Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
32e Jaargang.
Vrijdag 8 Maart 1918
No 10
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vasts MedewerkersO.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent.
PERSVEREEN1G1NG ZBBUWSCHB KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHÜFF, Middelburg.
GEEN ONDERSCHEID.
Kerkhof.
Democratie.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentieprijs 10 cent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGAYB TAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiên tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Want er is geen onderscheid
want zij hebben allen gezondigd,
en derven de heerlijkheid Gods
Romeinen 3 22b en 23.
Er is velerlei onderscheid tusschen de
mensGhenkinderen. Reeds aanstonds riep
God de Heere een onderscheid in het
aanzijn door de schepping van m a n en
vrouw, een onderscheid, dat niet slechts
in de lichaamsgestalte, maar veel meer
in het daarachter schuilend zieleleven
zetelt, in eigenschappen, in aanleg, in
bestemming.
Toen de menschenkinderen zich gingen
vermenigvuldigen kwam er nog veel
meer onderscheid aan den daggroot
en klein, welgevormd en mismaakt, blank
en bruin, edel en ontaard, rijk er arm;
naast onderscheid in gelaat en manieren,
kwarn het onderscheid in taal, in kennis,
in beschaving, in rang en stand, in in
vloed en gezag. Er zijn er die vooraan-
staan, en er zijn er die volgen.
Domme en ongeleerde menschen naast
mannen van talent en hoogbegaafde vrou
wen. Keizers op den Troon, bedelaarsin
lompen. Geniën en idioten. Kapitalisten
ea daglooners. Wereldbeheerschers en
angstigkruipende slaven.
Er is ontzaglijk veel onderscheid tusschen
mensch en mensch. Niet twee ge
lijken op elkaar in gaven, krachten, ge
laat, karakter, levensbeschouwing. Het
is een bont allerlei, die menschenwereld,
een eindelooze variatie. Ontwaart uw oog
bij vergelijking van twee menschen en
kele punten van overeenkomst, toch zijn
er nog veel meer punten van onderscheid.
Een onomstootelijke waarheid, die 't da-
gelijksche leven ons met duizende bewijzen
staaft, is dusDaar is ontzaglijk
veel onderscheid!
En toch schrijft Paulus Er is g e e n
onderscheid.
Beschouwt ge de menschen op 't stand
punt van Gods genade, dan is er ook
onderscheid. Tusschen Kaïn en Abel werd
de scheidslijn reeds openbaar. Alle eeuwen
door zette die lijn zich voort tusschen de
kinderen Gods en de kinderen der wereld.
Onder de begenadigden is ook weer aller
lei schakeering. Zijn ze niet als de on
derscheidene leden eens lichaams volgens
4 Cor. 12?
Paulus zelf vraagt in den aanvang van
dezen BriefWolk is het voordeel
van den Jood?
En dan antwoordt hij zelfs v e 1 e r 1 e i".
In de eerste plaats wel, dat hun de
woorden Gods waren toebetrouwd.
Dat onderscheid is er nog. Dat is het
voordeel van den Christen boven den
Heiden, dat hem gegeven is in het Evan
gelie te gelaoven ter zaligheid. Is er geen
groot onderscheid tusschen een kind, dat
opgekweekt wordt in een Godvreezend
gezin en een kind, dat opgevoed wordt
in de ijdelheden der wereld?
Op geestelijk zoowel als op natuurlijk
gebied leert de ervaring .-Overal is er
onderscheid
En toch schrijft PaulusEr is g e e n
onderscheid.
En Paulus heeft g e 1 ij k.
Paulus handelt hier over den staat der
menschen tegenover God, over hun ver
houding tegenover hun Souvereinen Maker,
over hun al-of-niet-beantwoorden aan den
eisch der wet, die God den mensch stelde.
En met 'toog daarop geldt: Er is geen
onderscheid. Of ge te doen hebt
met een Europeaan of met een Maleier,
met een professor of met een straatveger,
met een kunstenaar of met een krank
zinnige, met een lieftallig meisje of met
een afschuwwekkenden boef, met een
strompelenden grijsaard of met een mol-
ligen zuigeling aan de moederborst, met
een besnedene of onbesnedene, met een
gedoopte of ongedoopte, met een ouder
ling of met een gecensureerde, met een
belijder of met een wereldling, dan is
er geen onderscheid, want zij
hebben allen gezondigd en derven de
heerlijkheid Gods.
In hun positie tegenover den hoogen eu
heiligen God staan allen g e 1 ij k de
Farizeeër en de hoer, de fatsoenlijke bur
ger en de dief, de kerkganger en de
kroeglooper, de predikant en de kermis
gast.
Ze zijn allen zondig en schuldig.
Zij zijn allen doemwaardig en
mitsdien voor eeuwig verloren.
