De plaats der vrouw
in Christus' Gemeente.
eenstemmigheid op dit punt zou verstoren, thans
is reeds gebleken, dat er voor een dergelijke
vrees geen grond meer bestaat. Voortgaan op
den ingeslagen weg is weer aller wachtwoord
en de vraag zal ernstig overwogen moeten, o:
we nog meer kunnen doen in andere deelen
van ons eilanden-rijk. De tijden zijn echter niet
gunstig om nog grootere offers te brengen, want
er heerscht nog altijd onzekerheid en niemand
weet nog te zeggen, welke de gevolgen zijn
zullen van de tegenwoordige toestanden en dit
klemt te meer, wjjl de arbeid, welke we ver
richten, steeds meer geld zal kosten. Hoe het
met anderer Zending staat, kan ik niet zeggen,
maar het mag wel met dank aan God vermeld
worden, dat de inkomsten voor de Zeeuwsche
Zending nog mild blijven vloeien, zoodat onze
klimmende uitgaven geen onrust behoeven te
baren. Er is nu eenmaal liefde voor dit werk
gewekt en deze draagt aanvankelijk rijke vruch
ten.
We kunnen ook merken dat de inkomsten
van de plaatselijke Kerken langzaam vooruit
gaan en in weerwil van den druk der tijden
nog geen stof tot bijzondere klachten geven
Dit is noodig, want de uitgaven nemen van
jaar tot jaar toe. Ook in dit opzicht is er
verschil van gevoelen natuurlijk.
Dit kan haast niet anders. De een beweert,
dat het bijzonder goed gaat en een ander, dat
de klimming veel te traag is Bovendien strij
den hier twee methoden om den voorrang. De
een beweert, dat we eerst vragen moeten, wat
we noodig oordeelen, om overeenkomstig daar
naar te handelen, de ander is van gedachte,
dat men beginnen moet met een juist oordeel
te hebben over de draagkracht van het volk
Het wil me voorkomen, dat het eerste uitgangs
punt het juiste is, om dan te beproeven, of het
mogelijk is het voorgestelde doel te bereiken
Op deze wijze ontstaat er actie om ook hier te
doen wat er gedaan kan worden. Het voor
beeld van onze eigen Zending leert het. We
hebben er elkander eerst van doordrongen, dat
het noodig was en nu vroegen we daarna, wat
we zouden moeten opbrengen. Menigeen dacht,
toen hij de som hoorde, het gaat niet, het ligt
boven ons bereik en toch, we begonnen en het
resultaat was boven verwachting. We zijn er
nu reeds zoo aan gewend, dat we er niet eens
meer aan denken, terwijl het ons bovendien
voorkomt, dat geen enkele Gereformeerde er
onder lijdt. Als er een wil is, is er ook een
weg, zegt men, en het is menigmaal gebleken,
dat dit spreekwoord waarheid behelsde Wan
neer we slechts kalm blijven en niet alleen eerst
ons uitstrekken naar wat het meest gewedscht
is, maar wat inderdaad eisch van het oogen-
blik is, dan valt er nog wat te doen. Het
leven is steeds in beweging en de toestanden
wijzigen zich eiken dag en daarom is het wijs,
wanneer we met het leven zelf gelijken tred
houden.
Het speet me zeer, dat onze ouderlingen op
een enkele na het zwijgen bewaarden, toen een
bepaald finantiëel punt aan de orde was, want
het leek me toe, dat dit allereerst op hun weg
lag. Een enkel woord uit hun midden kan
een weldadigen invloed ten goede oefenen. We
moeten na het geleverde rapport denken, dat
zij allen met de daarin ontwikkelde denkbeelden
het eens waren, omdat er niemand schier een
bedenking geopperd heeft, maar waarom heb
ben zij niet een woord van sympathie gesproken
Als zij geweten hadden dit wil ik het liefst
gelooven hoe goed het zou geweest zijn,
hadden zij waarschijnlijk allen het graag gezegd.
