Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 32e Jaargang. Vrijdag 18 Januari 1918 No 3 Redacteuren Ds. L BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vasts MedewerkersO.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELEMGA, B. MEIJER, F. J. v. d. EI0E, A. A. i. SCHELVEN en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsper kwartaal bij vooruitbetaling 50 cent. PERSVEREENIG1NG ZEBUWSCHB KERKBODE. Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. iJIT HET WOORD. Onze Zending. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentieprijs10 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAYE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. ISRAEL'S DEMOBILISATIE En nu, de Heere, uw God, heeft uwen broederen rust gegeven, gelijk Hij liun toegezegd hadKeert dan nu wederom en gaat gij naar uwe tenten, naar het land uwer bezitting, hetwelk u Mozes, de Knecht des Heeren, gegeven heeft op gene zijde der Jordaan. Jozua 22 4. Na de verovering van Kanaan brak, na vele jaren van harden strijd, eindelijk de lang verbeide stonde aan dat Israël de wapens kon neerleggen en het woelige oorlogstooneel kon verwisselen met het zitten onder eigen wijnstok en vijgeboom. Met mannenmoed bad Israël de moeite volle jaren van den oorlog doorworsteld en op de meest eervolle wijze werden aan de dappere krijgslieden door den opper bevelhebber de paspoorten uitgereikt. Ook de hulptroepen uit het over-Jordaansche, de Rubenieten en Gadieten en de halve stam van Manasse hebben zich dapper geweerd in den krijg. Vóór de inbezitneming van Kanaan had den deze Rubenieten en Gadieten en de halve stam van Manasse de toestemming van Mozes ontvangen om het land Gilead, ten Oosten van Kanaan, aan de overzijde van den Jordaan gelegen, in bezitting te nemen. Daar, in het grasrijke Gilead von den ze ruimschoots gelegenheid om hun talrijke kudde te weiden. Echter slechts onder één conditie gaf Mozes hun die ver gunning hun broederen trouw te helpen in den strijd tegen de Kanaanieten. En zie aan die belofte hebben ze ge trouw gestand gedaan. Wanneer ze door Jozua ten strijde wor den opgeroepen, rusten ze zich toe tot den krijg en nemen afscheid van hun vrouwen en kinderen, van hun woonsteden en bezittingen en trekken den Jordaan over om in bet groote leger van Israël ingelijfd te worden. En thans na een zevental oorlogsjaren is het moment aan gebroken dat ze naar hun haardsteden mogen terugkeeren. De opperbevelhebber houdt een eervolle toespraak. Gij hebt uwen broederen, zoo zegt hij, niet verla ten na langen tijd, tot op dezen dag toe. IJzeren kruizen ter belooning voor trou wen dienst kende men in die dagen nog niet, anders ware ongetwijfeld menigeen, met deze onderscheiding vereerd, naar zijn woonstede teruggekeerd. In elk geval op de meest eervolle wijze werden ze ontslagen uit den militairen dienst. Beladen met buit, roemend in Israëls God, die de overwinning schonk, trokken ze onder vroolijk gezang de veren van de Jordaan over en spoedden zich met blijden harten naar hunne huizen. Welk een idealisme ligt er in deze blad zijde voor onzen tijd. Demobilisatie wat is het voor onzen tijd een woord gewor den, vol van blijden klank. Denk het u eens in dat in dezen donkeren tijd, onder alle oorlogvoerende volken, schier in alle talen »op hoog bevel" de demobilisatie werd afgekondigd. Denk het u eens in dat het einde van dien gruwbaren wereldoor log eens was bereikt en dat de vrede eens weerkeerde. Hoe zouden alom de vredes- klokken, die eens alle weerbaren tot den oorlog opriepen, voorzoover ze niet omge smolten waren in kanonnen en granaten, hun jnbelende klanken doen hooren. Welk een blijdschap zou er golven door dit milliioenenlegerwelk een vreugde binnen de woningen, waar dag op dag naar den terugkeer van vader of zoon werd uitgezien, waar eiken dag tot God om den vrede werd gesmeekt. Wat blijdschap ook voor de neutrale landen, waar de legers uitgeput raken van het wachten, van het eindelooze wacht houden, nu reeds drie en half jaar lang. Naar huis 1 naar huiswie zal vertol ken de wereld van blijde gewaarwordin gen, die in dat woord ligt opgesloton voor hen, die reeds jaren achtereen gemobili seerd zijn. Hoe hunkert hun hart naar die enkele dagen verlof, naar het periodieke verlof? Hoe tellen ze de maanden, de weken, de