Dat zegt ons Gods Woord, en het komt
bij een ieder aan zijn eigen adres»Geen
onderscheid is er tusschen u en den groot
sten zondaar. Gij ligt met hen op één
hoop en gij zijt met heel de menschen
wereld verwerpelijk".
Voor den braafsten mensch in eigen
oogen blijft er niets anders over dan op
één hoop te gaan liggen met de grofste
wetschendersEr is geen onderscheid.
Naar die boodschap wil de tegenwoor
dige wereld niet luisteren. Die waarheid
klinkt haar te ouderwetsch. Als zij zoo
veel ellende ziet op aarde, dan zegt ze
dat is een gevolg van onkunde en gebrek
aan beschaving. Breng den mensch tot
hoogere kennis en hij is van zijn ellende
bevrijd.
De wereld is blind voor dio waarheid
evenals de Farizeeën in Jezus' dagen voor
diezelfde waarheid, door Christus hun ge
predikt. Jezus behandelde de Farizeeën
op voet van gelijkheid met de tollenaars.
Hij zag ze allen aan voor even schuldig
en even verdoemelijk en even verloren.
Dat wilden die hoogmoedigen en eigen-
gerechtigen zich niet gezegd wezen. In
de wereld van tegenwoordig huist het
zelfde hoogmoedige hart als in de Fari
zeeën van voor twintig eeuwen. Maar de
waarheid is dat heel de wereld en elk
mensch, diep in de zondeschuld neerligt.
Dat is onze positie tegenover God. Daar
is geen onderscheid, want zij hebben allen
gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.
Die waarheid moet ook door ons erkend
worden met betrekking tot e i g e n per
soon.
De trotsche mensch is er op uit allerlei
onderscheid te gaan maken, zichzelven te
vergelijken met anderen die in zijne oogen
zooveel minder zijn, en als 't nog tot
danken komt, als de Farizeeën te zeggen:
»Ik dank u, o God, dat ik niet ben als
die zondaar daarginds
Voor die zondige zelfverheffing is ieder
hart ontvankelijk. Ook geloovigen zien
in zichzelven zoo licht veel braafheid en
deugden, waarop zij prat gaan. Dat is
een van de listige omleidingen des duivels,
waardoor bij een zondaar er van af weet
to houden om Gods genade van ganscher
harte te begeeren en af te smeeken. Het
is geen ongewone zaak, dat een onbespro
kene van wandel als bij in aanraking komt
met individuen uit de maatschappij, waarbij
de zonde tot hevige uitbarsting kwam,
in zichzelven mompelt»ik ben toch beter
dan die brandstichter, die schurk, die
moordenaar, die hoer, die achterklapper,
die smokkelaar, die dief, enz."
Elke opwelling des harten in dien trant
moet door ons worden bestreden.
Gods Woord zegt u persoonlijk, dat gij
geen haar beter zijt dan andere zondaars.
Gods Woord stelt u, j a U op één lijn
met de diepgevallenen in de maatschappij
Er is geen onderscheid.
Zij hebben allen gezondigd, liggen allen
onder het doemvonnis des eeuwigen doods.
Plaats du9 uzelven in gedachten niet
naast een deugniet om dan te zeggen
Bij dien man steek ik toch als een heilige
af!
Maar plaats uzelven voor den klaren
spiegel van Gods Wet. En dan ziet ge,
hoedanig uw beeld is: Krank van den
schedel tot den voetzoel. Zoo zjjt gij en
zoo zijn alle menschen. Zij derven allen
de heerlijkheid Gods.
Die ware zelfkennis leidt tot schuldge
voel en het begeeren van Gods genade.
Eu dat is de weg, die ter zaligheid voert.
Daar is menigmaal geen verzekerdheid des
geloofs en die kan er niet zijn om
dat het ware schuldgevoel van den zondaar
voor God gemist wordt.
Luister toch nooit naar satans listige
iii fluisteringen.
Die lispelt u in 't oor: »gij, gij zoudt
gelijk zijn aan die en die!? gij, die
zooveel goeds deedt voor anderen? Ze
mogen allen schuldige zondaars zijn, nu
ja, dat kan maar maar daar is
toch wel onderscheidwel ter dege on
derscheid
Neenl zegt u Gods Woord, dat nooit
misleidt.
Neen! roept u God zelf toe, opdat gij
satan en uw eigen hart het zwijgen zoudt
opleggen. Neen, daar is geen on
derscheid.
En als ge met die waarheid mee in
stemt, dan wordt die belijdenis u ten zegen.
Want voor alle die schuldigen is er één
weg ter zaligheid
»Zij worden om niet gerechtvaardigd
uit Gods genade, door de verlossing die
in Christus Jezus is".
Geprezen zij Gods genade, waardoor Hij
ons het tegendeel schenkt van wat wij
verdiend hebben.
In gena zal 'k eeuwig roemen.
