Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Vrijdag 21 Jnni 1918, Nu 25 UIT HET WOORD. 32© Jaargang. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste ledswerkersD.O. R. J. i. d. ÏEEI, J. D. WIELEI6A, B. MEIJER, F. J. v. d. EIOE, 1 I. i. SCHELVEN, H P. M. fi. DE WALLE en F. W. J. WOLF. PERSVEREEN1GING ZEBUWSCHE KERKBODE. IK ZAL MIJN SCHAPEN WEIDEN. joh. 21 15—18. In de beschrijviug, die de Evangeliën van de laatste levensdagen van onzen Heere Jezus Christus geven, van de periode tusschen zijn opstanding en zijn hemel vaart, treft u vooral één eigenaardig iets. Dat is het feit, dat in die periode de Hei land zooveel zorg besteedt aan zijn indi- vidueele geloovigen, aan zijn discipelen ieder afzonderlijk. Toen zyn lijden en sterven nog aan staande was, toen ontbrak die zielzorg voor de enkelingen wel niet, maar ze zonk toch ais het ware in 't niet bij het werk, dat doer den Middelaar aan zijn kerk in het algemeen werd besteed. Het waren toen zijn redevoeringen die op den voorgrond stonden, en zijn wonderen, in welke alle hij bedoelde zijn beteekenis als Zaligmaker, als vervulling der profetie duidelijk te maken. Toen verzamelde bij zich zijn kerk uit het volk Israël, dat oudtijds met de beloften des heils was begenadigd, maar die verstooten had en bezig was zich den naam en het voorrecht van Gods volk on waardig te maken. Maar na zijn opstan ding wordt dat anders Dan is dat ver zamelen van dat geestelijk uit het natuur lijk Isrel aanvankelijk afgeloopendan is die kerk reeds eenigermate gestichtdan moet het haar bewaren op den voorgrond komen te staan. Wat er is moet behouden en versterkt. En daartoe was nu noodig die individueele, die afzonderlijke bewer king der discipelen, naar ieders speciale behoeften. Zoo komt de Heiland dau eerst, op den dag der opstanding, tot Maria Magdalenaen aan den avond tot zijn jongeren die op reis zijn naar Emmaüs, om ze uit hun ingezonkenheid, waardoor ze zich zelf aan de samenkomst der ge meente hadden onttrokken, op te heften door ze weer te brengen by het Woord. Een week later brengt hij Thomas terecht. En dan eindelijk in de hierboven geplaatste verzen vindt ge zulke zielszorg voor nog een anderen der apostelen, voor Simon Petrus I En ziet dan eens, op welk een volmaakte wijze die zorg hier door den Verlosser wordt aan den dag gelegd. Geheel in overeenstemming met het karakter van hem, dien het geldt, met zijn bijzondere levensleidingen en de bijzondere gevaren, waaraan hij bloot staat. Aan het einde van den maaltijd zeide hij tot zijn discipel Simon, zoon van Jonas, hebt gij mij liever dan deze? Deze korte vraag moet op Petrus een diepen indruk hebben gemaakt. Daar was een oogeiblik geweest in zijn leven, waarin hij bijna eendere omstandigheden bad doorleefd, toen aan dezelfde zee van Ti berias, waar hij zich nu bevindtna een dergelijke wonderlijke vischvangst als nu had plaats gehad zijn meester hem had gezegd van nu aan zult gij menschen vangen. Wat had hij toen met liefdevollen ijver alles verlaten, om Jezus te volgen 1 En nu? Als zijn oog staart in de vlam van dat kolenvuur, ziet hij weer dat an dere kolenvuur in den hof bij het paleis van den hoogepriester. En wat moet hy nu op dat zeggen des Heilands antwoor den Hij die indertijd het had uitgespro ken »al werden ze ook allen aan u ge- ergerd, ik niet !<r Wat moest bij nu de zelfoverschatting zulk bitter zelfbedrog was gebleken zeggen op datöhebt ge mij liever dan deze Bemint ge me meer dan Johannes en Jacobus en Thomas mij beminnen ?<r Zwijgen mag hij en wil hij ook nietmaar hoe zal hij weergeven wat er leeft in zjn hart? Hij zeide tot hem: »Ja Heere, gij weet, dat ik u liefheba. Uit dat antwoord spreekt een veroot moedigd zijn. Lezend het Hollandsch, krijgt ge den indruk, dat de Middelaar en Petrus daar een eender woord xdief hebbengebruikten. En toch is het niet het geval I De Heiland vroeg met een woord dat sterker liefde aanduidt dan dat waarmee Petrus antwoordde. De vraag luidt als het ware»hebt ge mij lief met een liefde die alles overtreft, niet slechts met een natuurlijken, ongedwongen vriend schap voor mij, maar met een welbewuste keuze om uwe genegenheid van alle andere dingen en personen af te trekken en die aan mij te wijden En zoo ver gaat het antwoord lang niet. Als we 't moesten pogen weer te geven door Hollandsche woorden, dan