Vooruit moeten we, maar om vooruit te
kunnen, moeten we allen overtuigd zijn, dat
de weg, welke we onder den voet hebben de
juiste is, en het eens zijn omtrent het doel, dat
we bereiken willen. Er werd vroeger wel eens
geklaagd, dat er op onze kerkelijke vergade
ringen te veel gepraat werd en ik spreek
dit niet tegen maar het lijkt me toe, dat
er thans wel eens te weinig gezegd wordt. Juist
door een grondige bespreking komt men verder
en wortelen de besluiten van een meerdere
vergadering in breederen kring. Een warme
discussie, welke de gedachte nader aan ieders
bewustzijn brengt, is ver te verkiezen boven
een vergadering, die een beslissing neemt zonder
zich helder rekenschap gegeven te hebben van
't geen er uit voortvloeit. Een duidelijke toe
lichting blijft noodig voor de vastheid van ons
kerkelijk leven. Bouma.
Het Kerkelijk gezaog.
XV.
Van af de Reformatie in de 16e eeuw gaven
de Gereformeerden zeer terecht aan het zingen
van psalmen in de bijeenkomsten der geloovigen
de voorkeur, ook al is het, dat het gebruik van
gezangen, hetzij als berijmingen van Schriftge
deelten, hetzij al3 vrÜe liederen, nimmer prin
cipieel afgekeurd werd.
Toch verdient het opmerking, dat aan het
gebruik van gezangen zoo weinig ruimte werd
gelaten. De oorzaak daarvan moet gezocht in
de historie, die men pas had doorgemaakt onder
de Roomsche hiërarchie. Er was toen beslist
misbruik ingeslopen, doordat het zingen van
de gemeente in onbruik was geraakt en het
zingen van geoefende koren, waarnaar de schare
slechts had te luisteren, er voor in de plaats
was getreden. De zang in de kerk was minder
uiting van het religieuze leven der geloovigen
dan wel bevrediging van het schoonheidsgevoel,
van het kunstgenot. Uit reactie tegen de manier
van kerkelijk gezang, gingen Calvyn en de
Gereformeerden terug tot het uitsluitend zingen
van de psalmen door de heele gemeente.
In vele dingen is men bij de Reformatie
teruggegaan tot op de gewoonten van de Aposto
lische Kerk. Maar niet bij het kerkelijk gezang.
Want daarvan weten we al is het niet alles
toch wel zooveelj dat er in de eerste chris
telijke kerk ook vrije liederen zijn gezongen,
en niet uitsluitend de psalmen der Oude Be
deeling.
Daarop wijzen ons reeds enkele uitspraken
uit het Nieuwe Testament. In Efeze 5 14
hebben we te doen met een versregel van een
welbekend kerkelijk lied uit de eerste Chris
tengemeente Ontwaakt, gij die slaapten staat
op uit de dooden en Christus zal over u lichten."
Evenzoo in de opsomming van 1 Timotheus 3
16: „God is geopenbaard in het vleesch, is
gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van
de Engelen, is gepredikt onder de Heidenen,
is geloofd in de wereld, is opgenomen in heer
lijkheid." Deze omschrijving van de verbor
genheid der Godzaligheid is naar eenstemmige
verklaring van de beste schrijvers door Paulus
ontleend aan een oud-christelijk Kerklied.
Op zulke liederen doelt ook wat de apostel
schrijft in Efeze 5 19„Sprekende onder
elkander met psalmen en lofzangen en geeste
lijke liederen, zingende en psalmende den Heere
in uw hart."
In zijn schoone uitlegging van dezen Brief
voor de gemeente schrijft ds. van Andel
„Als Paulus hier psalmen, lofzangen en gees
telijke liederen nevens elkander neemt, denkt
hij aan drie onderscheidene soorten van gezangen,
zonder de grenzen tusschen die drie soorten
nauwkeurig aan te wijzen. Waarschjjnelijk ver
staat hy onder psalmen alle liederen, waarin
het gebed tot God den boventoon heeft, van de
aanbidding af tot de smeeking toeonder lof
zangen, liederen van lof en dank, gezongen om
God te prijzen en te verkondigenonder gees
telijke liederen, leerdichten in den trant van
de eerste der psalmen. Zijne opwekking om
met genoemde psalmen, lofzangen en liederen
„onder elkander" te spreken, wil juist niet
zeggen, dat het gezangen van eigen maaksel
moesten zijn ook het reeds bestaande lied,
hetzij gevonden in de heilige Schriften, hetzij
van christelijke zangers herkomstig, kan er toe
dienen. Echter is het zelf vervaardigd lied
geenszins uitgesloten de apostel toch rekent
met het in de eerste dagen des Christendoms
veelvuldig voorkomend verschijnsel dat de pro
fetische Geest in psalm en lied over de heiligen
kwam. Dat hij de uitdrukking „spreken" bezigt,
schijnt te onderstellen, dat de hier bedoelde
liederen niet werden gezongen echter laat zich
hieromtrent met zekerheid niets meer bepalen.
