Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 29e Jaargang. Vrijdag 28 Mei 1915, No 22. UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste Medewerkers: D.D. R. J. v. d. VEEN, J. D. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, fl. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, D. POL en F. W. J. WOLF. Abonnementsprijsfranco aan huis per half jaar 70 cent. uitgaye van de PERSVEREENIGING ZEEUWSCHB KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. LITTOOIJ Az. Middelburg. NIET ZAAIEN EN NIET MAAIEN. De Prediker was koning over Israël te Jeruzalem. En als zoodanig leefde hij zijn leven in den kring zijner hovelingen, bezig gehouden door de dingen van het landsbestuur, in beslag genomen door de politiek naar binnen en naar buiten. Maar behalve regeerder was hij ook een liefhebber der wijsheid, begiftigd met den drang, die een gave Gods is, om te onderzoeken en na te speuren, al wat er geschiedt onder den hemel. Wiens lust het was om ook al vermeerderde hij daardoor smart bezig te zijn in het vermeerderen van wetenschap. En als zoodanig hield hij zijn leven niet binnen den kring van zijn hofstoet, binnen de zaken van zijn staatkunde en van goede of slechte verhouding met de hem omrin gende mogendheden besloten, maar liet zijn blik gaan over alles wat hem omringde. Als zoodanig wist hij niet alleen, wat er omging in de kabinetten der vorsten, maar evengoed wat zich afspeelde in hart en leven van den vergetenste van zijn onder danen. In hun liefde en in hun haat, in hun zorgen en in hun vreugde verstond hij de mannen en de vrouwen, over wie hem de Heere den scepter in handen had gegeven, zooals hun leven, naar den maat staf van dien tijd, koortsig verteerde in de steden, niet minder dan zooals het bleek te schemeren stond tot zelfs in 't uiterste dorpje aan de grens. Daarom juist een te beter regeerder, omdat hij behalve wetten en bestuursmaatregelen ook kende den mensch. Zelfs kende in dat tweeërlei opzicht, waarin hij te kennen belangrijk isin zijn overal en door alle tijden heen eender wezen. En daarnaast in zijn ein- delooze verscheidenheden van aanleg en van karakter. Juist daarom is zijn boek geworderf zulk een belangwekkend, zulk een leerzaam boek. Wat hij hier geeft in de bovenneer- geschreven uitspraak is een woord voor degenen, die weifelen om de wegen Gods te gaan. Wel te verstaan niet weifelen, omdat ze aan die wegen geen lust hebben, of uit trage gemakzucht. Maar uit moe deloosheid over de te wachten uitkomst. Uit al te groote en al te nuchtere voor zichtigheid, die maar niet anders kan dan alle dingen altoos zwart zien. Stel het was einde October, als er in den avond al iets huivert door de lucht van den nabijen winter. Of het was Fe bruari, als de winter afscheid neemt en er iets als een voorjaarsgerucht door alle harten, iets als een ontspannen van ver stijfde ledematen door het lichaam der aarde gaat. Het was, in één woord, de tijd van het zaaien, 't zij van het winter graan of van de zomervruchten. Als uit den voorraad het zaaisel werd te hoop gelegd. Als in alle huizen werd gewacht en uitgekeken tot de ploegossen hun werk zouden hebben gedaan en het veld open zou liggen, om in zijn vruchtbaren grond te ontvangen, wat voedsel zou moeten wezen in den komenden tijd. Laat dan de meerderheid der dorpsbewoners, als 't zoo ver gekomen was, den goed ge- vulden zaaikorf met zich nemen, om niet weer te keeren vóór hij was geleegd, er waren er altoos die achterbleven. Die maar aldoor vóór hun woning stonden en uitzagen naar het westen, en den eenen dag vóór en den anderen na voorbij lieten gaan, en die er maar niet toe kwamen, om te doen wat de anderen deden. Dat waren de weifelaars. Die wel wis ten, dat het zaaienstijd wasen die ook wel gaarne de hand strooiende over de voren hadden laten gaanMaar die ook wisten, dat het zaaisel niet kan ontkiemen, tenzij de vroege in October of de spade regen in Maart of April was gevallen. En, waar ze nu nog maar steeds den noordewind die den regen verjaagt, om zich heen voelden blazen, waar zouden ze van daan halen den moed om het werk te