Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
UIT HET WOORD
32e Jaargang.
Vrijdag 12 April 1918
No 15
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. i. d. VEER, J. 0. WIELEKA, B. MEIJER, f. J. v. d. EBDE, A. A. v. SCHELVEN, H. P. M. G. DE UVALLE en F. W. J WOLF.
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHB KERKBODE.
kebkklijm: letëw.
Sursum Corda
Abonnementsprijsperkwartaal hg vooruitbetaling 50 cent.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs10 cent per regelb\j jaarabonnement van
minstens 500 regels belan£rtike reductie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg,
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlflk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
INDIEN NIET OPGEWEKT, WAT DAN?
„En indien Christus niet opgewekt is,
zoo is uw geloof tevergeefseh, zoo zijt
gij nog in uw zonden, zoo zijn dan ook
verloren, die in Christus ontslapen zijn''.
1 Corinthe 15 17 en 18.
Twijfelen aan de opstanding van Christus
doen wij niet; het zegel werd verbroken,
de steen weggewenteld, het lichaam op
gewekt, en de engel mocht tot de ver
baasde vrouwen zeggen »Komt herwaarts,
ziet de plaats, waar de Heere gelegen
heeft". Maar wel hebben wij er ons van
te beschuldigen, dat die opstanding zoo
weinig bron onzer hope is, zoo zelden
steun biedt aan onze verwachtingen, en
wel in de belijdenis, maar niet in de prac-
tijk van het geloofsleven onderpand onzer
zalige opstanding is. Wij denken schier
alleen over hetgeen ons lot zal zijn in de
gewichtige ure van het sterven; wij zijn
bekommerd over (ie behoudenis onzer ziel
o, als wij dan maar geborgen zijn mogen
in Christus en gedragen worden in Abra
hams schoot 1 Doch verder gaat ons reik
halzen dan niet.
Dit moet worden betreurd en afgekeurd
het is bewijs van weinig levendigheid der
hoop, van miskenning van de waarde van
het lichaam, dat ook Christus' eigendom
is, ja zelfs van een zondig egoisme, dat
ztch tevreden stelt met eigen geluk en
voorbijziet, dat de opstanding der vromen
de kroon zet op de verheerlijking van
Christus. Een welbewust en krachtig
leven uit de opstanding zal ons voor deze
dwalingen op onze hoede doen zijn. In
1 dór. 45 wekt Paulu3 zijn lezers daartoe
op. Als vrucht der heidensche wijsbe
geerte loochenden vele Christenen te Co
rinthe de wederopstanding des vleesches
maar, zoo betoogt de apostel, als de ge-
loovigen niet zullen opstaan is ook Christus
niet opgewekt, daar het Hoofd en de leden
onlosmakelijk zijn verbonden. En indien
Christus niet-opgewekt is, dan, ja, wat dan
't Is moeilijk om zich voor te stellen, dat
Christus in het graf ware geblevenmaar
laten wij het eens beproevenwelk een
droevig tooneel doet zich dan voor aan
ons oog. Paulus noemt eenige ontzettende
gevolgen op, en zijn lijstje is nog uit te
breiden. Indien Jezus niet was opgestaan
dan was er geen kerk, die toch leeft uit
en geregeerd wordt door den levenden
Heilanddan was er ook geen Zondag,
die alleen den O. Testamentischen sabbath
vervangt, omdat op den eersten dag der
week in Jozefs hof het werk der verlos
sing werd afgesloten en de eeuwige sab
bath aanbrak dan was ook de Heilige
Geest niet uitgestort, omdat dit een werk
is van één, die aan Gods rechterhand ver
hoogd is.
