Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 29e Jaargang. Vrijdag 21 Mei 1915 No 21. UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vaste MedewerkersD.D. R. J. v. d. VEEN, J. 0. WIELENGA, F. J. v. d. ENDE, A. D. C. KOK, J. H. LAMMERTSMA, L. v. LOON, 0. POL en F. W. J. WOLF. PERSVEREEN1GING ZEEUWSCHE KERKBODE. Adres van de AdministratieA. D. L1TTOOIJ Az. Middelbnrg. Sedert vele eeuwen is de Kerk des Hee- ren verdeeld over het dusgenoemde Dfilioque", d. i. over de vraag, of de Hei lige Geest uitgaat alléén van den Vader, dan wel van den Vader »èn van den Zoon". Wie oppervlakkig oordeelt is geneigd, deze strijdvraag te rangschikken onder de leerstellige haarkloverijen. Toch hebben we hier te doen met een leerstuk van de éérste orde, dat ook in rechtstreeks ver band staat met de practijk der godzalig heid. Gaat de Heilige Geest buiten den Zoon om, onmiddellijk van den Vader uit, dan vloeit daaruit voort, dat er ook is tweeër lei Godsopenbaring, onafhankelijk van el kander eene openbaring des Zoons, in het Woord, en eene openbaring des Heiligen Geestes, in het hart. En omgekeerd is er dan ook voor óns tweeërlei weg tot den Vader. Christus is dan niet de weg, maar slechts één wegeen andere weg is de Heilige Geest. Waaruit dan weer volgt, dat wie aan den Zoon en aan het Woord zich houdt allicht meent, den Geest minder noodig te hebben, en evenzoo wie den Geest bezit, het zonder het Woord en zonder den Zoon te kunnen doen. Merkwaardig is dan ook dat ge nergens opvallender, dan juist in de kerk van het Oosten, waar de belijdenis van den uit gang des Heiligen Geestes ook van den Zoon geloochend wordt, tweeërlei stroo ming van ouds onverzoend nevens elkander ziet loopende doode orthodoxie die aan het Woord, aan de leer, aan de belijdenis, aan de uitwendige openbaring, door het verstand toegestemd, genoeg meent te heb ben en de valsche mystiek, de geestdrij verij, die, het Woord gegringschattende, zweert bij het inwendige licht. Ten dezen aanzien nu wordt ons de rechte weg gewezen door het Schriftwoord, dat tot uitgangspunt voor deze overden king werd gekozen. Jezus, wetende, dat de ure nadert, waarop Hij, na volbrenging van zijn werk in den staat der vernedering, zal heengaan van deze aarde, belooft den discipelen de komst des Troosters. En wat nu zal die Troos ter doen? Met nadruk doet de Heiland het den Zijnen verstaan, dat die Trooster niet zal komen met een nieuwe openbaring. Hij komt niet om het werk van Christus te verbeteren, zelfs niet om het aan te vul len, om er nog iets aan toe te voegen. Neen. »Hij zal u in al de waarheid leidend. w. z. Hij zal als een betrouw bare gids u leiden toten rondleiden in de u in Mij, Christus, volledig geschonkene waarheid. Christus is en blijft de waarheid, evenals Hij is de weg. Dat de Heiland het zóó bedoelt, blijkt uit hetgeen Hij er op laat volgen»Want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zoo w.at Hij zal gehoord hebben (van Mij Christus) zal Hij spreken"En dan volgt ons motto-vers»Die zal Mij ver heerlijken want Hij zal het uit het mijne nemen, en zal het u verkondigen". Hier ziet gij nu tweeërlei. Eenerzijds Christus is niet de Uitdeeler zijner eigene gaven. Dat werk is, naar de onschendbare orde der Goddelijke Huis houding, gezegend in het Goddelijke Wezen? den Heiligen Geest toebetrouwd. Daarom trekt de Zoon, na door Zijn werk den Vader te hebben verheerlijkt, zich terug, en maakt plaats voor den Geest. Die zal nu Hem verheerlijken. Zoo is het Gods Kerk nut} dat Christus weggaat. In Christus moge de weg tot den Vader ontsloten zijn, die weg kan ons niet baten, zoolang wij er niet op wandelen. En er ons op te doen wandelen, dat is het eigen werk des Geestee. Die brengt Christus tot ons hart, en omgekeerd, ons hart tot Christus. De Geest, die de diepten Gods doorzoekt, daalt ook af in de diepten van het zondaarshart, en brengt alzoo het rechtstreeks contact te weeg tusschen het zondaarshart en Christus, in Wien het dan weder den Vader vindt. Maar nu ter andererzijde is dat ook het groote, ja het éénige werk van den Geest, waartoe Hij op het Pinkster feest van den hemel