Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland No. 5 32e Jaargang Vrijdag 1 Februari 19:8 UIT HET WOORD Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers: 0.0. R. J. v. d. VEES, J. D. WIELENGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EMOE, A. A. v. SCHELVEN en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent. UITGAVB VAN DE PERSVERBENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE. Wenken. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs 10 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTDOFF, Middelburg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentientot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. LANGE FRONTEN. Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens. Spreuken 4 23. Welk een pntzettend zware eisch ligt er in dit ééqe woord opgesloten. Eens was ons hart een prachtige tempel, waarin het schoonste »Te Deum" en de heerlijkste hymnen ruischten ter eere van Hem, die het formeerde en het met Zijn heerlijkheid vervulde. Maar sinds de zonde het ont luisterde is het geworden een ruïae, waar het roofgedierte zijn woonstede houdt. En toch over dat hart, waarvan het gedicht selder gedachten ten allen dage boos is, hebben allen, die in Christus zijn de wacht te houden. Ze hebben hun hart te bewa ken, dat moeilijker te bewaken is dan een legerplaats. Ze hebben hun hart te be waken, dat van geen bewaking weten wil. Ze hebben hun hart te bewaken, dat den gev.aarlijksten aanval te duchten heeft van zich zelf. Er is voor een mensch Gods zooveel, wat bewaakt moet worden. Wij hebben te waken voor onze voeten. Wij hebben onze treden te zetten in het spoor van Hem, die ons voorgaat als de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. We hebben (u, doen met de bede in het hart: wu n ij voor struikelen bevrijden en ga mij mei Uw heillicht voor. We hebben onze lippen te bewaren. We hebben dat te doen met de bede in het hartZet, Heer, een wacht voor mijne lippen, behoed de deuren van mijn mond. We hebben onze handen te bewaren, opdat die zich niet uitstrekken naar het verbodene. We hebben onze ooren te be waren voor de streelende stemmen der verleiding. We hebben onze oogen te be waren voor de verlokking der zonde. Dat zijü de buitenposten van de vesting mensehen ziel". Maar bovenal hebben we toch ons hart te bewaren, want in dat hart klopt óns leven, in. dat hart is het levenscentrum gelegen, uit dat hart gaan de uitgangen des levens. Indien we ods hart niet boven alles bewaken, baat ons al onze waakzaamheid voor de buitenpos ten niet. Maar juist het hart te bewaken is zoo ontzettend moeilijk, omdat ons hart een gebied is zoo, rijk en uitgestrekt dat er schier aan bewaken niet te denken valt. Ons hart is een wereld op zichzelf, een wereld van gewaarwordingen en storingen. De strijd, die we te voeren hebben om ons hart te bewaken is een oorlog, zooals thans in Europa gevoerd wordt, een oor log met lang gerekte fronten. We hebben te waken tegenover den vijand onzer ziel over de geheele linie van ons leven. We hebben te waken over ons verstand. We hebben te wakèn over .ons gevoel. We hebben te waken over onzen wil* We heb ben de wacht te betrekken bij al onze neigingen, bij al onze driften en liefheb berijen, bij al onze indrukken en luimen, letterlijk bij alles, wat met ons innerlijk leven in verband staat. Was de strijd die we te voeren hebLen tegen de machten der duisternis maar een bewegingsoorlog liep die strijd maar af met het leveren van enkele veldslagen, we zouden ons tot dien strijd kunnen toerusten en wapenen. Maar dat de heilige oorlog, die we te voeren hebben tegen het rijk der duister nis een positieoorlog is, een oorlog in langgerekte fronten, een loopgravenoorlog, dag op dag en week op week en maand op maand en jaar op jaar op de loer lig gend tegenover onze vijanden dat maakt ons zoo moede en put ons menigmaal zoo uit. Als het waken maar een bepaalde tijd duurde dan was het wel uit te houden. Maar dat onafgebroken wachthouden, dat immer in volle wapenrusting staan tegen over de listige verleidingen des satans, dat is schier niet om uit te houden. Als we maar strijden mochten en dan overwinnen of overwonnen worden dan was er een beslissing. Maar oorlog te moeten voeren met die ein deloos langgerekte fronten, zonder dat er eenige beslissing valt we weten thans hoe uitputtend en