Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 32e Jaargang. Vrijdag 19 April 1918 No L6 DIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.O. R. J. i. d. HEES, J. 0. WIELEM6A, B. MEIJER, F. J. t. d. EMOE, A. A. t. SCHELVEN, D. P. HU. G. DE WALLE en F. W. J WOLF. Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent. PERSVEREEN1G1NG ZBEUWSCHB KERKBODE. Adres van de Administratie Firma L1TTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. KËBKDLIJK LETE9T. Een hoopvol teeken. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs 10 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UIT6AYB YAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrf dagmorgen te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. HET EINDE ALLER DINGEN NABIJ? En het einde aller dingen is nabij. 1 Petrus 47a. Het einde aller dingen is nabij 1 Deze taal beluistert gij in heel het Nieuwe Testament. Johannes schreef in zijn eersten brief»De wereld gaat voorbij en al haar begeerlijkheid, a Paul us ver maant in 1 Cor. 7 dat wij »de wereld zullen gebruiken als niet misbruikende, want de gedaante dezer wereld gaat voorbijen hoe Jezus, met name in zijn afscheids redenen deze waarheid heeft ontwikkeld, weet ieder Bijbellezer. En is het niet noodig, dat wij gedurig weer aan de vergankelijkheid der dingen worden herinnerd Wij kunnen 't ons zoo moeilijk voorstellen, dat .het einde nabij is, voor de deur staat. Het is dan ook een zaak des geloofs, zooals het begin aller dingen. Op de vraag van den Heere aan Job gedaan: aWaar waart gij, toen ik de aarde grondde Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt,« moeten ook wij 't stilzwijgen bewaren; ndoor het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzoo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden, cc En ditzelfde geloof neemt ook het einde aller dingen aan. Zeker, van vele dingen zien wij het begin en het einde; in ons korte leven zijn wij voortdurend getuigen van het opkomen en vergaan, blinken en verzinken, bloeien en verwelken van tallooze zaken. Alles roept dan de vergankelijkheid van het schepsel uit, van uw gaven, uw goed, uw geld, van uw huis, uw hof, uw heerlijkheid, van menschen, en geslachten, en volken, »alle vleesch is als gras, en alle heerlijk heid des menschen is als een bloem van het grashet gras verdort en de bloem valt af.« Tracht u het in te denken (en uw ziel wordt overstelpt 1) dat alle dingsn een einde nemen. Zelfs de ongeloovige weten schap is tot deze slotsom gekomen. Wel zijn er nog onverbeterlijke optimisten, die droomen van een aardsch paradijs, van een heilstaat, waarin alle idealen worden bereikt, doch men krijgt zoo den indruk, dat zij die in dezen de leiding geven, wel beter weten, in elk geval anders vreezen. De mannen der wetenschap beweren even wel, dat deze wereld of door koude zal verstijven, als de warmtebron der zon zal z:jjn uitgeput, of ongelukkig aan haar eind zal komen door botsing met één van de vele sterren, die door 't heelal vliegen. Maar al zeggen het geloof en de weten schap hetzelfde, toch is het daarom niet hetzelfde. Ook het woord van onzen tekst moet bezien in het licht der gansche Schrift. En dan blijkt dat Petrus niet leert, dat alles wat er is in niet zal verzinken, en alzoo de toestand zal terugkeeren van vóór de schepping, toen God er alleen was. Want de engelen en de gezaligden blijven bestaan ook verwachten wij nieuwe heme len en een nieuwe aarde. Zelfs gaat niet alles, wat op deze wereld gevonden wordt, in den wereldbrand onder, want de geloo- vigen zullen de heerlijkheid der volkeren dragen in het Nieuwe Jeruzalem. Wat het einde aller dingen is, zegt Petrus ons in zijn tweeden brief»Dedag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een ge druis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen ver branden. De wereld zal wel vergaan, maar niet voorbijgaanwat voorbijgaat is de gedaante der wereld. De natuurlijke ver houdingen zullen plaats maken voor andere, die van hooger orde zijnwat nu stof tot aardsche vreugd geeft, zal 't dan niet meer doen men zal niet meer trou wen noch ten huwelijk gegeven worden er zullen geen schepselen worden ge boren noch stervener zal geen oorlog meer zijn, geen moeite, geen verdriet, geen zonde en vervloeking zullen meer zijn, want de eerste dingen zullen allen zijn voorbij gegaan. Op de puinhoopen van de