Naardien echter, ook waar zich het spreken
tot zingen verheffen mocht, de begeleiding van
het muzikaal instrument destijds nog uitge
sloten was, is het waarschijnlijk, dat de hier
bedoelde gezangen, eerst van „enkelen", 't zij
in, 't zij buiten de algemeene samenkomsten
gesproken zijn, en daarna in deze ingevoerd,
om gezamenlijk of bij beurtzang gezongen te
worden. De opwekking om den Heere „in het
hart" te zingen, wil alzoo niet zeggen, dat men
niet met den mond zingen zou, maar alleen,
dat alles wat de moDd, hetzjj sprekende, hetzij
zingende, in dichterlijken vorm uitspreekt, uit
drukking moet zijn van heilige verheffing des
harten tot God".
Van dezelfde strekking is, wat de apostel
Paulus schrijft in Colossensen 3 16 „Leert en
vermaant elkander met psalmen en lofzangen
en geestelijke liedekens, zingende den Heere
met aangenaamheid in uw hart". Bij de ver
klaring van dezen tekst merkt o. i. terecht ds.
van Andel op „De apostel denkt alzoo aan
een eigenlijk gezegd gezangen sluit hjj het
zingen in de eenzaamheid en in het huisgezin
niet uit, zoo heeft hij toch allermeest het oog
op het gemeenschappelijk gezang in de gemeen
telijke samenkomst".
Hoe ter wereld komen sommige Gereformeer
den er toch bij, als zij deze tekstwoorden lezen,
maar kortweg te verklaren „Dat wordt gezegd
van de huiselijke samenkomsten. Dan mag men
wel gezangen en liederen aanheffen. Maar dat
staat niet van de kerkelijke saamkomsten. Daar
moet men alleen de psalmen zingen?" Het ver
band wettigt zulk een opvatting gansch en al
niet, want de apostel voert het woord tot de
gemeente te dier plaatse in haar geheel, en
volstrekt niet tot de huisgezinnen afzonderlijk.
In de dagen der apostelen hebben zonder
twijfel de christenen behalve de psalmen in
hun onderlinge bijeenkomsten ook gezongen
allerlei christelijke vrije liederen, allerlei ge
zangen ter eere van God Drieëenig en van Chris
tus Jezus, hunnen Zaligmaker.
Omtrent het niet zingen van gezangen in de
Kerk en het uitsluitend willen zingen van de
psalmen kan men gerust de bekende woorden
gebruiken„van den beginne is het alzoo niet
geweest."
Behalve de Bijbel zelf mag hier ook een
woordje meespreken de Kerkgeschiedenis uit
de eerste eeuwen. Een breede rij van Christen-
dichters heeft geestelijke liederen vervaardigd,
welke de gemeente met blijdschap des geloofs
op hare lippen nam en tot onderlinge stichting
telkens aanhief.
Men denke aan mannen als Ambrosius, Basi-
lius, Augustinus en anderen, terwijl Plinius
reeds aan Keizer Trajanus schreef, dat de chris
tenen de vaste gewoonte hadden aan Christus
als God een lied gemeenschappelijk toe te zin
gen. Dat was dus al in de le eeuw na Christus.
)e „Lofzang op Christus" te vinden bij Clemens
Alexandrinus is de oudste bekende proeve van
zulk een kerkelijk gezang. Voorts behoorden
tot die liederen ook het „Magnificat", de lof
zang van Maria, een bewerking van het „Drie
maal Heilig" uit Jesaja 6 en eene dichterlijke
uitbreiding van den Engelenzang.
Hoognoodige steun gevraagd.