afmattend het is. En dat toch is de roeping van de kerk Gods op aarde. Over de gansche uitge strekte linie van het menschelijke leven heeft de kerk des Heeren de legioenen van satan tegenover zich. Hij legt zijn lagen op alle terreinen des levens. Hij spant zijn netten op het terrein van de kerk, op het terrein van den staat, op het ter rein van de maatschappij. Hij legt zijn lagen op het gebied van wetenschap en kunst. En tegenover die millioenen die zweren bij een wetenschap zonder God, een kunst zonder God, een litteratuur zonder God, een maatschappij zonder God, een staatkunde zonder God, een huiselijk leven zonder God, een school zonder God en zelfs epn vroomheid zonder God, heeft de kerk des Heeren een phalanx te vor men die al deze levensterreinen voor God opeischt. Oogenscbijnlijk, in getalsterkte, is de strijd zeer ongelijk, maar toch wie voor ons is, is minder dan die tegen ons zijn. Daarom kan de wereld de kerk des Hee-% ren nimmer vertreden onder den voet. Maar ook het rijk des Lichts behaalt in deze bedeeling geen volkomen zegepraal over het rijk der duisternis. Ze liggen tegenover elkaar, de legioenen der wereld en de legerscharen der kerk als de mil- lioenenlegers op het langgerekte Wester en Oosterfront. Voortdurend behalen de legerscharen der wereld kleine overwinningen op de heirscharen der kerk. Telkens en telkens wordt er een loopgraaf of enkele loop graven door den vijand genomen. Telkens en telkens weer zijn er Demasseo, die de tegenwoordige wereld liefkrijgen. Telkens zijn er, die in den maalstroom der zonde worden meegesleurd. Telkens zijn er en hun getal is niet gering die dorr de wereldmacht en wereldschit tering worden mee afgevoerd. Maar daartegenover staan de overwin ningen van het rijk des Lichts, de vele duizenden, die toegebracht worden door den arbeid der kerk en der Zending en der evangelisatiede brandhouten, die uit het vuur worden geruktde Saulussen, die op de stem van Jezus Hem te voet vallen. Tot een beslissende overwinning komt het evenwel in deze bedeeling niet. De eindoverwinning toeft, nu reeds zoovele eeuwen. De eindoverwinning toeft tot dat het teeken van den Zoon des menschen zal gezien worden, totdat de Christus komt dragend op ziju hoofd een gouden heer- scherskroon en in zijn hand een scherpe sikkel. Dat toeven van do overwinning, dat uitblijven van elke beslissing, dat steeds tegenover elkaar moeten liggen in langgerekte fronten, ieder moment en op elk punt wakend, dat is het uitputtende, maar niet te min het hoognoodzakelijke van den strijd van Gods kerk. En evenzoo is het in ons innerlijk leven. We hebben te strijden den strijd van den Geest tegen het vleesch. We hebben in dien strijd nimmer af te laten. We hebben ook innerlijk den strijd tegen satan te voeren over de geheele linie. We hebben ons te wachten voor de hoovaardij van het verstand,' vöor de verkeerde nei gingen van den wil en voor het bederf van het gevoelsleven. Maar ook deze strijd komt in dit leven niet tot beslissing. De macht der wereld behaalt haar overwinningen, neemt haar loopgraven. En ook, in de kracht Gods nemen we ze weer terug en ontrukken ons leven aan het verderf. Maar tot een volkomen triumf komt het hier niet. Het blijft strijd, immer strijd Strijd tot het einde 1 De overwinning toeft. Dit is het uitputtende en vermoeiende van onzen zielestrijd, maar geenszins mag onze werkzaamheid daarom vei fl luwen. We hebben de wacht te be trekken op elk punt van de lange front lijn van de machten der duisternis, die onze ziel willen verderven. Ons hart be hoeden tegenover de langgerekte fronten van satan en wereld en inwonende zonde kan Gods genade alleen. Elk hart, waar Hij het vernieuwende werk der genade in begon, wordt door Hem bewaard, be waard voor de hemelsche erfenis. Hij behoedt het door Zijn woord en geest. Zijn woord is het schild dat ons hart kan beschutten tegen de pijlen des boozen. Dan alleen kunnen we ons hart bewaren als we Gods Woord laten heerschen in ons hart. Dan worden onze eigen gedachten en overleggingen, onze inbeeldingen en gerechtigheden weggevaagd door den adem des Almachtigen. Dan wordt al onze sieraad tot asch, maar ook al onze asch tot sieraad. Als God door ziju woord en geest ons vernieuwt dan wordt ons hart wederom een tempel, waarin een loflied gezongen wordt voor den G >d des aan- ziens en des menigvuldigen