heeft uitgebracht, en waar ik het woord geweigerd ben en zoodoende onverhoord veroordeeld. Oordeelt ook de wet den mensehe tenzy hy hem eerst gehoord hebbe en versta wat h'j doeAls dat zoo voort blijft gaan tegen alles in, zal ik genoodzaakt zyn een Brochure iu het licht te stellen, dan wil ik daartegenover het oordeel der geleerden eens uit laten komen, we hopen dat het laatste niet noodig zal zyn, maar dat de Koniüg zijner kerke nog eens een wendiüg mocht geven tot opbouw ook van die vervallen hutte Davids, waar ik zoo nauw aan verbonden geweest ben zoo vele jaren, dat de He-re het kromne nog eens recht sn het hobbelachtige tot een valeie mocht maken. Om weer met myn Echtgenoote en kinderen rondom zijn altaren te mogen gaan als in voorleden tyden, en dat de smaad- heid zynes volk mocht weggenomen worden, hopende, wachtende en uitziende, totdat ik opentlyk weer in myn Ambt en eere hersteld ben, niet om mijnentwille maar omdat Gods Eere en het welzijn der Kerke daarmede in verband staat, en dat degene die Goddeloos heid doen niet langer gebouwd worde, is mijn vurige wensch en innige begeerte geweest al langen tyd, te dien einde zegene de Heere dit schry veD, en dat ge samen verwaardigd moogt worden een recht oordeel uit te spreken tus- schen den man en zynen Naasten. A. S. G. A. PlETEESE, Ouderling der Gereformeerde Gemeente te Oostkapelle. Naar aanleiding van de besprekiug der brochure vau ds. Aalders ontving ik onder staand schrijven uit Middelburg. Een ander schrijven uit Holland over deze kwestie wordt n;et opgenomen, daar we de kwestie-ds. Netelenbos niet nogmaals in ons blad bespreken. Ende 't welck ghy niet en kondt beteren, beveelt dat Gode daerom verdraegt uwen broeder Thomas a Kempis. „Onze belijdenis is verouderd Inderdaad, 't staat er't staat zwart op wit, met de versterking vóóraan .Metterdaad" en wel in de Z. K. No. 25, van Vrydag 21 Juni 1918 Ja maar, 't was een woord van een Geref predikant, ds. Aalders, dat maar werd aange haald, zegt iemand, 't Mocht watDs. K. zegt er van „Ds. Aalders heeft gelyk" „Ia onze dagen zouden we een andere formu leering wensehelyk achten" en „dat geldt van meer artikelen onzer Confessie. Dan moest heel onze Confessie worden herzien". Nu versta ik toch in 't geheel niet, hoe er zooveel stof moest opwaaien over de betuiging van instemming met een gravamen door ds. Netelenbos; hoe dr. Buizer's gravamen en ds. N.'s instemming er mee, in epn publiek ge schrift, 't bekende Rapport, niet zuiniger be titeld werd dan als „verzet tegen de Confessie". En wel is staande de vergadering der Classis dat woord „verzet tegen de Confessie" uit de conclusie geschrapt, maar volgens de opstellers van het stuk was 't dan toch wel zoo iets dergelijks, en ook de naam van ds. Kerkhof staat er onder Mag men nu wel zeggen en propageeren de Confessie is verouderd, ze past niet by onzm tyd, we willen een andere formuleering, ze is niet meer de uitdrukking van wat leeft in onze harten, we kunnen met haar niet meer vol staan, ze moet niet maar worden herzien, maar veeleer aangevuld, uitgebreid, pasklaar gemaakt voor de nieuwe toestanden maar niet: dit of dat bepaalde artikel, in casu artt. 2730, is verouderd, past niet by onzen tyd, moet auders geformuleerd, drukt niet meer uit wat thans algem-en leeft in de Gereformeerde kerken van heden, moet pasklaar gemaakt worden voor de nieuwe toestanden waaronder we leven Wie 't eerste zegt en propageert, is „zuiver" wie 