Ons werd toegezouden een kleine brochure,
uitgegeven door de Vereeniging voor Hooger
Onderwijs op Geref. grondslag, waarvan de Vrije
Universiteit uitgaat. Deze brochure bevat een
rede door prof. dr. F. W. Grosheide gehouden
op de vorige jaarvergadering, waarin hij be
spreekt den Finantieelen Toestand dier Hooge
School. Reeds in 1914 was er een aanzienlijk
tekort. In verscheidene provincies van ons
land werden er toen door oudleerlingen van
onze Universiteit comité's opgericht, die ten
doel hadden door vernieuwde actie belangstelling
in die Hooge School te wekken, het aantal leden
en contribuanten te vermeerderen en alzoo aan
de Vereeniging den zoo noodigen steun te bieden.
Van het Noorden uit begon de sneeuwbal
te rollen en aanvankelijk verblijdde een ieder
zich over den snellen aanwas der inkomsten.
Ook op Zeelands erf kwam het tot formeering
van een comité, waarvan ds. van Loon van
Koudekerke voorzitter, en ds. de Kruijter van
Oostkapelle, secretaris is.
Maar juist vóór dit comité zyn werk aan
vatte, trad de fatale oorlogstoestand in en werd
deze arbeid stopgezet. In het verstreken jaar
blijkt evenwel de finantieele toestand der V.
U. nog zorgelijker geworden te zijn. Er is
nu reeds een tekort van zeven en dertigduizend
gulden. De Vereeniging liet de rede van prof.
G. ten vorigen jare gehouden drukken, zoodat
die thans op ruime schaal kon worden verspreid.
Daarin worden opgespoord de oorzaken waaraan
dat tekort is te wijten. Daartoe behoort o. a.
vermindering van het aantal leden, d.z. zij, die
minstens f25,per jaar bijdragen. Het aantal
contribuanten klimt wel, maar er moeten ook
in plaats van de wegstervende oude garde een
nieuwe jonge garde gevonden worden, die elk
jaar zijn goud offert voor deze schoone, zegen-
afwerpende stichting van ons Calvinistische volk.
Velen meenen met een zilveren bijdrage per
jaar te kunnen volstaan, die evenwel zonder
eenige moeite of bezwarende opoffering lid kon
den zijn. En vele jeugdigen, die nimmer werden
aangezocht als contribuant toe te treden, gaven
zich niet vrijwillig op. Ook in onze provincie
zijn er een groot aantal broeders, die van harte
sympathiseeren met onze Universiteit en best
jaarlijks een rijksdaalder konden offeren voor
haar. Het is nu waarlijk meer dan tijd, zich
voor deze zaak als contribuant op te geven.
Een ieder doe het bij den plaatselijken corres
pondent voor de V. U. of zoo die hem niet be
kend is, desnoods bij ondergeteekende, die er
wel voor zorgen wil, dat de opgave aan haar
juiste adres terecht komt. Ook hopen we dat
het opgerichte comité zijn afgebroken werk weer
zal opvatten (gelijk ook in andere provincies
geschiedde) en dat Zeeland in milde offervaar
digheid voor onze Universiteit niet bjj de andere
gewesten ten achter zal blijven.
Zeer juist is het woord, waarmee de brochure
van prof. G. besluit
„Door den grooten oorlog kwam ook de actie
voor de Vrije Universiteit tot stilstand. Was
dat noodig Dat is zeer de vraag. Beter, het
kan worden ontkend. Zeker, ook in onze kringen
wordt de druk van den oorlog gevoeld. Maar
daar staat tegenover, dat juist ook in onze
kringen, en we denken hier met name aan de
talrijke vrienden van de Vrije Universiteit op
het plattelandveel is verdiend. Komt, broeders
en zusters, laat daarom ook de V. U. wat
mogen genieten Zij zelf heeft door den oorlog
bijzondere nooden. Een groot getal studenten
is onder de wapenen. Daardoor komt er veel
minder collegegeld in en alle onkosten blijven
dezelfde. Toont dan uw liefde en trouw voor
deze plan te Gods in Nederland. Laat in den
nood dankbaar herdacht worden de vele zege
ningen Gods, door de V. U. ons volk geschonken.