KERKELIJK LETEBT.
Hoewel de groote gebeurtenissen in „het
buitenland nog steeds de aandacht van jong
en oud bljjveu trekken, toch is er een herle
vende belangstelling in de binnenlandsche
politiek gekomen. In alle bladen wordt ge
schreven over vergaderingen, welke in alle
deelen van ons vaderland worden gehouden
met het oog op de aanstaande verkiezing van
leden voor de Tweede Kamer Er is veel te
doen en het is slechts kort dag. Voor het eerst
zal daarbg dienst doen het evenredige kies
stelsel, dat nog niet voor ieder even duidelijk
is. Natuurlijk wil ieder weteu, welke punten
op de verschillende programs van actie voor
komen zullen, waaronder de sociale paragraaf
een zeer belangrijke is.
Het zou eehter niet goed zijn, wanneer wc
alleen letten op de verschillende belangen,
welke in zulke dagen naar voren dringen, want
we zouden dan licht vergeten, wat bij alle
meelevende volken meer en meer aan de orde
komt. En hierbij is één woord in veler hart
en op vehr lippen n.l. het vreemde woord
„democratie" en men verwacht van de door
werking der gedachte, welke daardoor aange
duid wordt veel heil. De staatsinstellingen
in alle landen moeten meer democratisch wor
den en aan elk volk moet veel meer zeggen
schap gegeven worden over de wijze, waarop
de regeering zal handelen. Nu hebben we al
tijd geijverd voor uitgebreider invloed vaü het
volk bg de Hooge Overheid. Heel het volk
moet in da gelegenheid zijn zich door *ijne
vertegenwoordigers uit te spreken. In zoover
kunnen we elk streven steunen, dat daarop
doelt. Hoe meer een volk zich bewust wordt
van de plaats welke het inneemt en van de
taak welke het te vervullen heeft, hoe beter
en we hebben dan ook altijd gewerkt om ons
volk op die hoogte te brengen. Waarljjk met
recht kan niemand ons verwijten, dat we niet
opgekomen zijn voor de rechten, welke een volk
heeft en we willen op dien weg voortgaan.
Doch we mogen niet blind zijn voor een
andere gedachte, welke velen thans in het
woord „democratie" zien en we zullen haar
met alle macht moeten weerstaan, want zij is
in strjjd met wat de H. Schrift ons leert over
volk en overheid. Wat willen velen Wel, dit
is nog al duidelijk. Alleen aau de Overheid de
macht laten, welke het volk haar toekent. Zij
heeft dan enkel te doen, wat het volk haar
voorschrijft; z\j heeft dan steeds te vragen,
wat het volk verlangt. Naar hun voorstelling
rust alleen het gezag van de Overheid uit
sluitend in den volkswil en daaruit vloeit van
zelf voort dat ook alleen het volk het te zeg
gen heeft. Het is waarlijk niet vreemd, dat
allen, die in de staatkunde geen rekening hou
den met de bizondere openbaring, welke we
in de H. Schrift hebben, dit toejuichen, wijl
zij van oordeel zijn, dat als elk volk zeggen
kan, hoe het wil geregeerd worden, het veel
beter zal gaan. Vooral do tegenwoordige oor
log heeft den weg gebaand, waarlangs dit
denkbeeld doordringen kan tot het bewustzijn
van ons geslacht. Immers de Overheden hebben
zeer zeker schuld aan de vreeselijke gebeurte
nissen, welke zoovele jeugdige levens wegne
men en aan den ontzettenden druk waaronder
bijna haast alle landen gebogen gaan. Wan
neer de volken eerst eens kalm hadden
kunnen nadenken om zich daarna uit te spre
ken, dan zouden zij het zwaard in de schede
hebben laten rusten en dan zouden z\j zich
niet hebben laten meevoeren door enkele oorlog-
zucbtigen. Iu dezen waan levende eischt men
nu met grooten nadruk en in vollen ernst, dat
voortaan elk volk de geheele beschikking zal
hebben over zijn eigen toekomst.
Dit klinkt zoo mooi en schijnt zoo eenvou
dig, dat we best kunnen verstaan, hoe menig
een zich misleiden laat en onder zulk een
leuze mee optrekt om aan de overheid te ont
nemen, wat z\j tot dusver nog had, wijl zij
geheel vergeteD, dat er ten allen tijde vau die
echte volkmenners zijn, die de groote meninrte
als een kudde naar hun wil leideD. We heb
ben daarvan helaas zulke sprekende voorbeel
den in onzen tijd gezien, dat het bevreemden
moet, dat velen er thans niet meer aan schij
nen te denken. Het Italiaanscbe volk leert het
maar al te duidelijk. Het had al den tijd ge
had om te kunnen nagaan, welke vloeden van
ellende een moderne oorlog over een volk kan
brengen, en toeh heeft het om dien oorlog ge-