Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 83e Jaargang. Vrijdag 28 Juni 1918 No. 26 UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.O. R. J. v. d. VEEI, J. 0. WIELEIGA, B. MEIJER, F. J. I. d. EI0E, A. A. v. SCHELVEN, H. P. M. G. 0E WALLE in F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsperkwartaal bij vooruitbetaling 50 cent. UITGAVB VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. 3 Juli 1918. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs10 cent per regel b\j jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke redactie. PERSVBRBBN1G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentien tot uiterlijk Vr ij dagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. GETROUW EN RECHTVAARDIG. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonde vergeve en ons reinige van allo ongerechtigheid. 1 Joh. 1 9. Om weinig dingen wordt met grooter algemeenheid geroepen dan om verlossing. Onverschillig waarvan men dan hoopt en poogt verlost te worden, om verlossing vraagt toch iedereen. De menschheid in haar geheel, ze heelt het ver gebracht in wetenschap en kunst en techniek, maar met al haar veroveringen heeft ze toch nog nooit het geluk veroverd. En eender gaat het niet zelden met de enkele per sonen. Ook onder hen vindt ge er velen, die ofschoon ze, wat het uitwendige be treft, zeker geen roden tot klagen hebben toch niet gelukkig zijn, en uitzien naar iets beters dan ze hebben, dat hun hart zal kunnen voldoen. Vandaar dan ook, dat ge overal mannen on groepen ziet opstaan, die zich aandienen als degenen, die verlossing van zulke ongelukkige toestan den zullen brengen. Allerlei wijsgeeren, die hun systemen ontvouwen, ieder voor zich met de hooge pretentie, dat zij 't zullen z|jn, die het gezocht geluk aan de vermoeiden en belasten zullen kunnen geven. Toch is er geen van die allen, die wat hij belooft, ook zal kunnen geven. Want er is geen ander middel voor de kwalen der menschheid, zoowel als van den enkelen mensch, dan de eenvoud der christelijke belijdenis en de waarheid van Gods heilig Woord. Wie dat Woord heeft als het woord van z ij n God tot z ij n ziel, heeft het hoogste, wat een mensch kan hebben, de waarachtige verlossing voor zijn leven. Eu voor zijn sterven ook. Van die verlossing spreekt ook dit woord van den apostel Johannes. Zoodra ge het ziet, valt het u op, dat het allereerst een aantrekkelijke belofte bevat. Althans als ge u werkelijk goed voor oogen stelt, niet maar d a t ge moet worden verlost, maar ook waarvan ge moet worden verlost. Want al vindt ge, als gezegd, alom een roepen om verlossing, daarmee is toch nog niet gezegd, dat allen bij het vragen er om van eendere gedachten worden vervuld. Deze begeert hulp uit tijdelijk gebrekde ander vraagt ontslagen te worden van het dwangjuk, dat zijn eigen schuld of de boos heid van zijn medemenschen hem heeft opgelegd. Maar wie zich buigt voor het geen de openbaring des Heeren hem zegt, vraagt om verlossing van heel wat anders. Van zijn zonde 1 Gods Woord beschouwt de dingen in hun wortel, veel dieper dan een dier overige predikers van het geluk. En daarom ver heft het den mensch dan ook niet ten troon, maar het buigt hem integendeel geheel ter aarde. Al die overige verlossingspredikers komen bij u om u hun medelijden te be tuigen, dat ge zoo ongelukkig zijt. Maar de Schrift komt met een heel andere be tuiging tot uge zijt een zondaar en een zondares. Uitwendig misschien wel een braaf mensch, overvloedig in burgerlijk goedom uw persoon en uw arbeid, uw milddadigheid, eu vriendelijkheid, en werkzaamheid door anderen gewaardeerd en geprezenmaar niettemin wat het wezen der zaak betreft, voor het oog van Gods wet, die zóó scherp den toetssteen aanlegt, dat ze zelfs wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, reeds strafbaar acht voor Gods gebod van dood slaan, niet verschillend van wie als een verschoppeling wordt aangekeken, omdat hij de straten onveilig maakt. En de ervaring van het hart der geloovigen be vestigt die openbaring de3 Heeren vol komen. In alle opzichten heeft het zich leeren zien als een, wiens gansche leven vijandschap is tegen God. Maar nu, niettegenstaande datGod wil u die zonden vergeven en u reinigen van alle ongerechtigheidIn meer dan één zin ziet ge in die woorden zeer bijzonder heil schitteren. Stel u eens voor, dat die rijke belofte van de vergeving der zonden wel voor u in uitzicht