ontfermens. Er is maar één weg om ons hart te bewaren en dat is de weg des Woords, dat is het onafgebroken luisteren naar het Woord van onzen Heiland, dat is het onafgebroken volgen van Hem, die de Overste Leidsman en Voleinder des ge loofs is. Wie hierin volhardt tot het einde, die zal zalig worden. de Kruijter. KERKELIJK LKVBN. i We ontvingen een schrijven, waarin ons ge vraagd werd of we eea paar wenken ter ken nis van onze lezers wilden brengen en we wilden daaraan met genoegen voldoen. Alvorens ze echter te plaatsen, achten we het gewenscht zelf ook een wenk te geven. Als iemand een of ander opgenomen wil zien in ons blad, dan sture hy het aan do Redactie, welker taak het is voor den inhoud te zorgen, en ciie alleen stukken opneemt, waarvan de afzender haar bij uame bekend is. Dit is de regel, waaraan ook zij zich te houden heëft. De bedoelde wenken hebben betrekking op een gebied, dat onze aandacht verdient. Er is een losheid van leven en van zeden, welke ook indringt in onze kringen, en waarvan de ge volgen zeer treurig zijn. Wij, die door ons werk in aanraking komen ook met de jonge menscheD, weten er helaas meer van dan ons lief is en daarom is het zoo noodig, dat er steeds op gewezen wordt. Hoe vaak gebeurt het, dat kinderen zeer ontvankelijk schijnen voor de waarheid, doch wanneer de kritieke leeftijd komt krijgt de wereld toegang tot hun hart en zjj hebben hoofd en hart vol van Edel heid, terwijl er geen tijd is om zich behoorlijk te wjjden aan de overdenking der H. Schrift. Zoo gaan 'de beste jaren door en als zij ouder Worden, hebben zij er geen lust meer toe. Deze diugen zijn zoo droevig, dat we. het niet zeg gen kunnen. Het gaat ons ter harte, dat zy\ die het merk- en veld teeken van onzen hoog- geloofden Koning dragen en w^ens liefdedienst nooit verdriet, zoo een prooi worden van de wereld. Laten de ouders en allen, die eenigen invloed ten goede kunnen uitoefenen, toch het oog open hebben en waken. Doch ik zou haast vergeten het verzoek en daarom zal ik er maar dadelijk aan voldoen. Wij laiten nu volgen, wat ons gezonden werd. „Jongedochters, die veel en lang 's avonds op weg of op straat zijn, worden, als z\j ooit trouweD, geen huisvrouwen, maar huiskruisen daarom jongelingenwacht u voor avoml vlinders. De vrouw die u gelukkig zal maken, vindt ge niet op straat, maar in huis, tot steun van hare goede moeder. Zie bij het kiezen van een levensgezel of g- - zei iü, niet in de eerste plaats op stand, geld of schoonheid; maar let veel meer op karakter, en bovenal op Godsvrucht, want de vreezc des Heeren is ook in huwelijkszaken, het beginsel der wijsheid. Kies, voordat ge een huwelijkskeuze doet, Spreuken 31, en tracht zooveel mogelijk, het aldaar voorgestelde ideaal te bereiken. Bezint, eer ge begint Want eerst gedaan Eq dan bedacht Heeft velen in 't verdriet gebracht. Kent de Heere in al uwe wegen, en HE' zal uwe paden recht maken". Hier wordt de vinger op de wonde gelegd en om die reden mag dit wel eens kort en duidelEk gezegd worden. Er zou nog wel meer van te zeggen zEn. Menige joi gedochter uit een christelyk gezin heeft op straat haar schaamte, dit schoon sieraad van een maagd verloren. ZE hoorde er taal, die haar eerst tegenstond, maar waaraan zü op den duur gewooD raakte en die haar zedelEk besef deed verstompen. ZE zag er, wat zy nooit had moeten zien en eer zy er aan dacht, was zy reeds op den weg, welke niet anders dan op haar schade kon uitloopen. Hoevelen zEn er niet, die op lateren leeftyd de wrange vruchten er van plukken, maar voor wie er geen ontkomen meer aan is. Wie telt al de tranen, welke er geweend wor den over een verwaarloosde jeugd. Voor hen, die in de waarheid onderwezen wor den van hun kindsche dagen af aan is er maar een weg, waarop zy vrede en vreugde beleven kunnen. Zy worden aan den dienst des Heeren gewyd en alleen door een overgave aan Jezvs kunnen zy gelukkig worden. De wereld moge zich kunnen vermaken in de zonde, zy' zullen het niet kunnen, omdat hun geweten hen zegt, dat zy er niet heoren. Het is een bange stryd welke er gevoerd wordt door de begeerlykheden des vleesches en een ontwaakte consciëntie, waarvan nooit eenige vrede te wachten is. Laten onze jongelingen en jongedochters het helder verstaan, opdat zy zich gewennen aan den Heere en vrede hebben voor hun hart.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1