zouden we misschien het 't best op deze manier kunnen doen, zeg gend dat de Zaligmaker vroeg»Simon, hebt ge mij lief en dat de apostel ant woordde»Ja, Heere, gij weet, dat ik van u houd«. Maar hoewel reeds zoo verootmoedigd en zooveel afgedaald van het hooge stand punt, waarop hij oorspronkelijk stond. Petrus is toch nog niet geheel gebracht, waar hij wezen moet. Dat komt met name uit in de derde maal, dat de Heiland dezelfde vraag tot hem richt. Na ze eerst al eens geheel eender ongeveer te hebben herhaald, brengt hij dan in de woorden ervan een zeer opmerkelijke wijziging. Hij neemt nu de uitdrukking van Petrus voor dat lief hebbenover en vraagt dus ditmaalaSimon, houdt ge van mij En daarom graaft hij dan nog dieper in <Ls apostels hart. Die had niet durven zeg gen, dat hij zijn Heere liefhad boven alles maar wel waagde hy 't uit te spreken dat hij een oprechte neiging des harten had jegens zijn meester. Nu echter trekt die meester door deze woorden ook zelfs die neiging des harten in twijfel. Kennend het gevaar, dat het karakter van zijn dis cipel hem doet loopen, is hij met dat eerste antwoord nog niet tevreden, en toetst hem nu ook op dit verdere punt. Zoo ziet ge hoe de Heiland op zeer bijzondere wijze rekenend met Petrus' karakter aan dien apostel zijn trouwe zielszorg wijdt. Gedurig gaat er werking van hem uit om elk van de leden van zijn kerk naar ieders bijzondere behoefte te bewerken. Zooveel geloovigen als er in de kerk des Heeren zijn, oud of jong, ze hebben ieder hun bijzondere karaktereigenaar digheden, hun persoonlijkheid. Ook al ligt uiteraard elk voor alle ongerechtigheid bloot in verband met de zondigheid van onze natuurde eene is meer traag, de ander voortvarend van nature, deze heeft te worstelen met zelfingenomenheid een volgende is hartstochtelijk van aard, en zoo meer. En nu is toch voor allen in elk opzicht het bevel des Heeren hetzelfde. Hoe ook uw aanleg is, 't doet er alles niet toe ieders overtreding maakt hem tot een zondaar, een schuldige voor God. Maar zie nu de zielszorg van den Middelaar. En voor zoover hij u rechtstreeks bewerkt door de kracht zijns Geestes, en in zoo verre hij u door middel van levensomstan digheden, door de leidingen zijner voor zienigheid opvoeden wil, schenkt hij u wat juiat gij noodig hebt. Den hoogmoedige wil hy deemoed geven Den hartstochte lijke wil hij sterken in den strijd tegen zijn zinnelijke begeerten 1 De naar gie righeid neigende wil hij losmaken van zijn aardsche goed 1 Den opvliegende wil hij sterken om kalm te blijven en zijn op wellingen van drift meester te worden 1 En dat is troostrijk. Want niet als ge er maar op losleeft, maar wel als ge u zelf nauw onderzoekt, kunnen u uw ka rakterfouten veel droefheid veroorzaken. Ze zijn een voortdurende macht over u, een aanhoudende verzoeking tot zonde, u telkens bedroevend als 't goed is zoo dikwijls ge weer opnieuw merkt, hoe dat oude toch nog altoos in u woelt. Maar aan de voeten van uw Heiland is hulp te krijgen, zooals in alle opzichten, ook in dezen nood, dien uw eigen leven u baart. Niet dat ge daardoor altoos een gemakke lijk pad zoudt hebben 1 En de slagen van Gods Woord en do slagen der omstandig heden, waarin de Heere u leidt, kunnen u dan soms hard treffen 1 Ook daarvan is Petrus een voorbeeld. Hij was de door tastende bij uitnemendheid maar om te worden, wat hij naar Gods wil moet wezen, moet nu die doortastendheid er geheel onder. Hij die zichzelf zoo gaarne gordde, zou in zijn ouden dag door een ander worden gegord en gebracht, waar bij niet wilde wezen. De besliste, de wilsman zou overgegeven aan wat een ander over hem beschikte. Dat moet iets moeielijks voor Petrus zijn geweest 1 Maar niettemin moest het. Zoo alleen kon zijn karakter geheiligd. En zoo gaat het dan ook nu nog met alle Gods geloovigen. 