es. 'R Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA en Ds. A. LITTOOIJ. HE, I S, I xel Vrijdag 16 December 1904. Nb. 25. 2 Jaargang. 146 Drukker-UKj-sver enz MS UIT HET WOORD. A. de doodsverachting der wak- Bouma. eur- 70 cent. 3 cent. toont Hem alle hunne heerlyk- gelden at 4%. 8. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. D. LITTOOIJ Az. MIDDELBURG. a. b. van fPO- RIN- .EN-, 3 EN. I. •reken pus, enz. van Uk- s. Bostl Neede I. Heidaj r Leen, D. Heel Donner Elfferj UR. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers Littoojj Av. Impetn srede Kami Av. d. Berg Av. Leen, ietsema Jonge land. Impels 'ede Tholei Muldej urg. 1 DAVIDS VERHOUDING TOT GOD. O mijne ziel, gij hebt tot den Heere gezegdGij zij t de Heere, mijne goedheid raakt niet tot U. Ps. 16 2. Zonder mg intelaten met de bezwaren, welke tegen onze vertaling ingebracht zijn, want dan zou ik mij moeten begeven op een veld, waar vele lezers mij niet volgen konden, en zonder de verschillende voorgestelde lezingen op te noemen, wil ik alleen zeggen, dat wy ons ver- eenigen met hen, die aannemen, dat de dichter hier het oog heeft op de betrekking, waarin hy tot God staat. Hy erkent, dat God zijn Heere is, en dat deze voor hem het hoogste goed is. Eigenwillig had David gehandeld, toen hy het volk telde by had toen uit het oog verloren, dat niet hy maar God Israëls Heer en Koning washy had er niet mede gerekend, dat hy zelf slechts een dienaar van Jehovah was, wiens woord hy had te gehoor zamen en naar wiens stem hy had te luisteren, doch zoodra hy uit dien droom ontwaakt en uit de bedwelming tot zich zelf gekomen was, eerbiedigde hy ook God weder als zijn Heer en Gebieder, aan wien hy zich onderwierp, en tot wien hy omhoog zag. Hy achtte het zyn grootste roem en eere des Heeren dienaar te zyn en diens wil te volvoeren, en al wat in hem was, was volvaardig om te doen, wat hem op zyne hand gezet werd. Hy gaf zich dan ook geheel over in Zijne handen en wilde den Naam Gods roemen, ook al was het, dat deze hem met zyne roede wilde treffen. Voor David ging het des te gemakkelijker, omdat hy in God zag zyn hoogste schat. Met Asaph kon hy zeggenNevens U lust mij niets in den hemel, nevens U lust my niets op de aarde. Bezwijkt ook mijn vleesch in myn hart, zoo zyt gij de Rotssteen en myn deel tot in eeuwigheid. Daar gaat by my niets boven U. Zoo spreekt hy en zoo is het inder daad by hem. Wilt ge het in zyn leven zien Welnu dan. De dag is aangebroken, waarop de ark des Heeren gevoerd zal worden naar Jerusalem. Eene groote menigte is op de been en verheugt zich. De koning is onder hen. In een linnen lyfrok zonder eenige uiterljjke tee- kenen van zijne waardigheid huppelt hy voor de ark. Michal, Sauls trotsche dochter, zyne gemalin, heeft het gezien en ergert zich daar over. Zoodra zy de gelegenheid ontvangt, geeft zy aan haar beleedigde trotsehheid lucht en verwyt aan David, dat hy zich verlaagd heeft. Erkent hy schuld? Vraagt hy Verschooning Poogt hy haar door toegeeflijkheid te winnen Neen, fier richt hij zich op, zyne oogen flon keren en hy verklaart: Voor het aangezicht des Heeren die my verkoren heeft voor uwen vader en voor zyn gansche hujs, my instellende tot een voorganger over het volk des Heeren, over Israëlja ik zal spelen voor het aange zicht des Heeren Ook zal ik my nog geringer houden dan alzoo en zal nederig zyn in myne oogen en met de dienstmaagden, waarvan gy gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden. Boven zijne vrouw, die hy overigens hartelijk