was gesteld, maar slechts als een schat in verren lande, die door uwe inspanning tot uw eigendom moest worden gemaakt. Hoe werd dan heel uw verlos sing een luchtverheveling, een spiegelbeeld waaraan geen werkelijkheid beantwoordde. Maar nu openbaart u de Heere, dat die onmacht ten goede, die bij u gevonden wordt, in het geheel geen beletsel is om het geluk, waarvan gesproken wordt te ontvangen. Ook zonder eenig toedoen uwerzijds, wil Hij ze u geven. Om het werk van den Zaligmaker, dat deze in uw plaats heeft gedaan. En laat nu het schoone van die belofte u niet beschroomd maken, om aan haar waarachtigheid te gelooven. Johannes maakt er u op opmerkzaam, met wien ge in deze dingen te doen hebt. Niet met een mensch, die leugenachtig is uit kracht van zijn zondige natuuren ook niet in staat, om met zekerheid te beloven om de beperktheid van zijn macht. Maar met God, die trouw is en rechtvaardig. Eigenaardig dat de apostel u juist op deze deugden wijst. Is des Heeren trouw en gerechtigheid voor den zondaar niet veeleer een oorzaak van vrees, dan dat het een steun voor hem zou kunnen wezen en een grond voor troost? Opper vlakkig geredeneerd schijnt het wel zoo. Maar niet als ge in aanmerking neemt, dat God een God des verbonds is. Des Heeren volk staat niet tegenover zijn Maker alleen als het maaksel van zijn handen maar ook als een schare, met wie Hij in Christus een heilige verbintenis heeft aan gegaan. En tegenover wie bij tengevolge daarvan verplichtingen op zich heeft wil len nemen. En nu dit zegt de apostel aan die beloften houdt Hij zich. Eenmaal gezegd hebbende, dat hij voor de zijnen om Christus wil een vader wil wezen niet zulk een spotbeeld van een vader als ge op aarde soms vindt, maar een echte, liefhebbende vader wijkt hij van zijn gegeven woord niet af. Als Jehova, Ik zal zijn, die Ik zijn zal, wijzigt bij niet alleen zijn goddelijk wezen niet maar ook niet de gezindheid zijner ontferming, een maal jegens zijn kinderen aan den dag gelegd. Echter Niet alleen een belofte van veel beteekenis leest ge hier in dit woord van Johannes. Ook een voorwaarde. Welke is die Duidelijk zichtbaar is ze in den aanvang geplaatstindien wij onze zonden belijden Dit sta dus voor u vast met al den ernst, die daarin ligt opgeslotener zijn menschen die aan die gegeven belofte wél, en er zijn menschen, die er niet aan deel hebben. Ze is niet voor al degenen, die uit Adam en Eva geboren zijn. Er valt in de wereld een scheidslijn tusschen de kerk, het volk des Heeren, en de wereld tusschen die zich wel en die zich niet bekeeren. Het heil dat wordt geopenbaard, valt u slechts dan ten deel wanneer ge het erkent, dat ge alle recht tegenover den Heere op de gaven zijner liefde hebt verbeurd. Pijnlijk is die erkentenis voor onze natuur. Zal ze bij ons gevonden worden, dan moet er eerst iets in uw binnenste geknakt en gebroken worden. Want wij menschen zijn zoo hoogmoedig. Niet alleen die mannen en vrouwen, die altijd over zichzelf praten en in allerlei moeilijke omstandigheden de redders zijn en van wie ieder nog wel wat kan leeren, zooals ge er helaas wel hebt, maar ieder. Eigen rechter en wetgever te zijn is voor ons allen het hoogste ideaal. Ook zelfs indien we misschien in tal van dingen wel een heel meegaand karakter hebbeD. Als het er eens op aankomt, als de dingen nu eens scherp worden gezet en er te kiezen of te deelen valt, wie buigt zich dan van nature onder het gebod Gods En daarom is het pijnlijk om onze zonden te belijden, Want dan moet eerst onz^ stijve hals gebogen en het hoog gevoelen verbrijzeld tot kleinheid en vrees. Pijnlijk is het niet alleen, maar zonder de werking des Geestes zelfs onmogelijk. Door de blindheid, waarmee we bevangen zijn. Gelukkig echter, dat wat ge uit uzelf niet kunt, u door God kan worden geleerd. Als ge Hem smeekt om u aan u zelf te vertoonen, niet in dat opgesmukte beeld, dat ge nog steeds van u zelf maakt, maar zooals ge werkelijk zijt, dan zal hij uit genade die bede verhooron. En dan schrikt ge eerst wel er van, zooals ge u zelf dan komt te zien. Want als God u dan bij de hand neemt en voor den spiegel van zijn heilige wet brengt, dan grijnst u daar uw doodenmasker aan in sUê van een normaal menschelijk ge zicht. En toch zijt ge als ge dat dan zoo ziet een gelukkig mensch. Want dat is de eerste stap om te komen tot waarachtige zelfkennis, met belijdenis van zonden en roepen om vergeving en reini