wereld bouwt de Heere een nieuwe wereld op, of nog liever, als straks deze wereld in de vlammen opgaat, zal zij uit den vuur gloed te voorschijn komen gelouterd en gezuiverd, schitterend in onvergankelijke glanzen, zooals 't zilver in de smeltkroes geworpen van vuil en schuim gezuiverd straks praalt in verhoogde pracht. Zoo is het nu ook met het einde aller dingen. Dit einde is nabij. Die eerste chris tenen leefde in deze toekomst zoo in, dat zij eiken dag het einde der wereld ver wachtten. Daarover schreef Paulus aan de Thessalonicensen »Wij, die levend over gebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken", en deze verwachting was zelfs zoo sterk, dat de apostel in zijn tweeden brief er met nadruk op wees, dat er nog groote dingen moes ten gebeuren, voordat doze doorluchtige dag komen kon. In de geschiedenis der kerk heeft deze verwachting niet altijd sterk geleefd, zelfs meermalen gesluimerd. En 't is tot onze beschaming, dat het met name de secten zijn, die deze waarheid op den voorgrond schoven. En terechthet levend geloof in Christus kan niet anders, dan den on- zekeren tijd van Zijn wederkomst zich steeds nabij denkenal ons werken en streven, al ons begeeren en zuchten is er toch op gericht straks voor Hem te kunnen bestaan, en dan in Zijn glorie te mogen deelen. Hoe sterker ons geloof is, hoe krachtiger ook ons heimwee zal zijn naar dit eeuwig, onbewegelijke Koninkrijk, waarvan gij nu reeds in hope een burger zijt. Tot voor korten tijd haalden velen de schouders op over deze gedachte, dat het einde aller dingen nabij is, maar de we reldoorlog, met zijn steeds vreeselijker ge volgen, heeft hen gedwongen er mear dan tevoren aan te denken't schijnt alsof de tijd van het einde niet verre meer is. Dat er zelfs in de gemeente des Heeren zyn, die er toch niet aan willen, is een bewijs te meer, dat het naar het einde gaat. Onze Heiland toch zeide u Wan neer de kwade dienstknecht in zijn hart begint te zeggen, mijn heer vertoeft te komen, zoo zal de heer komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet". Ook bedenke men wel dat men, door Petrus in het aangezicht te weerspreken, zich schaart aan de zijde van de spotters, die er zullen komen in het laatste der dagen, wandelende naar hun eigen begeerlijkheid, en zeggende: »Waar is de belofte zijner toekomst? want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzoo, gelijk van het begin der schepping". Daarmede is niet gezegd, dat het einde er reeds morgen zijn zal. »Het komt ons niet toe, te weten de tijden en gelegen heden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft" daarom al zou het nog evenveel eeuwen duren, als er sinds Petrus verloopen zijn, dan blijft het einde nog nabij. Want het geloof loopt de eeuwen vooruit, en trekt zich hetgeen later ge schieden zal, naderbijhet geloof kent geen alstand en geen tijd. Voor het geloof is, evenals voor den Heere, duizend j aren als één dag, en één dag als duizend jaren. Daarom leeft de Christen zóó, alsof ieder oogenblik het einde kan aanbreken, want de dag des Heeren komt als een dief in den nacht. Dewijl dan deze din gen allen vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid, verwachtende en haastende tot de toe komst van den dag Gods, en daarom, verwachtende dit alles, benaarstigt U, dat gij onbevlekt en on best raffel ijk voor Hem bevonden moogt worden in vrede«. En wanneer er nu nog zijn, die meenen, dat het einde nog vele, vele jaren uit blijven kan, en daaraan een reden ontleenen, om te vertragen en te ver slappen, dan wijzen wij op den laatsten dag, het zekere einde van zijn leven. In dien dag breekt toch het eind aller din gen voor u aan. Dat is het einde van uw goederen en schatten, waarop gij uw ver trouwen hebt gesteld naakt zijt gij op de wereld gekomen, en naakt gaat gij eruit; o, hoe vreeselijk, als gij zonder Borg voor God moet verschijnen, alleen en ledig I Het is het einde ook van al uw begeerlijkheden en vermaken, war.rmede gij u hier hebt vermoeid, zóó zelfs, dat gij er niet eens aan toe kwaamt tot uzelf in te keeren, en ernst te maken met de eeuwige belangen van uw onsterf lijke ziel. »Het is den mensch gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeek, en in dat eerste oordeel zult gij het gewaar worden, hoe nabij het laatste oordeel is. En die dood staat eiken dag voor de deur, niet alleen bij de ouden en kranken