doen, dat noodig was, waar ze toch vooruit konden zien, dat het onder deze omstandigheden niet kon slagen. Of misschien was het de tijd van den oogst. De tijd waarin het gouden graan moest vallen door den sikkel, in blijdschap naar den dorschvloer gebracht en opge borgen in de schuren. Ook dan, wanneer bij buren en vrienden er niemand meer thuis was, omdat de arbeid op aller han den beslag had gelegd, stond hun os nog in den stal inplaats van vóór de dorsch- slee te zijn gespannen, en wuifden op hun land nog de halmen, waar dat der anderen reeds dagen niets dan een stoppelveld vertoonde. Want ook dan zagen ze meer dan het gewicht der aren het aanschijn van den hemel aan. En omdat er nog nooit een oogenblik was geweest, dat hun vorschende blik aan dien hemel geen enkel wolkje had ontdekt dat er dus geen gevaar was geweest voor regen die, als de Spreukendichter ergens zegt, bij den oogst behoort als sneeuw in den zomer daarom lag al 't gereedschap nog steeds ongebruikt en voelden de spieren van rug en armen nog al maar niets van de vermoeienis van het zware maaierswerk. Dwaze menschenzegt de prediker. Dwaas, ja waarlijk? Want wie zoo han delt, voor dien zal er nooit een oogenblik aan kunnen breken, waarop hij aan den arbeid begint. Met zijn al maar weifelen en wachten verspeelt hij de kostelijke uren en dagen. Als straks de winter komt is er nog niet gezaaid. Als straks werkelijk de herfstvlagen losbreken, staat het koren nog op het land, om nu eerst recht te worden neergeslagen en al zijn waarde te verliezen. En gold het nu nog maar een werk van liefhebberij, dan maakte het nog niet veel, of 't gedaan zou worden of niet. Maar van liefhebberij geen sprakeGod die het landvolk onderwijst door en in de wet van het zaaien en oogsten, heeft ze ook dit wel doen verstaan, dat na niet eens zoo veel tijd het verzuim onherroe pelijk is geworden en niet meer kan wor den hersteld. En daaromniet eindeloos naar wind en wolken getuurd, niet einde loos geweifeld, maar aangegrepen den op- gelegden arbeid, ook al wordt door nog zooveel gevaren de goede voortgang ervan bedreigd. Is het dan vraag die de zwartgal lige altoos doet maar het beste om zorgeloos te wezen, op omstandigheden niet te letten en onbesuisd maar voort te gaan? Niet de Prediker die het zegt! Juist waar dat werk, dat gedaan moet, niet een eigenwillig werk is, maar een plicht, die niet mag worden nagelaten. Het is niet de bedoeling dien weifelaars te leeren, dat het een slechte raad is ge weest van denzelfden koning Salomo, die deze gedachte uitsprak, om toch op tijd en wijze acht te geven. Dit is de bedoe ling hen te waarschuwen, dat ze niet door te veel en te langdurig, te uitsluitend daarop acht te geven, niet doen wat hun hand vindt om te doen. Dat ze in het aan den dag leggen van zeker onmisbare voorzichtigheid, toch op hun hoede zullen wezen voor het tegelijk bezield worden door zondig ongeloof. Door te vergeten, dat er bij al hun werk ook nog een werk Gods isen dat een iegelijk die God kent, op dat werk dan ook mag vertrou wen, zich mag verlaten op de wijsheid en de liefde, die in dat werk steeds aan den dag treedt. En daarom is de les van zijn inzicht dan ook voor ons zulk een belangrijke les. Zulke weifelaars die op den wind acht geven en op de wolken zien, zulke zwart gallige mannen en vrouwen ontbreken ook nu niet. Verslappend is de vervulling van hun tijdelijke of geestelijke taak, omdat ze er allerlei bezwaren aan verbonden zien, allerlei gevaren die het welslagen van dat werk op velerhande manier bedreigen. Belemmerd in het tenuitvoerleggen van allerlei voornemens, die ze toch kennen als niet ongeoorloofd, niet met Gods Woord in strijd, omdat ze gedurig vreezen voor mislukking. Bij wie het nooit verder komt dan tot een begeerte om het te doen, tot een zich afvragen zal ik het doen tot een op het punt staan om het te doen maar tot een uitvoering komt het nooit als het op 't doen van den beslissenden stap aankomt, dan treden ze terug. Welnu, ook wij hebben in zulke ge vallen onszelf te onderzoekenons de vraag voor te leggen, of zulk weifelen ook misschien