't laatste uitspreekt, wykt af en verzet zich tegen de Confessie Laat ons toeh niet spelen met woorden, noch meten met twee maten. Ik, die instemming betuigd heb met het gravamen bovenbedoeld, omdat ik na ol hetgeen daarover geschreven en gesproken is nog vasthoud aan myne, door Dr. A. Kuyper in zyn „De Gemeene gratie" blz. 228 v.v. in duidelijke, voor geen tweeërlei opvatting vatbare taal neergeschreven en door zeer velen gedeelde meening, ik kan niet inzien, dat wat 't stuk van ds. K. inhoudt, wèl en wat in 't gravamen enz. bedoeld en gezegd wordt, niet toelaatbaar zou zyn. Sta mjj toe, even iets te citeeren uit genoemd werk van Dr. A. Kuyper Sr. (uitgave 1904). In het 3e deel, 't practise!© gedeelte noemde de Schryver het, wordt op bl. 228 gezegd „Dit denkbeeld nu, dat de kerk niet anders dan ééa en eenvormig kon zyn, sprak in de 17e eeuw voor al wie Roomsch bleef zóó van zelf, dat noch de Roomsche geestelijkheid, noch de Roomfche Overheid er toe kon komen, om zich het optredeu van een tweede kerk naast de beslaande ook maar als mogelijk te denken. Van Roomsche zyde was de ongedeeldheid der kerk, ook in het zichtbare, een dogma. Dit dogma heeft de Roomsche kerk nog nimmer prijs gegeven. Alleen zyn eigen kerk acht de Roomsche de Kerk te zijn. Wat daar buiten ligt, is secte en mist recht van bestaan". En een weinig verder; „Op ditzelfde stand punt nu van de absolute eenheid der zichtbare kerk plaatsten zich aanvankelijk ook alle Re formatoren zoowel Guydo de Brés als Datheen. Geen ander denkbeeld kwam aan vankelijk op. Kerk naast kerk leek een on ding. Een kerk was valsch of waar. Waar was alleen de kerk waartoe men zelf behoorde, en dus waren alle overige kerken valsche kerken". Men was en nu geef ik een kort résumé van wat volgt, er zoo in opgegroeid, dat 't zich in de verschillende belijdenissen wel moest afteekenen. „Hierdoor is een klove gaan gapen tusschen de in de Belijdenis uit gedrukte overtuiging en de overtuiging die zich later onder den drang van het leven ge vormd heeft". (Maar toen was de Belijdenis, zooals wy die hebban, er al!) „De Confessie was nog meest uit de eerste periode en de feitelijke wijziging van overtuiging had eerst in de tweede periode plaats, terwijl de theo logen in hun dogmatische uiteenzettingen ge meenlijk gauschelyk niet met de werkelijkheid rekenden, maar de aanvankelijk aanvaarde tegenstelling gedurig opnieuw met do oude bewijsredenen poogden waar te maken". In 1904 dus 14 jaar geleden, ja reeds vroeger, want 't stond ook in De Heraut van de daaraan voorafgaande jaren, in 1904 reeds stoud 't voor dr. A. Kuyper Sr. vast, dat inderdaad in de Belijdenis der Gereformeerde kerken staat, wat dr. Buizer en ieder, die Hellandsch lezen kaD, met hem er uit leesten daartegen gaat toch immers het bezwaarschrift, tegen niets anders dan dat in onze Belijdenis staat, dat wy, Gereformeerden, gelooven, dat naast onze Gereformeerde kerk geen andere ware kerk mogelyk is. Trouwens 't spreken van „een" en niet van „de" ware kerk, is reeds tegen den gedaohtengaDg der Belijdenis en zou, i o.m. het Rapport, verzet tegen de Confessie moeten heeten. Waar nu in het bovenbedoelde nummer der Z. K. wordt aangedrongen op herziening, aan vulling en uitbreiding onzer belijdenis, ver wacht ik dan ook, naar ik hoop niet vergeefs, van die zyde steun voor 't bekende gravamen. Immers behoeft de daarin verzochte formu leering niet tot stand te komen in den weg van