Laat de roepstem niet onbeantwoord, maar ar
beidt, wat ge kunt, opdat onze Hoogeschool
geholpen worde door veel gebed en door veel
gaven
Door de actie van het vorige jaar kwam er
een aanwinst van 30 leden en 1000 contribu
anten in ons land. Maar dat was bij lange na
nog niet genoeg. De Heraut weet mee te deelen,
hoe een bede om hulp ging tot de Gerefor
meerde Kerken in N. Amerika en in Z. Afrika.
Alle steun vandaar is welkom. Maar toch moeten
die vrienden onzer V. U. niet beschouwd als
de kurken, waarop zij heeft te drijven. Ons
eigen volk in Nederland heeft deze Stichting
in stand te houden. En dat kan best, zonder
al te zware opofferingen. Onze Geref. Kerken
hebben ongetwijfeld ook veel belang bij den
bloei der Theol. Faculteit. Doch liever dan door
eene nieuwe jaarlijksche collecte voor haar in
de Kerken te houden, zagen wjj door vermeer
dering der vaste contributies bij onze Gerefor
meerde broeders en zusters de inkomsten ver
hoogd en vermeerderd. Een goede manier van
steun bieden is ook dat een Kerk lid der ver
eeniging wordt door minstens f 25,per jaar
bij te dragen en zich door een der Kerkeraads-
leden laat vertegenwoordigen. Een Vereeniging
als die voor H. Onderwijs moet niet op Kerk-
collecten gaan steunen. Alleen in alleruiterste
noodzakelijkheid zou o. i. tot zulk een maatregel
de toevlucht genomen kunnen worden. We
hopen evenwel er huilen te kunnen.
Dat onze vrienden dus eens de koorden der
beurs losmakenDraagt elkanders lasten en
helpt instandhouden, wat als Gods gave aan
onze zorgen wierd toevertrouwd.
De brochure van prof. G. wordt op aanvrage
gaarne door de Vereeniging van Hooger Onder
wijs toegezonden om er propaganda mee te
maken. Kerkhof.
ZENDIXG.
Vertrek.
De heer P. Lok, benoemd onderwijzer aan
de Holl. Chin. School te Magelang, vertrekt
met zijne vrouw en drie kinderen Zaterdag 8
Mei per s.s. Prinses Juliana naar Java. Hij
verzoekt, dat de gemeenten hem en de zijnen
in haar gebeden zullen gedenken. De Heere
geve hem een voorspoedigen overtocht en aan
gename aankomst in Magelang.
Kerkhof.
Valkeni8se. 36 Hei.
Aan ons Gereformeerde volk in Walcheren
kunnen we blijde mededeelingen doen.
Zoo de Heeee wil, zal op 25 Mei (Pinksteren
drie) wederom te Valkenisse onze Zendingsdag
gehouden worden.
Leefde aanvankelijk in onze harten de vrees,
dat het verloop van den bangen strijd in Vlaan-
derenland wel eens aldus kon zijn, dat het hou
den van een Zendingsdag in Mei daardoor on
mogelijk zou worden, het schijnt meer en meer,
dat deze vrees zal worden beschaamd. Al blijven
verrassingen mogelijk, het juist in de Meimaand
verwachte offensief der geallieerden met een
doorbreking van het Duitsche front en verhoogd
gevaar voor eigen landsvrede wordt met den
dag onwaarschijnlijker.
Geve de Heere ons genadiglijk bestendiging
van den vrede.
Op 25 Mei dan worden al onze Geref. broeders
en zusters, de ouden met de jongen, uitgenoodigd
ten Zendingsdag te Valkenisse. Trouwens alle
Zendingsvrienden, van wat kerk ook, zjjn har
telijk welkom.
We hebben wederom de beschikking gekregen
over dezelfde weide, waarop we een vorig jaar
vergaderden. Met groote welwillendheid werd
ons die door den heer Vos afgestaan, waarvoor
we hem hier openlijk onzen dank betuigen.
We hebben een keur van sprekers. Ds. Nieboer
van Krabbendijke zal spreken over „Voorwaarts";
dr. Scheurer van Ermelo over „Voorheen en
thans"ds. Knoppers van Kapelle over „Een
koninklijke proclamatie". Een vierde spreker
wordt nog gezocht. Wie wil deze sprekers niet
gaarne hooren Het is te voorzien, dat de
toevloed groot zal zijn, ja die van het vorig jaar
nog zal overtreffen. Lieten we toen 1500 pro
gramma's drukken, we hebben er dit jaar 1000
meer besteld. Onze voor de Zending warm ge
voelende vrienden zullen, naar we hopen, zorgen,
dat we er nog te kort komen.