in ons hart vrucht van on geloof kan zijn. Boven heel de schepping zetelt God de Heere die haar heeft gemaakt. Zon, maan en sterren loopen hun banen naar het gebod zijner majesteit. Werelden zijn aan zijn macht onderworpen. Oceanen zet Hij hun grenzen. Maar ook liggen in zijn handen de draden van aller men schen leven. Ook deelt Hij uit het lot van ieder onzer. En dat niet alleen in de groote dingen, bij de groote keerpunten van uw bestaan, als er beslissingen dienen genomen, die voor heel uw levensgang hun nawerking zullen hebben, ook in het klein bewegen van onbeteekenende dingen is het zijn Goddelijke vinger die richting en snelheid van die beweging aangeeft. De voorzienigheid des Ileeren de Cate chismus herinnert het zoo terecht is de alom tegenwoordige en almachtige kracht Gods, die niet slechts oorlog en vrede, wereldramp en volksbloei, maar die ook loof en gras en gezondheid en ziekte, die het kleinere en het kleinste zelfs be stuurt. De Schrift laat het u nog tast baarder ziener valt geen musch van het dak zonder den wil uws hemelschen Vaders. Bekende gedachten, de een na de ander Honderd malen in herinnering gebracht En evenveel keer toch allicht weer ver geten. Maar al te vaak krachteloos in geval we verkeerden in omstandigheden, waarin we ze juist noodig hadden om ons voor ongeloof te bewarenen daarom telkens weer moeten vernieuwd. Wel zal die vernieuwing dan nooit na laten schaamte bij ons te weeg te brengen. Nu 't er juist op aan kwam, blijken we immers die gedachte weer te hebben los gelaten Nu 't er om ging, dat in ons leven aan den dag zou treden, dat het Woord Gods de waarheid voor ons was, hebben we 't behandeld als ware het leu gen Waar we 't beleden een licht voor ons te zijn, hebben we gedaan als ware er slechts duisternis, waarin we onzen weg moesten zoeken. Maar behalve schaamte zal ze toch ook weer troost ons geven. Wat ook wankele, de trouw Gods wankelt nietWat be- zwijke, niet zijn beloftenHoezeer de noordewind waaie in den zaaitijd, de wolken in den dag van den oogst zich samen pakken, het werk Gods zal het alles maken. Hoezeer onze voornemens schijnen niet te slagen, wentel uwen weg op den Heere en vertrouw op Hem, Hij zal het maken. En uit troost bloeit dan de moed weer op. Wie op den wind acht geeft, die zal niet zaaienen wie op de wolken ziet, die zal niet maaien. Maar die op den Heere vertrouwt, neemt het belijden van den psalmdichter overde aarde geeft haar gewas God, onze God zal ons zegenen. Van Schelven. Winnen we Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentieprijs 15 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentien tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. Wie op den wind acht geeft, die zal niet zaaien, en wie op de wolken ziet, die zal niet maaien. Prediker XI 4. MAKKELIJK MEYMW. II. Onze Belijdenis. De tijd is voorbij, waarin aller oog gericht was op bepaalde punten van onze belijdenis. In den kriDg onzer Kerken was een beweging ontstaan, welke de vraag dringend naar voren brachtWat zal de toekomst baren Eensdeels was bet een poging om ons verder te brengen. Zooals bekend is liep de strijd over bet Supra- en Infra-lapsarisme, over de eeuwige en tijdelijke rechtvaardiging, over de veronderstelde weder geboorte by den Doop en nog andere minder belangrijke zaken. Over bet Supra en Infra was er reeds verschil van gevoelen aan 't licht gekomen op de groote Synode van Dordtrecbt in de jaren 1618 en '19, maar tot een beslis sing was het niet gekomen. De belijdenis was infra gebleven, maar tevens was uitgekomen, dat zij, die het supra warm verdedigden in de Geref. kerken geduld konden worden, wijl zij de hoofdwaarheid, waarover het ging, met hun gansche hart voorstonden. Ook in de eerste jaren der Afscheiding was het verschil wel eens aangeroerd en het wae te voorzien, dat het niet zoo gemakkelijk tot rust zou komen. Eindelijk kwam het op de Synode van Mid delburg in 1896 weer aan de orde, maar ook het besluit van die vergadering kon den vrede niet hergeven. Eerst op de Synode van Utrecht

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 1