dagen, als eindelijk, gelijk een ster in don keren nacht, het klein verlof in 't zicht komt En het is zoo volkomen te begrijpen dat dat zwerven in den vreemde, vol ontbe ring en ellende, zonder arbeid schier, al thans zonder arbeid, waar ze met volle toewijding zich aan kunnen geven, hen zoo uitput. Het is zoo volkomen te begrijpen dat het gedwongen saamwonen met zooveel geestelijke en zedelijke verwildering velen zoo moede maakt dat het niet is om uit te spreken. Is het niet volkomen te begrijpen dat in menig jong hart het brandend verlan gen ontwaakt naar eigen hnis en eigen arbeid en eigen woonstede. Daar ginds ligt hun arbeid 1 Daar ginds is hun leven Daar ginds is hun gezellig tehuis Menigmaal gevoelen ze zich als ballingen en wie geen verstrooiing zoekt in den dienst der zonde zwerft vaak in den vreemde doelloos om met geen ander ideaal in het hart dan naar huis naar huis Dat is wederom de zilveren rand rondom de donkere wolken, van het wereldoordeel dat in menig jong hart het ideaal van het huiselijke leven krachtig opleeft, dat menig jong hart thans inziet wat zegenende, be warende kracht God gelegd heeft in het huiselijke leven. Ons volk heeft de heerlijkheid van het gezinsleven steeds hoog gewaardeerd. Dichters van vorige eeuwen hebben dat geluk bezongen. Schilders hebben getracht het uit te beelden. Wie kent niet de schilderij van Mauve, waarop een eenzame landman, gezeten op zijn paard afgebeeld staat. De drassige landweg, de druilerige uatuur, de naakte hoornen deren hem niet, want hij is, na zijn moeizame dagtaak volbracht te hebben, op weg naar huis Of wie kent niet Israël's schoone schilderij Holland's binnenhuisje". Daar wordt het huiselijke leven op zijn schoonst u op doek getooverd. Rondom een eenvoudigen disch zit een visschersfamilie geschaard. Het middelpunt vormt het opengeslagen woord van God, waaruit de vader een gedeelte voorleest. Allen, jong en oud leven mee. De gelaatsuitdrukkingen toonen het u hoe zeer ze met aandacht en stille devotie luisteren. Dat is het huiselijke leven op zijn schoonst uitgebeeld Voor zulk een huiselijk leven gevoelde in vorige eeuwen elke rechtge aarde Nederlander. Eigen haard was hem goud waard. Maar de moderne wereldbeschouwing was er reeds een heel eind in geslaagd om in steeds breeder kring, ook onder ons volk, dat ideaal van het huiselijke leven te ondermijnen. Het leven in hel verlichte cafés, in bioscopen en theaters scheen meer geluk te bieden. Ongetwijfeld door de langdurige mobi lisatie heeft menig jong leven weer gevoeld welk een groote gave Gods er in het stille huiselijke leven gelegen is, welk een bron voor vernieuwing van kracht. Menigeen, die het gezellige huis te voren niet waardeerde zal door den duisteren tijd der mobilisatie tot grooter waardeering gebracht worden. Er is onder de militairen een spreek woord »thuis is het ook niet alles". Het is een van die echte ruwe soldaten-uit drukkingen, waarmede ze zelfs het beste en heiligste van het menschelijke leven trachten neer te halen en te vertreden onder den voet. Toch schuilt er in dat woord een waarheid, die vooral onze gemobiliseerde Christenjongelingen niet mogen voorbijzien. Ook het huiselijke leven is door de zonde aangetast. De ver woestingen die de zonde juist in het hui selijke leven aanbrengt zijn zoo verschrik kelijk. Zelfs het gezinsleven dat het hoogst staat is nog verre van volmaakt. En ook, het gezinsleven is een gave voor dezen tijd en kan nimmer het hart dat voor de eeuwigheid geschapen is bevredigen. Daarom is het ontegenzeggelijk verkeerd indien er ook onder onze Cbristenjongelingen zijn die in hun mobilisatietijd geen ander ver langen kennen dan verlof, verlof en nog maals verlof, die van de roeping waarmee God hen geroepen heeft niets [zien, die van de veerkracht des geloofs niets be zitten om ook hierin het kruis op te nemen en hun Heiland achter na te dragen. De militairen spreken van kankeren". Die immer over verlof-kankerende jon gens, zonder geloofsmoed, zonder vader landsliefde en .zonder geloofsidealisme, moesten er onder de onzen niet gevonden worden. Geve de Heere dat het tijdstip vojr de demobilisatie der volkeren niet ver meer zij. Laat ons gebed niet verflauwen. En breekt die schoone stonde aan, moge het dan blijken dat het niet enkel verlies ge weest is in die