Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
29e Jaargang.
"Vrijdag 26 November 1915.
No. 48,
UIT HET WOORD.
RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, D. POL en F. W. J. WOLF.
Abonnementsprijsfranco aan buis per half jaar 70 cent.
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE.
Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az.
middelburg.
TOT GOD BEKEERD VAN DE AFGODEN.
1 Thess. 1 9b.
Het is een heerlijk getuigenis als Paulus
van de Thessalonicensen schrijven mag dat
zij tot God bekeerd zijn van de afgoden.
Hun vorig leven was droevig geweest,
gelijk dat van alle heidenen. Verduisterd
in het verstand door de zonde en ver
vreemd van het leven Gods door de on
wetendheid die in hen was, niet omstraald
door het licht der bizondere openbaring
dat God bij Israël ontstoken had, waren
zij verstrikt geweest door de listen van
Satan en bevangen met allerlei bijgeloof,
zoodat zij dienden die geen goden zijn, om
daarbij te verzinken in de schandelijkste
ongerechtigheid en zedeloosheid. Zij leefden
zonder God, wijl zonder Christus, en daarom
ook zonder hoop in deze wereld.
Maar Paulus was tot hen gekomen, de
groote Apostel van het Kruis, van den Heere
verkozen om zijn naam te dragen voor de
heidenen en de koningen en de kinderen
Israels. En het Evangelie was onder hen
niet alleen geweest in woorden, maar ook
in kracht en in den H. Geest en in vele
verzekerdheid, zoodat zij de genadebood-
schap der verlossing met blijdschap hadden
aangenomen. Een groote en heerlijke ver
andering had er toen bij hen plaatsge
vonden. Met oprechte droefheid zagen en
bekenden zij, dat zij tegen den Heere, den
God des hemels en der aarde overtreden
hadden. Diepe schaamte vervulde hun hart
nu zij de nietigheid en de schandelijkheid
van den dienst verstonden, met welken zij
de afgoden vereerd hadden. Door oot
moedig geloof, een werk van Gods Geest
in hunne harten, omhelsden zij Jezus Chris
tus als hun Verlosser en Zaligmaker, in
wien zij vergeving vonden en gemeenschap
met God. En met hun gansche hart waren
zij begeerig geworden om, met prijsgeving
van al hunne afgoden, den Heere te dienen,
den levenden en waarachtigen God, om
naar zijn heiligen wil in zijne wegen te
wandelen. Het woord des Apostels was
aan hen vervuld geworden De droefheid
der wereld werkt den dood, maar de droef
heid naar God werkt een onberouwelijke
bekeering tot zaligheid. Zij waren tot God
bekeerd van de afgoden, om den levenden
en waarachtigen God te dienen.
Zulk een bekeering nu is in het wezen
der zaak noodig voor een iegelijk mensch.
Het is waar dat wij, die in een christe
lijk land geboren en in de kerk des Heeren
opgevoed zijn, ons niet als de heidenen
voor stomme en levenlooze afgoden neder-
buigen. Maar het is evenzeer waar dat wij,
zonder waarachtige bekeering, met ons
hart toch afgodendienaars zijn en van na
ture vreemd aan den dienst van den leven
den en waarachtigen God. De natuurlijke
mensch dwaalt op den breeden weg der
zonde van God af, om naar het verderf en
den dood zijn aangezicht te wenden, en hij
dient daarbij goden die door hem zelf be
dacht zijn. Dat kan nu eenmaal niet anders,
want naar den ingeschapen trek des harten
heeft elk mensch behoefte aan een hoogere
Macht die boven hem staat, om daarvoor
aanbiddend zich neder te buigen. Wie
mensch is voelt zich afhankelijk, en kent
en dient hij nu den levenden God niet,
dan versiert en maakt hij zich goden, want
zijn hart wil rusten in iets, in iemand die
buiten en boven hem is.
Dit zien wij in onze dagen zoo duidelijk
in het helaasweer oplevend heidendom
in christelijke landen. Duizenden verwer
pen Gods Woord, en waar zij nu alleen
staan en zich eenzaam gevoelen in de groote
wereld, zonder steun en houvast, daar
geven zij hun hart dat tot aanbidding toch
geschapen is, aan dingen weg die bij de
heidenen der oudheid reeds bekend en ge
meen waren. Juist in de meest ontwikkelde
standen bloeit in ongeloovige kringen de
zwarte kunst weer op en het geloof aan
het doen van bovennatuurlijke dingen en
het oproepen van bovennatuurlijke krach
ten. Tooverij, waarzeggerij, magische kunst,
en hoeveel meer niet, worden in onzen
verlichten tijd beoefend, een sterke be
vestiging der waarheid dat het hart des
menschen tot God geschapen is, en waar
het God verwerpt, zichzelven weggeeft en
moet weggeven aan die geen goden zijn.