liefheeft, boven zyn ryk en koninklijke majesteit staat by hem God, in wien hy de Bron van al zyne vreugde waardeert. Ook deze woorden zijn uit het hart van den Messias gegrepen. Hy heeft in vollen zin ge zegd tot den Vadergij zyt myn Heere en boven U is er voor my geen goed. Hy heeft nimmer in stryd gehandeld met de betrekking, waarin Hy tot Zyn God stond. Nooit heeft Hy de heerschappij des Heeren miskend. Het was Zyne spijs om te doen den wil desgenen die Hem gezonden had. Aan eigenwilligheid heeft Hy zich niet schuldig gemaakt. Van de PRIJS DER ADVERTENTIEN van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. de gezegende uitslag van krib tot aan het kruis is heel dat leven geweest eene vrywilllige gehoorzaamheid, van oogenblik tot oogenblik heeft Hy den Vader geeerbiedigd. Aan den wil des Vaders heeft Hy zich onder worpen, op den weg des Vaders heeft Hij ge wandeld, ook al voerde die weg Hem naar den donkeren Olijvenhof en naar het bittere Gol gotha. En dat Hy boven den Vader geen goed had, blykt eve. eens overduidelijk, want al zyne woorden en al zijne daden leggen dit getui genis af. Denk o.a. aan de verzoeking in de woestyn. De duivel neemt Hem mede naar den top van een berg, en koninkrijken dezer wereld en heid. Voor het oog van Jezus ligt daar het Oosten met zyn’ weelderigen plantengroei, zy ne heerlijke landouwen en zeldzame schatten, het Westen met zijne macht en dappere legi oenen. Om er de heerschappij over te krygen behoeft Hij maar even de knie te buigen voor den Overste dezer wereld. Welk eene verzoeking voor Hem, die zeggen moest: Vossen hebben holen, vogelen des hemels nesteu, maar de Zoon des menschen heeft niet, waarop Hy zyn Hoofd ter ruste kan nedervleien, voor Hem, die geen haard en geen leger de zyne kon noemen. Op eens kon Hij zich uit dien staat van armoede en vernedering bevrijden en de beschikking over de wereld en al hare heerlijkheid verkrijgen. Heeft Hy tyd van be denking noodig gehad? Heeft zyn oog zich laten bekoren, zyn hart zich laten streelen? Is er aarzeling by Hem te bespeuren geweest Neen, zegt ge en ik zegt het met U. Terstond sprak in zyn woord: den Heere uwen God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen, de heilige verontwaardiging zyner ziel en Satan weet het voor altyd, dat by Jezus boven de wereld met al hare verblindende pracht staat de Heere Zyn God. Geen wonder dus, dat de hemelvaartsmorgen het zegel heeht aan deze uitspraak van onzen Heiland. Hoe schoon is die ure geweest. Ver gezeld van Zijne Apostelen beklimt Jezus een der toppen van het Olijvengeboomte. Intusschen geeft Hij hun zijn laatste bevelen. Als het oogenblik der scheiding aangebroken is heft Hy zijne handen zegenend omhoog. Nu wordt opgeheven, terwyl zy het zien. Langzaam en statig vaart Hy op en keert terug tot het ge duchte Paleis Zijns Vaders. Heeft Hy op aarde verkeerende verklaard, dat God Zyn Heer was, wiens werk Hij volbracht, wiens woord Hy verkondigde, nu blykt de waarheid daarvan overtuigend, want ten bewyze, dat Hy de Hem opgedragen taak geheel en volkomen heeft vol- voerd, neemt de Vader Hem op, geeft Hem eene plaats aan Zijne rechterhand, en legt de teugels van het bewind over den hemel en de aarde in Zyne handen. Bovendien welk eene zalige ure voor onzen Middelaar. God was Zijn schat Zijn hoogste Goed. Geen vreugde voor Hem dan in de ge meenschap des Vaders, geen zaligheid dan in des Vaders nabijheid. Heeft iemand ooit kun nen zeggen Het is mij goed naby God te zijn, zoo is Hij het geweest. Wat smartelijke, wat bittere