't Gaat niet opeens, als door een wonder, dat trouwe zorgen En evenmin, zonder dat ge er eenige last van hebt. Veeleer soms lijnrecht tegen uw begeeren in. En toch tot hun heil altoos. Want langs dezen weg bereidt hij ieder zijner kinderen en zijn gemeente in haar geheel, om eenmaal als een geheel volmaakte bruid in den dag der toekomst haren koning te ontmoeten, als alle dingen in Christus weer zullen tot één vergaderd, en wat onze zonde maakte tot eene ruïoe, weer zal worden opgetrokken tot een vol maakt paleis, dat onvergankelijk den lof verkondigt van zijn bouwheer. Vlissingen van Schelven. KERKELIJK LETEST. De Critiek der Jongeren. AbonnemeBtspdJsperkwartaal by vooruitbetaling 50 cent. Afiondtrlyke nummers 5 cent. Advertentieprijs10 cent per regel by jaarabonnement van minetens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN BE Adres van de Administratie Firma LITTOOU k OLTHOFF, Hiddelbnrg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en AdvertentiSn M uiterlyk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Toen zij dan bet middagmaal ge houden badden, zeide Jezus tot Simon Petrus Simon, zoon van Jo- nasbebt gij mij liever dan deze Hij zeide tot bemJa Heeregij weet, dat ik u liefheb. Hij zeide tot bemWeid mijne lammeren. Hij zeide wederom tot bem ten tweeden maalSimon, zoon van Jonas bebt gij mij lief Hij zeide tot bem Hoed mijne scbapen. Hij zeide tot hem ten derden male Simon, zoon van Jonas! hebt gij my lief? Petrus werd be droefd, omdat bij ten derden male tot bem zeide Hebt gij mij lief en zeide tot hemHeere, gij weet alle dingen, gij weet dat ik u liefheb Jezus zeide tot hemWeid mijue scbapen. Voorwaar, voorwaar zeg ik u toen gij jonger waart, gorddet gij n zei ven en wandeldet, alwaar gij wildetmaar wanneer gij oud zult geworden zijn, zoo zult gij uwe handen uitstrekken en een ander zal u gorden en brengen, waar gij niet wilt. II. Op blz. 15 v. v. handelt ds. Aalders over Meerdere Crisisverschijnselen* en noemt als zoodanig het naar voren komen van de vraag om herziening der Stat. Vertaling of om ge heel nieuwe Bijbelvertaling, herziening van het Huwelijksformulier en de opstelling van een parellel, meer op onze toestanden passend Avondmaalsformulier, her/iening van de Psalm- berjjmiDg en invoering daarnaast van een bun del Gereformeerde Gezangen. Die zaken wijzen op een „geest der omvorming", die wijziging, vernieuwing zoekt, aanpassing aan den tijd. „Misschien zelfs" zoo drukt de schrijver zieh uit is de kwestie NetelenbosBuizer met gravamen tegen art 27—29 der Geloofs belijdenis praefiguratief en staan wy aan den vooravond van eischen om herziening van onze Formulieren van E -nigheid des waren geloofs". „En inderdaad mogen onze Kerken zich wel eens met ernst rekenschap geven van de diep ingrijpende beteekenis van het feit, dat zelfs door een zoo voorzichtig, priucipieel-vertrouwd man als prof. Grosheide erkend wordt, dat er achterstand is in belijden, wat hy schuld rekent van de zijde der Kerk. Letterlijk toch schryft hy „Zy heeft verzuimd hare belijdenis uit te breiden, pasklaar te maken voor de nieuwe toestanden Daardoor lykt de belijdenis ver ouderd en scbynt het als of zy niet is meege gaan met den tijd". Ds. Aalders gaat een stap verder en zegt Metterdaad, onze belijdenis is verouderd. We kunnen met haar niet meer volstaan. Ze moet niet maar worden herzien, maar veeleer aan gevuld, uitgebreid. Moet niet in onze belijdenis officieel door de Kerken uitgesproken de organische inspiratie der Schrift, de leer der gemeene gratie, de pluriformiteit der Kerk, enz.? Met deze opmerkingen heeft ds. Aalders ge lijk. Hy is evenwel niet de eerste, die dat opmerkt. De door de „jongeren" zoo verachte „Kerkbodes" hebben al sinds enkele jaren op die punten gewezen. Ook met name onze „Zeeuwsche Kerkbode". Het wa-e zeker ge- wenscht, dat onze Kerken algemeen tot het besef kwamen, dat er moet komen ontwikkeling van ons kerkelijk leven uit den gereformeerden wortel. Naar aanleiding van het gravamen tegen art. 2730 schreef ik dan ook verleden jaar, dat hier van geen gravamen gesproken kon wordeD, aangezien deze artikelen niet tegen Geds Woord strijden, maar dat de uitdruk kingen in die artikelen niet precies passen op onzen tegenwoordigen toestand. In onze dagen zouden we eene andere formuleering wensche- lyk achten. Maar zoo schreven we, den kende aan precies dezelfde punten als ds. A. opsomt dat geldt van meer artikelen onzer Confessie. Dan moest heel onze Confessie worden herzien. Daartoe moet het ook o.i. komen. Doch niet in den weg van vervloeiing, niet door af wijkende slappe beginselen in onze belijdenis in te drageD, niet door in Ethisch vaarwater te verzeilen, maar alleen door opbouw op het aloude fundament onzer Drie Formulieren van Eenigheid, en dan in stijl passend by onsen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1