vervloeiing, niet door afwijkende slappe beginselen in onze belijdenis in te drageD, Diet door in Ethiseh vaarwater te verzeilen tegen dat alles zou ik my even sterk als wie ook met alle kracht verzetten. Maar als men nu vraagt, geheel in overeenstemming met wat de Z. K schrijft, zet nu in de bewuste artt. wat de juiste uitdrukking is van ons geloof t.o.v. de kerk, zoodat ieder eenvoudig lid der gemeente 't verstaat en er van geen tweeërlei uitlegging sprake is, zou men dan moeten en mogen weigeren, daarop in te gaan Men spreekt van z'n tyd verstaan. Goed, laten we onzen tyd verstaan, die er op aandringten niet te spoedig ons laten afschrikken door 't roepen van gevaar." Schreeuwerige critiek van joügeren breDgt geen soliede resultaat. Dat geloof ik ook, en ik voeg erby ook niet die van ouderen. Grypt als 'trypt, gold reeds voor eeuw«n als reg-l voor goede taktiek. Men heeft my wel gevraagd, waarom dr. A. Kuyper Sr. in eigen persoon niet reeds in 1904 een gelijk luidend of overeenkomstig gravamen indiende tpgen artt. 27—30 maar ik denk, dat Z. H. G. gedacht heeft 't moet eerst rypen, en straks grypen de jongeren 't wel. In ieder geval maakt men er zich niet van af door te spreken van vervloeiing, verslapping, verethisching, van prysgeving aan den eeuw geest duizenden in den lande, trouwe leden onzer Gereformeerde kerken, werpen dat alles verre van zich. Moet nu echter weer alles afstuiten op het zoogenaamde „loslaten van den historischen band met het verleden Men kan dien band gerust vasthouden en toch doeD, wat al veel vroeger had moeten gedaan zyn Moeilijkheden zyn er, dat geloof ik ook wel, maar die kunnen toch wel overwonnen worden in 's Heeren kracht? En doen we 't niet, dan zjjn er misschien nog grootere te wachten. Grypt als 't rypt M. C. W. Myn antwoord hierop is het volgende: le Het was niet noodig, dat br. C. W. te M. zich verbaasde, dat ds. Kerkhof in de Zeeuwsche Kerkbode van 21 Juni schreef, dat omtrent de belijdenis der Kerk voor onze dagen •one andere formuleering gewenscht ware. Precies hetzelfde toch schreef ik reeds in de Kerkbode van 7 Sept. 1917 bij de bespreking der brochure van ds. Netelenbos (2e pagina, 2e kolom, midden), reeds vóór ds. Aalders op deze zaak attendeerde. Heel handig doet br. C. W. het nu voor komen alsof de bestrijding van sommigen tegen ds N. alleen maar ging over dat gravamen of de instemming daarover Br. W. weet heel goed dat er eerst andere punten aan de orde waren, van heel anderen aard. Denk aan de vragen door Souburgs Kerkeraad ter Classis gebracht. Doch we zullen daarop niet verder ingaan. 2e. Wie uitbreiding der Gereformeerde Belij denis ©p sommige punten begeert, behoeft nog geen gravamen in te dienen tegen de bestaands Confessie of sommige harer artikelen. Een gravamen of bezwaar heeft toch deze strekking, dat men acht dat de inhoud van een heel artikel of van een zinsnede daaruit in stryd is met duidelijke uitspraken der Heilige Schrift. Welnu, zulle een gravamen heb ik niet en hebben de Gereformeerden in 't algemeen niet tegen de artikelen over de Kerk. Daarom werd dan ook met nadruk aan den heer Buizer gevraagd, toch eens voor den dag te komen met bewijzen uit de Schrift, om zyn gravamen te steunen en toe te lichten. Publiekelijk heeft hy dat nog niet gedaan. Toetsing van di« Schriftuurplaatsen, die dr. Buiz§r meent te kunnen aanvoeren, zou een zeer belangrijk werk zyn. We hopen alsnog, dat de Commissie door de