nederdaaldeChris tus verheerlijken! Leest maar eens aandachtig de groote rede, door Petrus gehouden over de saam- gestroomde volksmenigte op den dag, toen zij allen vervuld werden met den Heiligen Geest". Wat is de inhoud van die rede Waarover gaat het in die rede? Is het niet ééne doorloopende Christus prediking Gij zoudt allicht verwacht heb ben Petrus zal op den grooten dag des Pinkerfeestes, vol zijnde van den Heiligen Geest, die zooeven is uitgestort, nu ook over dien Geest en zijn werk spreken. Maar gij vergist u. »Die zal Mij verheerlijken zoo had Jezus gezegd, toen Hij zijn discipelen de komst van den Trooster beloofde. En de de Trooster-zelf, van den hemel nederge daald zijnde, en dezen dag op gansch on gekende wijze de apostelen vervullende, doet van stonden aan blijken, wat het doel is van zijn komst, waarin zijn groote werk bestaat. Niet anders, danChristus ver heerlijken. Petrus, op den grooten Pinksterdag vol zijnde des Heiligen Geestes, is in zijne prediking vol van Jezus. Hij herinnert aan de krachten en wonderen, en teekenen, door Jezus gedaan. Hij roept weer voor de aandacht, dat kruis, dat daar weinige weken geleden op Golgotha stond opge richt, en waaraan de handen der onrecht- vaardigen Jezus hechtten. Maar dan verkondigt hij het tevens, hoe God Hem heeft opgewekt, en hoe Hij het nu is die, door de rechterhand Gods ver hoogd zijnde, dit uitgestort heeft. Welnu, erkent dan, o Israël, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, n. 1. dezen Jezus, »dien gij gekruist hebt Op deze prediking, waarvan Christus het groote middenpunt was, is toen rijke vrucht gevolgd. Een schare van omtrent driedui zend zielen liet zich doopen in den naam van Jezus Christus. Ja, het was op den grooten Pinksterdag »Jezus, Jezus, uw Naam zij de eer, Want Gij zijt der menschen en engelen [Heer". En zooals nu de Heilige Geest op den Pinksterdag zijn werk inzette, zoo is Hij ook voortgegaan tot op dezen dag. »Die zal Mij verheerlijken zóó blijft het, door de eeuwen heen. Alle waarlijk door den Geest bezielde predikers waren Christus-predikers. Nooit stelt de Geest zichzelven en zijn eigen werk op den voorgrond. Dat werk geschiedt en het is een heerlijk werk. Maar het geschiedt in stilte. Het geschiedt als het ware ongemerkt. Waar de Geest waarlijk werkt, daar wordt niet hoofdzakelijk over den Geest en zijn werk gesproken, maar over Christus en de schatten, in Hem gelegen. Altijd weder »Die zal Mij verheerlijken De Geest verheerlijkt Christus, door in het zondaarshart de behoefte aan Christus te wekken. Dat doet de Geest door zijn ontdekkend werk. Hij leert den zondigen mensch zichzelven kennen, als mensch bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden. Maar die kennis van zonde en schuld heeft geen doel in zichzelve. Zij is slechts middel. Vandaar ook dat de zoo bij uit nemendheid door den Geest verlichte op stellers van onzen Catechismus bij de leer der ellende slechts kort vertoeven, en reeds na een drietal Zondagen vandaar voort snellen tot 't einde der WetChristus De Geest verheerlijkt Christus, door het geloof te werken, dat niets anders is dan een rusten der ziel in Christus. 't Geloof is in zichzelf niets. Wat aan het geloof waarde geeft is zijn inhoud. En dat isJezus-alleen. Nog éénmaalde Geest verheerlijkt Christus, door zijne gestalte, gelijk die in 't Woord is uitgebeeld van alle zijden te belichten en zóó Gods Kerk ervan te over tuigen, dat Christus alles is, en in alles. Wie 't werk des Geestes deelachtig is, die ziet in Christus zijn rechtvaardigma- king. »Geen ongerechtigheid in Jakob, geen boosheid in Israël" dus God opgemerkt om Christus' wil. Maar de Geest verheerlijkt ook Christus door het werk der vernieuwing in 't zon daarshart. Waarin bestaat dat werk Hoort PaulusMijne kinderkens, die ik arbeide te baren, totdat Christus een ge stalte in u krijge. De Geest verricht beeldhouwerswerk. En dat naar een gansch wonderbare methode. »Wij allen met ongedekten aan- gezichte de heerlijkheid des Heeren (d.i. van Christus) als in een spiegel (n. 1. de spiegel des Woords) aanschouwende, wor den naar hetzelfde beeld