uren zyn het voor Hem geweest, als Hy klagen moet: Mijn God, myn God, waarom hebt Gy my verlaten, maar wat vreugde moet het dan ook voor Hem zyn geweest, waar Hij de zichtbare hemelen is doorgegaan, waar de eeuwige poorten zich voor Hem hebben geo pend, en Hij begeleid door de Hosianna’s der Engelen en der geesten der volmaakt recht vaardigen den Vader heeft mogen ontmoeten. Het zou aan vermetelheid grenzen, wilden wy pogen, de blijdschap te beschrijven, welke toen Zyn hart heeft vervuld en daarom durven wy er niets meer van zeggen. Daarop volgt in vs. 12blijdschap en vreugde over de overwinning. Waak op, waak op, Debora Hierby sluit zich aan eene aan schouwelijke schildering van den strijd vs. 13—21. Dit geschiedt als volgt vs. 1315a de dapperen komen ten stryde vs. 15&18 de traagheid van hen die achterbleven, en kere stryders. c. vs. 1921 den stryd. Het derde deel het heerlijk gevolg van dezen strijd (vs. 22—31). Wij zien: a. vs. 22—23 de verwarde vlucht b. vs. 2427 de dood van den veldheer Jaël geprezen. c. vs. 28—30 de bedrogen verwachting van Sisera’s moeder. d. vs. 31 uit deze overwinning is de hope geboren op den ondergang van alle vyanden des Heeren. Israel daarentegen zal opgaan in kracht. Zulk een overzicht kan ons by het lezen van dit lied telkens de hoofdgedachte aangeven. Thans beginnen wy de verklaring. Vs. 1. De woorden voorts zong Debora en Barak de zoon van Abinóam, zeggen ons niet, dat zy beiden de auteurs, de dichters van dit lied zyn. Volgens vs. 3, 7 en 12 is Debora de van Gods Geest bezielde dichteresse, uit wier hart zoo schoon een lied ontsprong, en van wier zoetvloeiende lippen deze taal afstroomde. Maar samen zingen zy van Gods daden, want samen volbrachten zij Gods werk. Zy zyn, hoe ver schillend in gaven ook, één in de waardeering van des Heeren wonderdaan. Zoo heffen zy aan Om het wreken der wraken [in Israël Wyl het volk vrijwillig zich gaf Looft den Heere Nu is de stryd geëindigd, en de overwinning gewrocht door de wrake des Heeren. Het roert zoo diep het hart van Gods volk, zoo zy ervaren, dat hunne zaak eene rechtvaardige is. God zelf strydt met hen. Hunne vyanden zyn ook Gods vijanden, hun wrake is Gods wrake, ’t Is dezelfde toon dien wy opvangen in zoo menige profetie en Psalm, b.v. Jes. 13 en Ps. 139 dezelfde taal van den Heid. Catechismus bij de vraag wat troost U de wederkomst van Christus Dan toch verneemt gy dit antwoord „dat ik myn Heiland als een Rechter uit den hemel verwacht, die al zyne en myne vyanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar my met alle uitverkorenen tot zich in eeuwige blijdschap en heerlijkheid nemen zal. Om het wreken der wrake God te loven dat is een hoog geestelijk standpunt. Eens zullen alle oprechte kinderen Gods zoover komen. Op aarde staan wij daar dikwijls ver van daan. Slechts heel kort, als in ’t voorbijgaan, maak ik melding van een paar andere uitleggingen. Sommige uitleggers lezen deze woorden aldus looft den Heere, om het vooraangaan der aan voerders in Israël. Ook zijn er die meenen dat er gesproken wordt van het dragen van lang haar, als teeken dat men zich door eene gelofte aan den Heere had gewijd. Wy kunnen hun gevoelen niet breeder ver tolken. Maar altijd komt het hier op neer Debora looft Jehovah voor den krijg. Want het volk gaf zich vrijwillig. Na een enkelen oproep stonden dra de 10,000 gereed om met Barak uit te trekken. Wie deed, in zulk een bangen tyd, die harten van strijdlust blaken Wie ’tdeed? Niemand dan Jehovah, die Israëls smaad wilde afwentelen. Wie ’t deed Jehovah, die zyn volk zich uit alle volkeren had uitver koren om Hem ten eigendom te zyn. Looft den Heere en pryst zyn Naam. Want door zyne kracht werden de flauwhartigen moedig en geestdriftig en was de trage dapper Hoe is het echter met u zelf? Erkent gy ook in God uwen Heer en Gebieder Kunt ge waarlijk met de hand op uw hart verklaren, dat ge u aan Zynen dienst verbonden hebt en dat gy Hem gaarne gehoorzaamt De zonde, welke ook in u is, tracht u op uw eigen wegen te lokken, en u diets te maken, dat het veel aangenamer is om over u zelf de beschikking te hebben Zyt ge inderdaad aan de bekoring dezer verleiding ontkomen, en uit deze strikken ontvloden O, wat zyt gy dan gelukkig, want dan is de dienst des Heeren u een liefdedienst geworden, en de eenmaal gedane keus zal u nooit meer berouwen. Ofschoon de weg langs welken gij gaat, niet altijd effen en gemakkelijk is, ofschoon de zonde u menigmaal ter zyde afleidt, ofschoon de tegenheden niet altyd uit blijven, toch wilt ge niet terug, toch zijn er nu reeds oogenblikken, waarin ge u verheugt met eene onuitsprekelijke en heerlijke vreugde. Sta er naar om uwen God in Christus beter en helderder te kennen, wyl gij dan ook hoe langer zoo meer zien zult, dat Hy de Volzalige is, in wiens gemeenschap het leven van uw leven en de bron uwer blijdschap is. En als hier de eerstelingen reeds zulk eene ryke ver kwikking verleenen, wat zal dan de volle oogst zijn, welke u wacht. Ga steeds door onzen hoog- geloofden Middelaar tot den Vader en prijs in woord en daad Zyn heiligen Naam, opdat het aan allen blyke, dat uwe belijdenis: Gy zyt myn Heere, boven u heb ik geen goed, geen lippen werk alleen, maar eene zaak des harten is. SCHRIFTBESCHOUWING. Het boek der Bichteren. XX. Voorts zong Debora, en Barak, de zoon van Abinoatn, ten zelven dage, zeggende Looft den Heere, van het wreken der wraken in Israël, van dat het volk zich gewillig heeft aangeboden. Hoort., gy koningen, neemt ter ooren, gii vorstenIk, den Heere zal ik zingen, ik zal den Heere, den God Israëls, psalm zingen. Heere I toen Gij voorttoogt van Seïr, toen Gij daarheen traadt van hei veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van water. De bergen vervloten van het aangezicht des Heerenzelfs Sinaï van het aange zicht des Heeren, des Gods van Israël. Richt. 5 15. Wij zyn genaderd aan het even majestueuze als moeilijke lied van Debora. Laat het u niet verwonderen, als ik het u niet altyd volkomen juist en in al zyn diepte en heerlijkheid kan vertolken. Om zoo hooge poëzie zuiver weer te geven moest ik vooreerst zelf dichter zyn, en ten tweede alle taalkundige en uitlegkundige moeilijkheden volkomen kunnen oplossen. Maar wat baat mij een verzoek om uwe wel willendheid! Wij gaan liever eeue poging wagen om u iets van de heerlijkheid van Debora’s lied te doen genieten. Ga er daartoe aan de breedere behandeling een kort overzicht vooraf. Het geheel is een danklied, een vreugdezang, opgeweld uit het hart van de dichteres, na de overwinning op Jabin. Na een echt dichterlijke aansporing om Jehovah te prijzen wijl Hy het volk met geestdrift vervulde voor den stryd, ontwikkelt de zangeres in vs. 311 de beteeke- nis van den strijd. In dezer voege dat zij bezingt a. vs. 35 de glorierijke tyd waarin Israël tot een volk des Heeren werd verheven b. vs. 68 de smadelijke vernedering in Sam- gars en Jaëls tyd. c. vs. 9—11 de lieflijke wending door Debo ra’s optreden. Zeeuwsch Kerkblad 'J*- 7' ■and-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 1