Voor ververschingstent, begeleiding van den
zang door muziek, reisgelegenheid per tram
van Middelburg en Vlissingen zal worden ge
zorgd.
We deelen dienaangaande nog wel iets naders
mee
De prijs der programma's behoeft ook geen
bezwaar te zijn. Voor volwassenen is die 15
ets. voor kinderen 10 ets.
Veel zal afhangen van de weersgesteldheid.
Begunstige de Heere ons met liefelijk lenteweer.
Mogen we alle predikanten in onze classis
vriendelijk verzoeken op Zondag van Pinksteren
onzen Zendingsdag hartelijk aan te bevelen bij
de gemeenten en den Heere in het gebed op
te dragen Aan Zijnen zegen is ook voor onzen
Zendingsdag alles gelegen, die toch niet slechts
bedoelt een aangename ontspanning te geven,
maar bovenal de komst van Zijn heerlijk Ko
ninkrijk te bevorderen.
Namens de Commissie tot organisatie
van den Zendingsdag,
L. van Loon, Secretaris.
XII (Slot.)
Op het Diaconaal Congres van 1888 werd de
volgende resolutie aangenomen„Diaconessen
zijn de aansluiting van de vrouw aan het ambt.
In het profetisch en koninklijk ambt zwijgt de
vrouw in het priesterlijk treedt zij als behulpsel
op". Ook op verschillende diaconale conferenties
werd op de organisatie van vrouwelijken hulp
dienst aangedrongen. In sommige onzer grootste
kerken is daarmee dan ook reeds een aanvang
gemaakt. Zóó in Den Haag, waar de Diaconie
wordt ter zijde gestaan door de op haar ver
zoek in het leven geroepen vereeniging „Dia
conale Zusterhulp", welker arbeid bij reglement
aldus is omschreven
le. het met raad en daad bijstaan van de
behoeftige gezinnen tot opheffing van het huise
lijk leven (m. i. van groot belang, in kleinere
even goed als in groote gemeenten)
2e. het verplegen der kranken of het zoeken
van goede hulp
3e. het verstrekken van versterkend voedsel
aan zwakken, zieken en kraamvrouwen
4e. het voorzien in de behoeften van kleeding
en ligging.
Terwijl voorts de bepaling is gemaakt dat
,de wijkzusters in verbinding staan en arbeiden
in overleg met de diakenen harer wijk".
Zeer te waardeeren is ook de vrouwenhulp
in onze Kerken ten behoeve van de Zending.
We denken hier aan de vereeniging „Scheu-
rers Hospitaal" en andere dergelijke organisaties.
Naar we hopen zullen eerlang ook onze Zeeuw
sche zusters in dit spoor volgen.
Toch zyn we met dit al nog verre van waar
we wezen moeten. Yeel meer aandacht zal in
onze dagen moeten worden gewijd aan de vraag,
waarom het hier gaat: Wat kan de vrouw voor
hulpdienst bewijzen in den kerkelijken arbeid
En in welk spoor zal die arbeid het best kunnen
worden geleid?
Maar dan zal in verband daarmee (en met
de korte toelichting van deze gedachte besluiten
wij deze artikelenreeks) ook aan de vrouw in
een of anderen vorm zekere rechtstreeksche
invloed moeten worden gegund op den gang
van het kerkelijke leven.
Gegrond bezwaar kan hiertegen o. i. niet
worden ingebracht. Evenals in het gezinsleven
beslissingen wel nimmer (althans waar de rechte
verhoudingen heerschen) zullen genomen worden
door den man alleen, zonder voorafgaand over
leg met de vrouw zóó zou op elk gebied,
ook in het kerkelijk leven naar dien zelfden
regel moeten worden gehandeld. Op die wijze
zou le partij worden getrokken van haar veels
zins zeer scherpzinnig oordeel, maar ook 2e
haar de eere worden gegeven, waarop zij recht
heeft.
Geheel stemmen wij dan ook in met het door
Dr. Kuijper in zijne Standaard-artikelen over
„de Eere-positie der vrouw" geopperde denk-