Paulus zegt, dat dan uw geloof tever
geefseh is. Het geloof is, naar de verkla
ring van den Catechismus, een stellig weten
of kennis, waardoor men alles voor waar
achtig houdt, wat God in Zijn Woord ge
openbaard heeft en een hartelijk vertrou
wen, dat al de zonden om Christus' wil
vergeven zijn. Welk een zaligheid, toen
het geloof bij u doorbrak! En dat is niet
te verwonderen, want 't geloof grijpt
Christus aan, legt beslag op zijn Midde
laars werk en eigent zich zijn kruis ver
diensten toe. Door 't geloof ontvangt gij
vergeving der zonde, wordt gij verzoend
met den rechtvaardigen God en wordt
voor uw zielsoog het heerljjkst vergezicht
geopend. Het geloof zingt psalmen in
den nacht, is geduldig in de verdrukking
en denkt altijd goed van God.
Maar dit geloof i3 tevergeefseh, als w|j
geen Paaschfeest hadden mogen vieren.
In vs. 13 wordt 't geloof ijdel genoemd,
d. w. z. zonder werkelijk bestaanden in
houd men meent te hebben wat men in
het geloof aanvaardt, doch men heefteen
schim aan het hart gedrukt't huis der
zaligheid blijkt een luchtkasteel te zijn
de glans van de u toelachende heerlijkheid
is aan dien van den zeepbel gelijk, welke
straks uiteenspat en ternauwernood een
spoor achterlaat. Alle weldaden des beds,
ja Christus zelf: 't is alles droevig zell-
bedrog geweest, inbeelding, ijdelheid.
't Woordeke tevergeefseh" breidt deze
gedachte nog verder uit't wil zeggen dat
zonder opstanding uw geloof volkomen
nutteloos is op de vraag Wat baat het
u, dat gij dit alles gelooft?" moet gij dan
antwoorden »Het heeft geen bate". Gij
hadt u de moeite kunnen besparen tot
het geloof le komen het scheen u zulk
een begeerlijke zaak toe; ook nu kuat gij
nog bidden: Heere, vermeerder mij het
geloof 1" iloudt op met die dwaasheid,
want het geeft geen nuttigheidhet is
tevergeefseh.
Indien Christus niet opgewekt i.°, zoo
zijt gij nog in uw zondengij ligt er
midden in en zijt van alle zijden er door
omgeven gij wordt er door neergedrukt
en verpletterd. Jezus nog in het graf
wil dus zeggen, dat uw zonden nog voor
uw rekening liggen, dat zo niet zija weg
genomen. Nu kan men tegenwerpen dat
niet de opstanding maar de dood van
Christus de betaling onzer zonden is
terecht, doch gij mist allen waarborg, dat
de betaling op Golgotha door God ge
noegzaam is geachtgij hebt geen bewijs,
dat de Vader accoord gaat met de offe
rande van Zijn zoon. Ja, als Christus
nog in het graf lag en alzoo in den dood,
dan was Hij nog bezig met het dragen
van de straf, en had Hij het niet voleind.
Zoo zouden de zonden nog op u liggen.
Indien Christus niet opgewekt is, zoo
zijn dan ook verloren, die in Christus
ontslapen zijn verloren, voor eeuwig ver
loren. Langoren of korteren tijd geleden
mocht gij staan bij het sterfbed van hen,
die u dierbaar warenzij leden hevige
smarten, en stonden aan de felle bestrij
ding van den satan bloot. Wat hield hen
echter staande in dat lijden? Christus,
de levende ChristusChristus en die ge
kruist, voorzeker, maar het gekruiste Lam,
dat nu als Hoogepriester voor ons bidt 1
En in dien Christus zijn zij ontslapen.
Welk een lieflijk woordDe dood mag dezen
naam dragen, omdat hij uitwendig zooveel
op den slaap gelijkt. Soms kunt gij er aan
twijfelen, of het leven waarlijk is geweken.
Ieder oogenblik verwacht gij, dat de oogen
weer zullen worden opgeslagen. Het i3 u
zelfs, alsof ge eenige beweging ziet, gij een
zucht hebt gehoord. De dood is als een
slaap. En dit temeer,omdat er een ontwaken
op volgt; zij rusten op hun slaapsteden.
