Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Vrijdag 10 Mei 1918
No 19
UIT HET WOORD
32e Jaargang.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souteurg.
Vaste MedewerkersR. J. d. VEEH, J. D. WIELEHGA, B. MEIJER, F. J. t. d. EBBE, A. A. i. SCHELVE», H. P. M. G. DE WALLE an F. W. J WOLF.
Abonnementsprijsperkwartaal bp vooruitbetaling 50 cent.
PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOU OLTHOFF, Middelburg.
OPGENOMEN IN DEN HEMEL
F. Staal Pz.
„De Assurantie en de Vaccinatie".
Af zonder ljjke nummers 5 cent.
Advertentieprijs: 10 cent per regel; bp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYK TAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën t#t
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
En Hij leidde hen buiten tot aan
Bethanië en Zijne lianden opheffende,
zegende Hij hen.
En het geschiedde als Hij hen
zegende, dat Hij van hen scheidde en
werd opgenomen in den hemel.
Luc. 24 50, 51.
Lucas verhaalt van de hemelvaart van
onzen Heere Jezus Christus twee maal;
eerst in het Evangelie en daarna in de
Handelingen der Apostelen. Ook Marcus
gewaagt er van. Mattheus meldt alleen
het machtwoord van den Koning der kerk.
Het Evangelie van Johannes is vol van
getuigenissen dat Christus Degene is, die
eerst nedergedaald is en ook daarna weêr
opgevaren is. En talrijk zijn de getuige
nissen der Apostelen in hunne brieven
van de hemelvaart van Christus. De waar
heid is daarmede genoeg bevestigd. Hier
twijfelt slechts het hart, dat weigert te
gelooven, dat Jezus is de Zone Gods.
Veertig dagen was de Heere na Zijne
opstanding nog op aarde om tot Zijne
discipelen nog te spreken over de dingen
van Zijn koninkrijk en door vele gewisse
kenteekenen van de zekerheid Zijner op
standing te overtuigen. Nu was de tijd
gekomen, dat Hij deze aarde zou verlaten
en ontvangen zou de vreugde, die Hem
voorgesteld was, voor welke Hij het kruis
had verdragen en de schande veracht.
En gelijk Jezus de ure wist, waarin de
bekers des lijdens door den Vader Hem
ingeschonken werd, zoo wist Hij ook de
ure in welke Hij zou verhoogd en ver
heerlijkt worden. Hij zelf leidt de dingen
daarheen.
Hij leidde Zijne discipelen uit naar
buiten tot aan Bethanië. Als de overste
Leidsman van hun geloof en hunne zalig
heid, had Hij eene nieuwe heerlijkheid te
openbaren. »Hij leidde hen". Die woor
den zijn niet zonder beteekenis. Op an
dere malen na Zgne opstanding zien wij
Hem slechts verschijnen, tot hen spreken,
zich vertoonen. Maar hier treedt Hij weer
op als hun Hoofd en hun Leidsman. Het
is om op eene krachtige wijze nog aan
hen te doen verstaan, dat Hij dezelfde
voor hen is, als voor zijn dood, hun
Meester en Heere. 't Is opdat zij en allen,
die door hun woord in Hem gelooven
zouden, Hem zouden erkennen als hun
Leidsman, die hen als bij de hand vat
om tot Zijne heerlijkheid te leiden.
Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië,
dat bekende vlak waar Lazarus woonde,
dien Hij uit de dooden had opgewekt, met
Maria, die aan Zijne voeten leergierig
•nederzat en Martha, die Hem in liefde
diende. Bethanië, dat lieflijk vlak, met
zijne aandoenlijke herinneringen, waar
zooveel met en door den Heere genoten
was, zou dus het laatst des Heeren tegen
woordigheid genieten. Bethanië zou als
't ware de poort zijn, waardoor de Heere
den hemel inging, van waar Hij Zijn troon
beklom. Bethanië, liefelijke gedachte I
't is of het, het naast aan den hemel ligt;
vlak voor de poort van Gods Huis. Een
stap van daar en ge zijt in de heerlijkheid
des Heeren.
Ja, zoo is het ook. Bethanië staat hoo-
ger dan Jeruzalem. Jeruzalem was met
bloed bevlekt. Daar was de Heere uitge
worpen. Voor haar oog blijft ook de heer
lijkheid des Heeren verborgen. Maar
Bethanië heeft den Heere geëerd en ge
liefd. Daar blinkt de luister Zijner ma
jesteit. Daar openen zich de hemelen
voor Hem.
Zoo is het nog. De Heere openbaart
zich niet het heerlijkst waar de mensche-
lijke grootheid schittert, maar waar Hij
eene ruime plaats mag hebben. Waarde
Martha's Hem dienen, waar de Maria's
naar Zijn Woord luisteren en waar ze de
kostelijke nardus over zijn hoofd en voeten
uitgieten. Waarlijk, die plekjes, waar de
gemeenschap des Heeren het meest wordt
gezocht zijn het dichtst aan den hemel.