Particuliere Synode benoemd, zich daarmee zal bezighouden Want dat zal een gewichtig stuk van haar arbeid moeten uitmaken. Ik kan nog steeds niet anders inzien als dat er voor een gravamen tegen de genoemde arti kelen geen grond is, en dat toonde het bekende Rapport aan, terwyl ik het evenwel toch voor noodzakelijk houd, dat onze Gereformeerde Kerken binnen enkele jaren zich omtrent sommige puuten harer belijdenis breeder uit spreken. Daartoe behoort o.a. haar belijdenis over de Kerk. 3e. Dr. Kuyper diende wel een gravamen in tegen art. 36, omdat een zinsnede daarvan beslist streed met uitspraken der Schrift". Dat kan van geen zinsnede in de art 2730 gezegd worden. Daarin ligt ra.i. de reden, waarom de Schryver der „Gemeene Gratie* geen gravamen tegen die artikelen indiende. Dr. Kuyper is de man niet om aan een jongere generatie over te laten, v/at hy zelt meant noodig te zyn. Gesproken zou hy hebben, zoo hy in de bedoelde artikelen iets meende te vinden, wat inging tegen duideljjko Schrift uitspraken. 4e. De vraag, waaromtrent men van opinie kan verschillen is, of onze Gereformeerde Ker ken op dit oogenblik ryp zyn om over te gaan tot breedere formuleeriDg van sommige punten haars geloofs. Misschien dat zy het door de gedachten wrijving der laatste tyden beginnen te worden. OT» Het is de Commissie tot voorbereiding gelukt een drietal sprekers te vinden, die op Walcheren over den Zendingsarbeid komen spreken Ds. J. Douma van den Haag, met het onderwerp „Uwe is de heerlijkheid." Ds. W. Breukelaar van Zaandam, de welbe kende Generale Deputaat voor de Zending, met het onderwerp: Onze Zendingsverwachting en onze warme Zendingsvriend ds. J. D. WF» leDga van Middelburg, met het onderwerp „De Zending en de Vrouw Als datum is gekozen Woensdag 24 Juli a.s, dus op dtenzelfden tyd als ten vorige jare. Ook werd br. D. de Buck van Koudekerke weer bereid gevonden zyn voor dit doel zoo uitnemend geschikte weide weer of te staaD, waarvoor wy hem by dezen reeds onzen harte- telyken dank overbrengen. We hopen, dat onze Walchersche broeders en zusters dus dien namiddag reserveeren uit sluitend voor onze ZendiDgsbyeenkomst, en dat de Heere onze pogiog met gunstig weder bekrone. Kerkhof. Dezen keer nog al veel deelnemers, en de meeste hebben goede oplossingen ingezonden, want de raadsels waren erg gemakkelijk. Het wordt dan voor my wel eens lastig met de verdeeliDg der prijzen, dan moet er gekeurd en afgekeurd worden en soms ook wel eens mee gerekend, wie de oudste brieven heeft. Zoo ben ik er dan deze keer weer toe geko men een prys toe te kennen aan L. en C. L. Kolyn, Spui bü Terneuzen, „De Bibliothecaris van Franeker". Catharina Francke, Buttinge, „Nonnie".' Cornelia Jasperse, Koudekerksche weg Z 4a, Vlissinger, „Maarten Luther". JaDus de Witte, Koudekerke, „Loon naar werk". W. Chr. Louisse (Kapelle by Goes) „Niet naar het feest". De oplossingen van de vorige raadsels zyn Elia, Aaron, Doëg, Daniël, Eliinelecb, Michal, Abraham Het geheel is Gen. 1 1In den beginne sebiep God hemel en aarde. En van het tweede: Jona in den visch. Raadsels. 6, 17, 25, 9, 24, 8 een profeet. 18, 23, 17, 11, 24, 13 kwam over Egypte. 11, 4. 1 een zoon van Jacob. 11, 9, 14, 15, 19, 5 een richter. 3, 17, 10, 13, 4 eene profetes. 3. 2, 16, 19, 14, 7, 20 een koüiug uit het N. T. 21, 12, 22, 5 een lichaamsdeel. Het geheel bestaat uit 25 letterseu is iu het N T. te vinden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 2