vreeselijke jaren, die God over de wereld bracht, maar dat er bij het ontzaglijke verlies toch ook nog winst te boeken valt. Dat onze zonen dan terugkeeren naar hunne huizen, roemend in Israëls God, die hen te midden van de verleiding en verlokking, te midden van de ruwste Gods vervloeking en het bruutste ongeloof staande hield. Dat onze zonen dan terugkeeren naar hunne huizen, rijk beladen met buit, dieper kennend de verdorvenheid van het men- schelijk geslacht en van elk menschelijk hart maar ook heerlijker kennend de groote genade die daar is in Jezus Christus, onzen Heere. DE KRUIJTER i I. -g-» KEBK£IJJK LETEAT. Toen ik naar Middelburg kwam, arbeidde hier reeds dr. Wagenaar, die door de Generale Synode aangewezen was om de liefde tot de zending aan te vuren. Hij had daartoe gaven ontvangen en zijn ijver voor deze zaak was groot. H\j heeft zich dan ook op behoorlijke wijze van deze taak gekweten en in zijn be minnelijk optimisme rekende hij weinig met de bezwaren, welke aan het totstandkomen van eigen zending in den weg stond. Op de daar toe belegde vergaderingen hebben velen onzer hem hooren pleiten en hij trachtte dan de op gekomen bedenkingen te ontzenuwen. Het was destijds een moeilijk werk, want het scheen wel, dat er nooit iets van komen zou, wanneer mannen, die in ons kerkelijk Zeeland goed thuis waren wezen op den werkelijken toestand. Er was echter een geluk bij, tegen de zen ding zelve had niemand bezwaar. Min of meer was ieder overtuigd, dat de kerk zich niet aan dezen arbeid ontrekken moest. Het bevel, dat Christus vóór Zijn heengaan tot den Vader gegeven had om het evangelie aan alle crea turen te prediken, was te duidelijk, dan dat iemand er iets tegen inbrengen kon. Daarbij kwam ook nog dat de liefde tot de zending reeds jaren geleden gewekt was in de Chris telijke Geref. kerk en dat men gewoon was er voor te offeren. Dit was ook het geval ge weest onder hen, die met de Doleantie mee gegaan waren. Doch verder was het nog niet gekomen. Er werd een collecte gehouden zen dingsbladen werden gelezen, zendingsredenen werden gehoord, maar voorts liet men de zaak zooals zij was. Hier en daar waren enkelen, die meer deden, maar de kerken stonden er nog vrijwel buiten. Toen er dan ook sprake vau kwam, dat het in Zeeland tot een eigen zending zou moeten komen, dachten velenja, dat zou wel mooi zijn, maar het gaat eenvou dig niet. Langzamerhand gevoelde men toch, dat het niet aanging om het bij praten zoo te laten en daarom scheen het een uitkomst dat Zee land op een voorderlige manier mee kondoen door een deel van Horstmans arbeid over te nemen. Een van de Generale Deputaten kwam naar ons gewest om het aannemelijke daarvan aan te toonen. Doch reeds op deze vergadering bleek, dat het niet zoo ineens zou gaan. De som, welke daartoe noodig was, leverde geen bezwaar op, maar er was niet de rechte sym pathie voor. Op een buitengewone Particuliere Synode te Goes gehouden moest het tot een beslissing komen. Met warmte en op eeu wel sprekende wijze werd een voorstel om daartoe over te gaan aanbevolen, doch de tegenstan ders deden zich op krachtige wijze gelden. Het werd duidelijk, dat het spannen zou en sommigen vroegen zich af, als eens bij stem ming het voorstel verworpen wordt, wat zal er dan gebeuren, en daarom wenschten zij, dat de vergadering zich eerst zou uitspreken, ot zij afgedacht van het aanhangig voorstel tot eigen zendiüg wilde overgaan. Het gevolg was verrassend. Op een paar stemmen na werd het besluit genomen om in elk geval tot eigen zending over te gaan. Daarna werd met een kleine meerderheid bepaald om niet in te gaan tot den arbeid van Horstman. Nu bleef er niets anders dan om een eigen zendingsterrein aan te vragen bij de Generale Synode en om een eigen arbeider te zoeken. Vurige voorstanders van de zending, maar die rekening hielden met onze kleine kracht schudden het hoofd, en meenden, dat we het onmogelijk ten uitvoer konden leggen. Doch er was opgewektheid om te werken en we waren nu eenmaal scheepsch en we moesten ook vareD. Wie de Zeeuwsche Gereformeerden kent, had er ook geen zwaar hoofd in, want indien zij eenmaal zich voor een zaak gegeven hebben, dan weten zij van volhouden. Aan deze historie dacht ik, toen de wisse-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1918 | | pagina 1