Maar ook als het licht des goddelijken
Woords bij ons op den kandelaar schijnen
mag, houden wij zonder waarachtige be
keering van afgoderij ons niet rein. Wie
anders leert, kent het menschelijk hart
niet en slaat Gods Woord in het aange
zicht. Als God door Zijn Geest ons hart
niet vernieuwt en met zijn hand ons niet
op de paden leidt, die Hem welaangenaam
zijn, doen wij van nature dezelfde dingen
als de heidenen. De namen der afgoden
mogen anders luiden, de afgoderij die wij
plegen is in wezen en wortel dezelfde. Al
moge veel vermeden worden van 't geen
wij in de kringen der wereldsche lieden
zien gebeuren, ook onder hen die den
Christennaam dragen en in de zichtbare
kerk een plaats hebben, zien wij den een
Mammon aanbidden, een ander afgoderij
bedrijven met kinderen, ouders of gelief
den, een derde onmatige eer bewijzen aan
wetenschappen en kunsten, een vierde
onbedacht leven voor weelde, wellust en
zingenot, een vijfde maar waartoe meer
Al te duidelijk is het, dat wij van nature
afgodendienaars zijn, is het niet in onze
eigene oogen alzoo, dan toch in de heilige
oogen des Heeren.
En zoo blijft dan het woord van kracht,
dat wij allen tot God moeten bekeerd wor
den van de afgoden, opdat ook wij den
levenden en waarachtigen God dienen
mogen. Dienen doen wij altijd 't is maar
de vraag of dit de slaafsche dienst is, aan
de afgoden der wereld gewijd, die de ziel
verlaagt en rampzalig maakt, dan wel de
blijmoedige en verheffende dienst van Hem,
in wien wij door Christus Jezus onzen God
en Vader vonden, wiens genade en volheid
ons arme harte vervult en bevredigt, wiens
liefde ons rijk en zalig maakt, wiens kracht
in onze zwakheid vervuld wordt.
Wie het leven der bekeering kent, heeft
nogthans altijd te waken dat het bege
nadigde hart tot afgoderij niet weer wordt
afgetrokken.
Ons menschelijk hart is zoo arglistig, ja
doodelijk, wie zou het kennen? En de
duivel gaat om als een brieschende leeuw,
zoekende wien hij zou mogen verslinden.
Hoe menigmaal worden Gods trouwste en
teederste kinderen er aan ontdekt, dat
tusschen God en hunne ziel een afgod zich
ingeschoven heeft. En dan is het gedaan
met den vrede en de genieting van de ge
meenschap des Heeren, want de Heere is
een jaloersch en ijverig God, die zijne eere
zich niet rooven laat.
Wandelt daarom met voorzichtigheid en
in ootmoedigheid des harten. Vertrouwt
uzelven niet, maar God alleen. Vraagt den
Heere dat Hij zich steeds meer aan u
openbare, opdat gij Hem kennen moogt
in zijn volheid en algenoegzaamheid. God
recht te kennen doet van de afgoden afzien,
leert ons die wegwerpen voor de mollen
en vledermuizen en roept telkens meer de
liefde van het hart wakker om Hem en
Hem alleen te dienen. Hoe de afgoden,
die om de gunst des harten boeleeren, u
dan bij oogenblikken ook mogen aftrekken
in het licht des Heeren wandelendeen
door zijne genade rijk gemaakt, zult gij
de zaligheid uwer zielen hoe langer hoe
meer bij Hem zoeken, den levenden en
waarachtigen God, die u tot alles genoeg is.
Zalig wie met Asaf zeggen mag
Wien heb ik nevens u omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog
Op aarde nevens u toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vleesch en hart,
Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed!
Ps. 73 13.
Van der Veen.
KERKELIJK LEVEN.
Voor de Winteravonden.
Kerkhof.
Brieven zonder geheimen.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent
Familieberichten 10 cent per regel.
UITGAYE YAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D.
LITTOOIJ Az., Middelburg.
En hoe gij tot God bekeerd
zijt van de afgoden, om den le
venden en waarachtigen God
te dienen.
Als de winter begint, zien velen uit naar
een mooi boek om zich mee bezig te houden
op lange avonden in de door warmte en licht
gezellig geworden huiskamer. Voor zulke
leesgierigen, die tevens liefst een degelijk en
onderhoudend boek ter hand nemen en niet
dan by uitzondering een romantisch verhaal
lezen, is iets moois verschenen bij den uitgever
W. Kirchner te Amsterdam. Niet onder de
rubriek „Boekaankondiging" wordt daarop de
aandacht gevestigd, maar hier ter plaatseom
dat de verschijning van dit werk belangrijk
is voor ons jonge Gereformeerde volk. De
Utrechtsche predikant Ds. J. G. Rullmann
die op het gebied van beschrijving der kerk
historie der vorige eeuw zich reeds verdienstelijk
gemaakt heeft door zijn vroeger verschenen
boek: „Een nagel in de Heilige plaats", waarin
hij in losse schetsen Reveil en Afscheiding be
handelde, heeft nu bewerkt de vóórgeschiedenis
vóór de Doleantie. Zijn nieuwe pennevrucht
heet: De Strijd voor Kerkherstel. En het is
dat boek, dat we in het bizonder aanbevelen
om er gedurende den winter kennis mee te
maken.