in gedaante ver anderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid (dagelijks voortgaande heiligmaking) »aZs van des Heeren Geest". De Geest doet ter eere van Christus wat Demetrius die met hem van de kunst waren deden ter eere van de heidensche godin Diana stempelen bouwen" doch geen zilveren, maar le vende stempelen", waarin eeuwig Christus' lof zal worden verkondigd. Christus heeft den Vader verheerlijkt, zoodat Hij zeggen kon: sWie Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien I" De Geest zal Christus verheerlijken, door zóólang in te werken op van nature on reine zondaren, totdat zij tot roem van Gods genade zullen kunnen zeggen sWie mij gezien heeft, die heeft Christus ge zien Immersshet is nog niet geopen baard, wat wij zijn zullen, maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen". sOns vernederd lichaam zal veranderd, en aan Zijn heer lijk lichaam gelijkvormig worden". Zoo kunt gij dan hieraan u-zelven be proeven, of de Geest van den Pinksterdag waarlijk ook in u reeds is begonnen door te werken. Heeft Christus bij u, in uw hart en in uw leven, in denken, spreken en handelen, reeds die plaats verworven, waarop Hij recht heeft Dat is dusin het midden punt. Zoodat het alles tenslotte om Hem gaat en al uw heil in Hem gelegen is voor dit, en voor het toekomende leven I" Dit is het groote kenmerk van het hart- vernieuwend werk des GeestesDie zal Mij verheerlijkenKok. KERKELIJK LEVEN. Winnen we? Abonnementsprijs: franco aan huis per half jaar 70 cent. Afzonderlijke nummers 3 cent. Advertentieprijs 1—5 regels 30 centiedere regel meer 5 cent Familieberichten 10 cent per regel. UITGAVE VAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan den Drukker A. D. LITTOOIJ Az., Middelburg. DIE ZAL MIJ VERHEERLIJKEN. (Pinksteroverdenking). Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het mijne nemen, en zal het u verkondigen. Joh. 16 14. Onze Belijdenis. Onze belijdenis is niet meer geheel wat zij vroeger was. Er is een enkele zinsnede uit art. 36 gelicht, een zinsnede, welke reeds lang aan leiding gaf tot klacht, omdat zij niet in overeen stemming geacht werd met wat de H. Schrift leert. Het werd op den duur een heele bewe ging, te oordeelen naar veler uitlating, welke er op mikte om tot een zuiver beljjden aan gaande het ambt van de Hooge Overheid te komen. De kerken echter hebben er rekening mede gehouden, dat er op dit punt nog lang geen eenstemmigheid verkregen was en daarom hebben zij geen poging gewaagd om dit diep ingrijpend vraagstuk tot oplossing te brengen. Zij hebben zich slechts vergenoegd met de vooral bestreden woorden weg te nemen, waar mede dan ook de bezwaarde broederen tevreden waren gesteld. Het was echter te voorzien, dat een dergelijke weglating niet allerwege met blijdschap werd begroet en daaruit blijkt voor de zooveelste keer, hoe bezwaarlijk het is om eenige verandering in de belijdenis te brengen. Wij schrijven dit niet neer bij wijze van klacht, veeleer is het een oorzaak van erkentelijkheid, wy'l de kerken nog altijd hooge achting hebben voor wat nu eenmaal glashelder uit het woord Gods aan 't licht is gebracht. Op de laatste Generale Synode te 's Graven- hage kwam ook een punt uit onze belijdenis ter sprake en dit had ook weer betrekking op ditzelfde artikel. Nu ging het om deze zaak. Er staat: „En hun ambt is, niet alleen acht te nemen en te waken over de politie, maar ook de hand te houden aan den heiligen Kerke- dienst en het Koninkrijk van Jezus Christus te bevorderen en zorg te dragen, het woord des Evangelies overal te doen prediken". De Hoogleeraren van de Theol. School wensch- ten, dat er gelezen zou worden: „En hun ambt is, niet alleen acht te nemen en te waken over de politie, maar ook het Koninkrijk van Jezus Christus te bevorderen en zorg te dragen, dat het woord des Evangelies alom kunne gepre dikt worden, naar het bevel des Heeren aan Zijne Apostelen, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt". De voorstellers van deze wijziging hadden gezorgd, dat de Generale Synode oordeelen kon

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1915 | | pagina 1