Daar worden de poorten verhoogd om de
Koning der eere te ontvangen.
Bethanië geniet dus de eere, dat Jezus
van daar Zijn troon beklimt. Nu hebben
we bij den naam Bethanië niet enkel aan
die bewoonde kom te denken, maar aan
heel de landstreek er om heen. Bethanië
was aan een berghelling gelegen en de
heuvel, die zich daar verhief, behoorde
ook bij het vlek. In Bethanië lag de
Olijfberg. Dat maakt het nog rijker van
beteekenis. Aan den voet van den Olijf-
berg, lag de Olijvenh of, d.i. Gethsemané.
Dat was dus de plaats waar de Heere
zoo nameloos diep geleden had. Geth
semaré en Bethanië hooren saam. De
plek van Zijn lijden en van Zijne heer
lijkheid sluiten zich aaneen.
Immers dat is ook zoo in de openbaring
Zijner liefde aan ons. De gemeenschap
van Christus lijden en van Zijne heerlijk
heid hooren bijeen. Indien wij met Hem
zullen lijden zoo zullen wij ook met Hem
verheerlijkt worden. Harten die niet in
dalen in die diepte des lijdens, kunnen
zich ook niet verheffen tot de hoogte der
hemelvaart. De waarachtige gemeenschap
kent beidehet lied uit de diepte en de
psalm der bevrijding. In Bethanië ligt
Gethsemané en de Olijfberg.
Geen plek, die zooveel van den inner-
lijken strijd en de diepe vernedering des
Heeren had gezien als Bethanië. Maar
ook geen plek waar nu zoo groot Zijne
heerlijkheid wordt geopenbaard. Wat
eene prediking is dat voor de Zijnen, die
Iiij tot Zijne erfgenamen heeft gemaakt.
Zij zullen ook uit de diepte naar omhoog
worden gevoerd. Weest daaraan gedach
tig, gij, die zoo gedurig in den strijd en
de aanvechting der ziel weenend en zuch
tend nederzit. De Heere heeft de over
winning voor U hehaald. De worstelingen
der ziele met God zqn wel benauwend,
zoolang als het licht nog niet daagt, maar
straks als het licht opgaat, zal de heer
lijkheid des Heeren uw hart verkwikken,
't Is als voor Jezus langs het kruis naar
de kroon. Gethsemané aan den voet van
den berg, maar de hemelvaart op den top
des bergs. Eerst arm zondaar van God,
kruipend in het stof, weenend aan Zijne
voeten, maar straks erfgenaam des hemels.
De weg van Jezus is de weg van allen,
die Hem toebehooren. Hier de smart der
doornen en der geeselslagen, daar de
vreugde van de gouden kroon.
Een liefelijke prediking ligt er al in dat
Jezus juist in Bethanië, van den Olijfberg
opvoer ten hemel. Maar niet minder
hierin»en Zijne handen opheffende,
zegende Hij hen".
De handen opheffen of ze leggen op het
hoofd desgenen, die gezegend werd, was
eene zinnebeeldige handeling waarin uit
gedrukt werdiets op iemand leggen of
meêdeelen. Zoo deden de priesters des
Ouden Testaments als ze het volk zegen
den. Ook de vaders die hunne kinderen
zegenden als Izak en Jacob.
Bij Jezus was het evenwel geen zinne
beeldige handeling. Hij als de ware Hoo-
gepriester geeft waarlijk zegen. Hij als
de Zone Gods en Zoon des monschen kan
ook van Boven zegen afgieten en op het
hoofd der Zijnen leggen. Hij kan den
zegen en het leven gebieden tot in eeuwig
heid.
Is het niet heerlijk Jezus zoo bij zijne
discipelen te zien. Wie onzer zou zich
niet gaarne onder deze zegenende handen
gesteld hebben Doch we behoeven niet
met jaloer3chen blik op die Elven to zien.
De zegen over hen uitgestort is slechts
aan hen als vertegenwoordigers Zijner
gemeente. Het was de zegen waarin heel
Zijn erfdeel deelen mag. Nog altijd zijn
die handen, die van het kruis doorboord
werden, zegenend uitgebreid over de aarde.
En een iegelijk die zich onder die zege-
dende handen van Christus stelt, is ge
zegend in eeuwigheid. Wie in dien zegen
deelt zal aan niets gebrek hebben. Alles
ligt in dezen zegen opgesloten, tijdelijk en
eeuwig heil. Die zegenende handen van
Christus op den berg der hemelvaart zijn
waarborg voor al do Zijnen, voor hun
veiligen tocht door de woestijn van dit
leven en hunne behouden aankomst in
het hemelsch Kanaan.
En het geschiedde, als Hij hen zegende,
dat Hij van hen scheidde. Niet naar Zijne
Godheid, geest en genade, want daarmee
wijkt Hij nimmermeer van de Zijnen. Dan
is Zijn woord waarachtig»Ziet Ik ben
met ulieden al do dagen tot aan de vol
einding der wereld". Dan is Hij overal
waar twee of drie in Zijn Naam verga
derd zijn.