en zwak ken, maar ook bij de jongen en gezon gen en sterkendat weten wijwie staat er u voor in, dat gij den dag van morgen zult halen? »Bereid dan uw huis, want gij zult sterven en niet levend blijven®. Voor deze roepstem is het nooit tevroeg. Vereenigt dus in uw gedachten, voor uw besef het einde aller dingen en het einde van uw leven, en bedenkt, dat de dag des oordeels voor u aanbreekt bij den dag van uw dood. En zoekt uw toevlucht bij Christus Jezus, die gister en heden dezelfde blijft en in aller eeuwigheid,tbij wien gij het leven vindt en dén vredéen de verzoening met God. J. D. WlELENGA. Op de vergadermg van Moderne Theologen dezer dagen gehouden, heeft o.a. dr. J. J Bleeker een vraagpunt behandeld, dat luidde „Hoe moeten we in de samenleving gaan me de ideale eischen van het Christendom Wat: zjjn de ideale eischen? Volgens het verslag in de N. R. Courant van Donderdag 11 April 11. gaf hjj daarop ten antwoord„de eischen, welke voortvloeien uit de erkenning van God als onzen heiligen Vader, en de menschen als onze broeders en zusters." Naar zijn oordeel is het onmogelijk deze practisch té beleven omdat Jezus hier den eisch der volmaaktheid stelt. Noch vroeger noch nu kon men ze prak tisch beleven en zoo zal het blijven in de toekomst, gevolg gedeeltelijk van de mensehe- ljjke natuur, gedeeltelijk van de structuur der samenleving. Dit werd tot dusver te weinig ingezien. Men beschouwde in godsdienstige kringen den mensch te veel als los naast elkander staande individuen. Het historische materialisme, hoe eenzijdig ook, vormde hier een heilzaam correctief. Er is droeve wissel werking tusschen de zondigheid van het menschenhart en verkeerde toestanden en ver houdingen, die nadeelig op de menschen in werken." Een tijdlang dweepten men in deze kringen met de bergrede zelfs zoo, dat men meende, dat al viel al het andere, dat we in de evan geliën hebbeD, weg, we daaraan nog genoeg zouden hebben. Doch deze modere Theoloog gevoelde nog wel bewondering voor haar, doeh vond ze ten eenenmale onbruikbaar voor het practische leven. We kunnen dus zeggen, dat deze mannen deze periode voorbij zijn. Zij laten Tolstoï met zjjn denkbeelden, aan de bergrede ontleend althans zoo heette het staan en zjjn nu aangekomen bij de idealen van het Christendom. Hoewel we het met on bepaald toejuichen kunnen, toch achten ri het niet een achteruitgang. Het lijkt ons t». dat zij er nader door komen aan wat de Schrift ons leert. Toen we het eerst lazen, waren we zeer be nieuwd, wat deze man hield voor de idealen van het Christendom en daarom waren we er erkentelijk voor, dat we een duidelijk antwoord vonden. Op zichzelf toch is zulk een uitdrukking zoo vaag, dat niemand er iets aan heeft en ieder er van maken kan, wat hij er van wil. Dit antwoord luidtde eischen, welke voort vloeien uit de erkenning van God als onzen heiligen Vader en de menschen als onze broeders en onze zusters. Het ia wel waar, dat deze uitdrukking vragen oproept, waarop we geen antwoord ontvangen, maar we zullen ons dit moeten getroosten. Immers men zou willen weten op welken grondslag deze erken ning rust, want wel spreken zij met groote waardeering over Jezus van Nazareth, maar Hij is toch in hun oog niets meer dan een van de vele wjjzeD, welke uit de menschen zijn voortgekomen, en daarom kan Zijn Woord dan ook niet meer dan menschelijk gezag voor ons hebben. Terwijl we naar hun meening bovendien geen volstrekte zekerheid hebben, of de woorden, welke nog bij hen gelden, wel inderdaad woorden van Jezus zijn. Aan ons wordt weieens van die zijde het verwijt gedaan, dat we te licht gelooven, maar we durven met vrijmoedigheid te verzekeren, dat we voor we zoo iets aanvaarden, wel vast overtuigd zouden moeten zjjn, dat de basis van een dergelijke ontkenning wel betrouwbaar was. Doch we laten het, voor wat het is en we kunnen dit gemakkelijk, omdat we er niet aan denken om den vasten bodem, waarop we tot dusver mogen staan, te verwisselen met den wankelbaren van allerlei menschelijke meenin gen en beschouwingen. We vestigen daarom thans onze aandacht op de verklaring, dat het onmogelijk is deze eischen practisch te be leven, omdat Jezus hier den eisch der vol maaktheid stelt. We gelooven dit ook, en we voegen er aan toe,dat; deze eiseh vóór dien tijds reeds gesteld was, maar we

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1