ging. En daarmee ook tot het ontvangen van die genade-rijke belofte, die van 's Heeren wege door den apostel u gegeven wordt. En zoo zijt ge dan de gelukkigste aller menschen geworden. Een deelgenoot van de verlossing, waarnaar uw hart uitziet. Dan is het alsof ge nooit zonde hadt ge daan of gehad, als hadt go zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor u volbracht heeft. Eu al klaagt u uw geweten dan nog zoozeer aan, dat ge geen van de geboden Gods hebt gehouden, dan moogt ge toch door het geloof voor vast en zeker houden, dat God u recht vaardig spreekt om Jezus wil en dat ge onverliesbaar, nu en voortaan, deelt in zijn goddelijke gunst. VI. A. A. v. S. De stemming voor leden van de 2e Kamer placht het water van ons volk in beweging te brengen. Weken van te voren merkten we het al, wat er in aantocht was. Br was een wassende belangstelling de vloed kwam, hoe hoog steeg h\j s ms. De spanning nam ziender oogen toe en eindelijk geraakte ons anders zoo kalm volk opgewonden. Wie dat nooit medegemaakt heeft zou het thans bezwaarlijk gelooven. w\jl het nu zoo rustig i?. De pers wijst dag aan dag op de groote beteekenis, welk© deze stemming heeftvergaderingen worden in alle deelen van ons land belegd, maar de rechte stemming en geestdrift blijft uit. Voor een deel moet dit toegeschreven worden aan de nieuwe phase, waarin de nieuwe grond- wets-herziening ons staatkundig leven heeft gebracht. Velen weten nog niet, hoe het is en wat zij doen moeten. Er zijn zoovele partjjen, welke Candidaten stellen en elk daarvan beijvert zich om duidelijk te maken dat het in 't belang van het vaderland is, wanneer de door haar aanbevolen Candidaten gekozen worden. Is het vreemd, dat menigeen er niet goed bij kan, en zich niet al te warm maakt Maar voornamelijk is het te danken aan den druk, welken de oorlog over het leven van ons volk heeft gebracht, waardoor enkel de vraag met kracht zich doet gelden, hoe komen we deze donkere dagen door. Er staan wel groote belangen op het spel bij deze verkiezing, maar zij dringen niet door tot aller bewustzijn. De regeering des lands kon veel nalaten zonder dat het al te groote tegenstand uitlokte en zij kon groote veranderingen invoeren zonder dat het bewe ging verwekte Er waren wel momenten, waarop het beleid de aandacht trok, maar dan had het meestal betrekking op de levensmiddelen- voorziening. Over 't algemeen kon het mini sterie handelen, zooals het meende te moeten doen; er was altijd een meerderheid in de Kamers, die het steunde bij de moeielijke taak. D* pers was gematigd in haar oordeel en zag op het groote doel, dat de leidende staatslieden op 't oog hadden n.l. de bewaring van onze onafhan kelijkheid en van onze neutraliteit. Allen ge voelden we, dat we ter wille daarvan ons in houden en ons ontberingen getroosten moesten. Gevolg daarvan was, dat zelfs heftige debatten in de 2e Kamer en verschillen tusschen de onderscheiden partijen weinig invloed hadden. Voor de lazers van ons Blad is agietatie ook niet noodig. We gelooven, dat het Woord Gods alleen een lamp voor den voet en een licht op ons pad is. En dit geldt voor elk gebied van ons leven, ook voor dat der staatkunde. Zoolang er nu in ons land velen zijn, die dit niet aan vaarden, is voor ons de hoofdvraag bij de stembus welke mannen in dit opiicht aan onze zijde staan en wie willen zich in raden en staten daarnaar gedragen. Tegen de Revolutie het Evangelie, ziedaar wat ons nog altijd bezielt. Daar moet in 's Lands vergaderzaal kloek getuigd worden voor de eere Gods en voor Zijn woord en daarom vragen we allereerst en aller meest naar mannen, die den moed hebben de Banier van dien Koning op te heffen, wien gegeven is alle macht in den hemel en op aarde. Zeker, wy hebben een oog voor de belangen van ons volk en we zouden het betreuren, wanneer een regeering deze belangen verwaar loosde wy willen ook, dat de leden aan Staten en Raden met de regeering meewerken aan het welzijn van ons land, maar dit is niet het eerste en voornaamste, wat wij xoeken. Het wordt met den dag duidelijker, dat elke staatkunde, welke handelt naar de leus het welzijn van een volk is de hoogste wet, uitloopt op bittere teleurstelling. De zelfzucht is een kwaad, dat niets dan onheil brengt over personen, gezinnen en volken. Terug tot de wet en tot het getui genis geldt ook voor allen, die in hoogheid

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1