Dit beeld verteedert en versterkt de
Apostel, als hij spreekt van een ontslapen
in Christus. Dat wil niet slechts zeggen
dat Christus hun steun en sterkte was, hun
stok en stof in het dal van de schaduwen
des doods, dat Christus stervens genade
gaf, de ziel voor bezwijken behoedde en
liet dragen door zijn engelen naar 't
hemelsch Paradijs. Maar 't wijst tevens op
den band, waardoor zij onlosmakelijk aan
Christus waren verbonden; zijn leven was
en bleef hun lever, zelfs in den dood, en
de ontbindende macht, die in het sterven
openbaar wordt, heeft hen, de ranken, niet
kunnen rukken uit den wijnstok. Zij zijn
gestorven met Christus in het hart, ja
terwijl zij zelf waren besloten in het hart
van Christus. Daarom is er ook een zalig
ontwaken op gevolgd, waarop Paulus doelt
ais hij uitroept Ik heb begeerte om ont
bonden te worden en met Christus te
zijn.
Hoevelen reeds zijn ulzoo in Christus
ontslapen 1 Het is een schare, die niemand
tellen kan. Heole geslachten zijn ons voor
gegaan, helden van de strijdende kerk,
profeten en apostelen, martelaren, kerk
vaders, hervormers, en nog veel meer stillen
in den lande, wier namen bij niemand
bekend zijn, doch wel zijn geschrevon in
het boek des levens des Lams eenvoudige
mannen, zwoegende huismoeders, ouden
en jongen, allen ontslapen in Christus
Uw vader, uw mooder, uw man, uw
vrouw, uw kind (wellicht meerdere), allen
ontslapen in Christus 1 Uw hart werd ver
scheurd, gij hebt zooveel, o zooveel in
hen verloren; het was alof alle hulp en
troost u ontnomen werd, het licht u*s
levens werd gedoofd, uw toekomst ver
nietigd. En toch, gij mocht staande blijven,
soms roemen bij de lijkbaar, soms zingen
bij het graf. Was het niet, omdat gij
wist, dat zij waren ontslapen in Christus
En nu zegt Paulus, indien Christus niet
opgewekt is, zoo zijn dan ook verloren, die
in Christus ontslapen zijn, verloren, voor
eeuwig verloren 1 Abel die als eerste
martelaar door broederhand viel, Mozes
die om Christus wil alle schatten van
Egypte waardeloos achtte, Jacob, die ster
vend juichte: »Op uw zaligheid wacht ik,
o Heere!", Job, wiens geloofsjubel»Ik
weet, mijn Verlosser heefi" nog gedurig
uw hart verkwikt, ook David, die belijden
mocht: Dik zal uw aangezicht in gerech
tigheid aanschouwen, Ik zal verzadigd
worden met uw beeld, als ik zal opwaken",
Johannes, zelfs Paulus, zij zijn allen ver
loren, d. i. verdoemd ook uw dierbaren,
ook uw ouders, ook uw
Maar ik houd op; en gij zegt: »dat
kan niet, dat is onzinnig, die troost laten
wij ons niet ontnomen". Het is goed,
maar bedenkt dan dat 't alleen zoo is:
»Zalig zijn de dooden, die in den Heere
sterven", omdat Christus opgewekt is uit
de dooden en zoo niet, wat dan Dan
zijn zij allen verloren, die in Christus ont
slapen zijn. Maar Gode zij dank, Christus
i s opgewektdat wij dan de opstanding
waardeeren en er uit loven 1 Zij is geen
ornament aan het gebouw van onze ver
lossing aangebracht, maar één van de
hoeksteenen, waarop het rust. Uit het
geopende graf vloeit alle heil ons toe,
voor ons en voor onze dooden.