Maar naar Zijne menschheid is Hij niet
meer op de aarde, maar in den hemel,
want Hij werd opgenomen voor hunne
oogen, daar zij het zagen. Lang staarden
de discipelen Hem na totdat eene wolk
Hem wegnam van voor hunne oogen.
Toen is vervuld geworden, wat de Psal
mist in den ouden dag had gezongen
God vaart voor het oog
Met gejuich omhoog.
Onze Heere Jezus Christus is toen de
hemelen doorgegaan tot de hoogste heer
lijkheid. Tot die plaats verre gelegen
boven het firmament met zijne duizende
sterrentot de woonplaats der heilige
engelen en der zielen van de volmaakt
rechtvaardigen, waar de Heere God Zijn
majesteit en luister het hoogst openbaart.
Hij is opgevaren boven alle hemelen, in
gegaan in het hemelsch heiligdom om ten
behoeve van de Zijnen te verschijnen voor
het aangezichte Gods. En daar leeft Hij
om altijd voor Zijn volk te bidden. En
daar blijft Hij tot de tijden der wederop
richting aller dingen totdat Hij weder
komt op de wolken des hemels.
Zegenend eindigde onze Heere Jezus
zijn werk hier op aarde. Is dat niet
heerlijk? Maar heerlijker nog: wat hier
eindigde, ving daar aan. Hij is al zege
nende opgevaren ten hemel om te zegenen
tot in eeuwigheid. Dat hebben de Elven
verstaan. Daarom was er ook bij die
scheiding op den Olijfberg geen geween,
geen zuchting of geklaag, maar aanbidding,
blijdschap en lof.
Dat ook ons hart de heerlijkheid van
Jezus hemelvaart moge verstaan en ge
looven, dat Hij ten goede voor Zijn volk
is opgevaren. Hij heeft gaven genomen
om uit te deelen onder de menschen-
kinderen, »ja ook de wederhoorigen om
bij U te wonen, o Heere God 1"
Ziet dan op Jezus en stelt u geloovig
onder Zijne zegenende handen, zoo zijt ge
eeuwig veilig. Laat de wereld razen,
woeden, tieren, Jezus zegent. En nie
mand zal dien zeg^n rooven. Hij zal Zijn
woord waar maken: Waar Ik ben, aldaar
zal ook mijn dienaar zijn".
KEBKELIJK LIVBN.
Ziedaar de titel van een brochure, welke pas
verschenen is en die nog aangevuld is op deze
wijze: „onvereenigbaar bevonden met het ge
loofsleven van Gods volk"
De inhoud wordt aangegeven:
1. Een beschrijving van het volk, dat zich
niet verzekert.
2. De grens tusschen het geoorloofd en
ongeoorloofd gebruik van middelen.
3. De Assurantie en het Tijdgeloof.
4. De Assurantie en het zaligmakend geloof.
5. De Assurantie en het ongeloof.
6. Het geloofsvertrouwen.
7. De verdrukking.
8. De vaccinatie
Deze brochure is de publieke uiting van
wat er nog in veler hart leeft en daarom be
groeten we haar met blijdschap. Zij, wier ge
voelen de schrijver vertolkt, laten hun stem
zelden luid hooren eu als het dan eens ge
schiedt, dan is ons dit altijd welkom. We
gelooven n.l. dat het in 't belang is van het
leven eens volks, wanneer de verschillende
kringen, welke er zijn, zich in 't openbaar uit
spreken, wijl elke kring in den regel naast
schadelijke ook goede elementen heeft, welke
over 't geheel niet van belang ontbloot zijn.
Wie gaarne wil, dat er eenvormigheid zij, moge
het betreuren, maar wie rijke verscheidenheid
van 't leven op prijs stelt, die doet het niet.
Deze brochure is een daad van moed. Het
is den schrijver niet onbekend, dat hij behoort
tot een zeer kleine schare, die met hem de
assurantie veroordeelt Hij zegt toch: „er zjjn
nog enkelen die alles wat naar assureeren
zweemt, verre van zich trachten te houden"
en even verder: „Daar het echter bij menigeen
verwondering zal wekken, dat weer anderen,
die ook den Bijbel erkennen, zich zonder be
denken verzekeren, moet van zelf de vraag op
komen, of de bestrijding van de assurantie deel
uitmaakt van een bizon dere godsdienst of de
overtuiging is van een op zich zelf staande
secte" Hij weet dus zeer goed, dat zijn woord
niet dan b\j enkelen slechts weerklank zal
vinden en dat velen het niet eens de moeite
waard zullen achten om naar hem te luisteren,
en desniettegenstaande heeft hfj den moed om
voor z\jn overtuiging uitr te komen en dit
kunnen we waardeeren. Er behoort inderdaad
moed toe om thans nog een bestrijding van
de allerwege doorgedrongen Assurantie te
wagen.