Onlangs nog wezen we er op in ons stukje
over de Catechisaties, dat het zoo noodzakelijk
is voor ons jeugdig geslacht, dat zij behoorlijk
kennis dragen van wat in de vorige eeuw in
ons Vaderland gebeurde op kerkelyk erf. Ieder
moet weten, waarom de Gereformeerde kerken
in ons vaderland zich met goed recht kunnen
aandienen als de meest zuivere openbaring van
Christus' lichaam hier te lande. Zy, die de
dagen der Doleantie en wat daaraan vooraf
ging, zeiven niet meemaakten, ondergingen
niet den geestelijken bezielingsdoop dier bewe
ging en hebben des te meer noodig zich goed
op de hoogte te stellen van al wat de geesten
in die dagen beroerde. Het voordeel van
Rullmanns boek nu is, dat hy in een frisschen
en levendigen sty 1 van korte schetsjes de his
torie voorbij uw oogen laat gaan. En als ge
dit boek van 380 bladzyden compressen druk
hebt doorgelezen, dan weet ge niet alleen heel
wat meer af van de kerkgeschiedenis der 19de
eeuw, maar dan zult ge met nog meer genoe
gen hetzelfde boek een tweede maal herlezen
en ook andere boekwerken over dezelfde ge
beurtenissen naslaan.
Er kan, nu er in vele kringen verslapping
van beginsel dreigt, niet met genoeg klem op
gedrukt worden Lees de kerkgeschiedenis der
vorige eeuwHet geloofswerk van ons voor
geslacht mogen wij niet te schande maken.
En een volksboek als dat van Ds. Rullmann
is daarom voor de jongeren onder ons een
gouden kleinoodWij zeggen den schrijver
dank en wenschen hem sterkte bij de voltooiing
van het derde deel, waarin de Doleantie zelve
zal worden geschetst. Maar intusschen raden
wij een ieder te beginnen met deze mooie his
torische schetsen te lezen. Een groot aantal
portretten, die ons de personen voorstellen op
den leeftijd waarop zy destijds kerkelyk op den
voorgrond traden, maakt dit boek nog aan
trekkelijker. Een militair in Utrecht heeft
zich boveiidien verdienstelijk gemaakt door aan
het boek een nauwkeurig register toe te voe
gen, zoodat het naslaan voor den lezer of de
lezeres zeer is vergemakkelijkt.
Assen, 16 Nov. 1915.
Zeergeachte Redactie.
Ge zyt soms zoo vriendelijk ongevraagd een
brief uit het Noorden in uwe Kerkbode op te
nemenen zoodoende schepte ik moed om nu
eens een klein plaatsje te vragen voor een niet
al te groot briefje. Het is in verband, met het
geen de vorige week over my in uw blad ge
schreven is. Ik behoef de pen niet op te nemen
om u te verbeteren, want ge hebt zoo zuiver
mogelijk myn gedachte vertolktdat komt
zeker nog vao de oude vriendschap.
De bezwaarde broeder kan gerust zyn. Ik
ben geen anti-militairist. En ik ben geen ultra-
pacificist. Ik ben er innig van overtuigd, dat
de Overheid het zwaard draagt en aan de onder
danen het zwaard geeft om de indringers te
weren. Ook twijfel ik er niet aan, dat de oor
logen in den raad Gods zyn opgenomen, en
dat al deze dingen geschieden moeten naar Zyn
wyzen en heiligen wil, die altyd goed is.
Mannen als Gideon en David, die de oorlogen
des Heeren hebben gevoerd, heb ik lief en acht
ik hoog. En dan onze prinsen, uit het huis van
Oranje-Nassau, Willem I, Maurits, Willem III
Wie zou ze ooit ondankbaar vergeten Niet
tegenstaande ik zeer vredelievend van aard ben,
dweep ik toch niet met het streven der paci-
ficisten. Ik geloof, dat men evengoed een bond
kan oprichten tegen de aardbevingen, als een
bond tegen de oorlogen. Ondanks die bonden
bly ven de oorlogen evengoed als de aardbevingen
komen. De menschelyke natuur is vulkanisch.
Ik vind die bonden alleen goed tot eenige ver
zachting en leniging en mocht het zyn ook
tot eenige beperking, doch van dat laatste ver
wacht ik niet veel. Het vuur is het ingewand
der aarde, en het vuur in het binnenste des
menschen is zoo machtig. Maar laat men het
probeeren. Het is goed voor den mensch, dat
hy worstelt, al is het ook tegen een overmacht.
Worstelen maakt sterk.
Intusschen is de kwestie van den oorlog niet
zóó, dat ze in een briefje van alle kanten kan
worden bekeken. Daar dient zoo'n brief ook
niet toe. Zoo'n brief is de opwelling van een
oogenblik. En dat weten de trouwe lezers dier
brieven dan ook wel. Ze kennen zoo langzamer
hand den schryver, en brengen, wat hy van
daag schreef, in verband met wat hy gisteren
te lezen gaf. We leven in deze wereld by in
drukken, en vooral tegenwoordig. Tenminste
wanneer we niet tot de slapers behooren, maar
zien, wat te zien is, en hooren, wat te hooren
is. En dat leven by indrukken kan geen kwaad,
als wy Gods Woord slechts hebben tot een