J. D. WlELENGA.
ILt ia ten allen t|jde bezwaarlijk om te le
ven naar de bekende woorden Het oog om
hoog, het hart naar boveD, want beneden ia
het niet, maar vooral tegenwoordig. In bet
begin van den grooten wereldoorlog schreef
iemandik heb meDsehen ontmoet, die zich
voorgenomen hebben om niet te denken aan
en te spreken over den ontbranden strijd, maar
ik heb er niet van gehoord, of z|j het ook
volvoerd hebben. Als het hun gelukt is, dan
zou ik hun wel een woord van lof willen
brengen voor een zoo groote wilskracht. Velen
is het anders gegaan, en tot hen behoor ik
ook. Vooral sedert het groote offensief der
Duitschers aan het Westfront begonnen is,
heeft het m|j weer te pakken gekregen en ver-
keeren we ia spanniDg. Dit is ook wel te ver
klaren. Alle volken smachten naar vrede en
het bleek duidelijk, dat de leidende mannen
der geallieerden voortzetting van den oorlog
wilden. Alle pogingeD, aangewend om een
einde aan h t bloedvergieten te maken, waren
mislukt, en het was te voorzien, dat de bloe
dige worsteling met groote kracht zou voort
gaan. Waar het blijkbaar niet anders kon,
daar hoopten we in elk geval, dat er een be
slissing zou vallen, welke den weg baande tot
een duurzamen vrede. Om die reden was tr
een verhoogde belangstelling, welke b|j m^j
nog versterkt werd, doordien ik enkele familiën
ken, welke er één of meer zonen hebben, en
onwillekeurig denkt men aan de bange zorg,
welke hun hart vervult.
Waar zoo onze ziel vervuld is met de ont
zaggelijke gebeurtenissen, welke plaats hebben,
daar is het o zoo moeilijk om het hart omhoog
te heffen en het oog te richten op de dingen,
die boven z|jo, te meer omdat we uit de aarde
aardsch z|jn. Eu toch is het zoo noodig. Ron
dom ons wordt het hoe langer zoo donkerder,
ook voor ons eigen volk. Op dit oogenblik
hangt er een mist over de aarde, welke ons
het uitzicht belet. Is het Diet een duidelijk
beeld van den toestand, waarin we ons bevin
den Mannen, naar wier woord wegaarne luis
teren, zeggen ons, dat er weinig kans op een
spoedige verbetering is. Wie weet, hoe zwaar
de druk nog zal worden. Zelfs de meest licht
hartige kan zich niet vleien, dat we.'een hel
dere toekomst tegen gaan. In welke richting
we ook zien, van alle kanten hooren we ons
toeroepenHier is het niet, wat g\j zoekt en
daarom mogen we wel ons oog afwenden van
al wat schepsel heet, om het naar boven te
richten op Hem, die den dood en het grof
heeft overwonnen en die gezeten is aan de
rechterhand des Vaders, ver boven alle over
heid en macht. De koninkrijken dezer wereld
wankelen op hun grondvesten, en dit geschiedt
niet b|j gevalal wat de aarde heeft en geeft, is
geheel onzeker menigeen onder ons heeft
het op pijnlijke wjjze ondervonden maar het
koninkrijk der hemelen rust op onwankelbare
grondslagen en de goederen daarvan z|jn on
vergankelijk. Zouden we deze dan niet zoeken
Versta het toch, dat er boven licht is voor
alke donkerheid, dat de schatten, welke daar
z|jn, onverliesbaar zijn, dat daar een bron ge
opend is, wier wateren immer ophouden te
vloeien. Er is eigenlijk maar één zaak, welke
deze bekommering ten volle waard is n.l. of
we deel hebben aan de verzoening, welke de
Qhristus verworven heeft voor al Z|jn volk én
welke H|j uitdeelt aan allen die Hem zoeken.
Sursum Corda, de harten naar boven, want
hier beneden is het niet; het ware leven, lieven,
loven, is maar, daar men Jezus ziet
Boüma.