3.
1.
7
Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. J. HULSEBOS en Ds. A. L1TT001J.
Vrijdag 2 September 1904.
No. 10.
2e Jaargang.
UIT HET WOORD.
Drukkeruitgever
jk
*9.
A.
lit
ir.
et
er
VARIA.
■MB
er
rs
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
D. LITTOOIJ Az
MIDDELI ?RG.
ofl
!er
de
a?
a?
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
PRIJS DER ADVERTENTIEN
De Zondagsschool en de Chr. Lectuur.
Het Kind.
)D6
het geschil moet hij peilen.
Eeuw tot Eeuw
dus
eiue
mrg.
70 cent.
3 cent.
bied.
.fl. is
igste
1.
"gels
i alle
te
g-
Enkele nummers
de
na
irg
en
rr.
Ier
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
eeuwsch Kerkblad.
(in aansluiting aan „Jachins" werk.)
(Vervolg.)
Onberekenbaar groot is de invloed der lectuur
ook ten kwade. De grondtoon van vele moderne
romans is opstand tegen alle goddelijke en
menschelijke wetten, morren tegen God en zjjn
wereldbestuur, hetgeen zwakke en ondegeljjke
zielen teekent”, klaagde kortelings een man
van gezag. En even tevoren: „Van aangename
kalmte is geene sprake meer. Haast achter
iedere bladzijde meent men het opgewonden
gelaat van den schrijver te herkennen met de
vraag op de lippen: Pikant, sensatiewekkend,
niet Nog nooit zoo iets gelezen, hè Nu En
daar wjj gewone, gelukkige en eerljjke men-
schen vervelend zjjn gaan vinden, vullen de
schrijvers hun werken met eatastrophen, harts
tocht en lichtzinnigheid en beschrijven zij bjj
voorkeur verloopen figuren, menschen die met
alles den spot drijven of ook wel verlegen phi-
losoofjes of de edele vrouw, die door een ge-
meenen kerel verkeerd begrepen en onwaardig
behandeld wordt (gewoonlijk een sentimenteele,
dwaze vrouw) of een kind, dat in zjjn geniale
vlucht door zijn dweepzieke ouders wordt tegen
gehouden (meestal een ingebeelde gek)en de
ongezonde geschiedenis sluit met een gruwe-
lijken zelfmoord, om er een einde aan te maken.”
(Bettex, Besch iving, blz. 52 en 53.)
Het oog van dezen klager was gericht op de
fraaie letteren, op de uitspanningslectuur. En
daar is inderdaad een jammerlijk gebrek aan
eenvoud, nuchterheid, waarheidszin, en dat
heuseh niet sinds vandaag of gisteren, want
reeds voor jaren slaakte Schimmel, geen geest
verwant van ons, eene klacht over de verkeerde
gewoonte onzer letterkundigen, om de orthodoxen
als huichelaars voor te stellen, welke klacht
hem echter niet weerhield van onmiddellijk
daarna eenen nieuwen orthodoxen huichelaar
ten tooneele te voeren. En eveneens voor jaren
waarschuwde Beets ten aanzien van sommige
realistische schrijvers, die beweerden,de ondeugd
Men noemt de nieuwe Eeuw, die wij beleven,
wel eens „de Eeuw van het Kind”. Men wil
daardoor te kennen geven, dat er nimmer een
tijd is geweest, waarin zooveel aan het kind
gedacht, over het kind geschreven, voor het
kind gedaan is, als nu tegenwoordig.
We kunnen dit aannemen, doch altijd be-
trekkeljjk, want bij de ware belijders van Gods
Woord door alle Eeuwen heen, was het kind
steeds een voorwerp van groote belangstelling,
liefde en zorg. De Heilige Schriften toch stellen
ons het kind voor in zijnen waren aard en
behoeften, en wijzen den weg tot de rechte
opvoeding, met het oog op de tjjdeljjke en
eeuwige belangen, dus voor ziel en lichaam
beide. De Schriften leeren ons de beloften en
de eisehen van Gods Verbond kennen. De
kinderen der geloovigen zjjn erfgenamen van
Gods rjjk en van zjjn verbond. In zonden ge
boren, maar in Christus geheiligd, ligt daar
voor het kind de eisch, dat het den Heere lief-
hebbe en diene. Daarmede wordt de opvoeding
in overeenstemming gebracht bij hen, die voor
Gods Woord buigen en bjj dat Woord leven.
Vandaar, dat in zake liefde en zorg voor het
kind, de Kerk de wereld verre vooruit is.
Den geloovigen klinkt het dan ook wel wat
vreemd in de ooren, dat deze Eeuw nu juist
de Eeuw van het kind zou zjjn. Alleen, wan
neer wjj zien op de bijzondere bedrijvigheid der
ongeloovige wereld op dat punt, die thans
wordt ontwikkeld, geven wjj dit dan ook toe.
De geloovigen gaan voor in de zorge voor
herinnerend aan vroegere tijdperken van on
ontwikkeldheid en ruwheid van den mensch.
Zoo gaat het door en leert men eene evolutie
individueel en sociaal bjj het kind, van zjjn
eersten levensaanvang af. Ook leert men, dat
de kinderziel iets geheel anders is dan de ziel
van den lateren mensch.
Dat dergeljjk beginselen en dergeljjke denk
beelden op de opvoeding en het onderwijs een
grooten invloed uitoefenen, zal wel duidelijk
zijn. Zjj worden door zeer groote mannen,
mannen van invloed, voorgestaan
Geljjk wjj reeds opmerktenmoeten deze
verschijnselen, dat stellen van der menschen
dwaasheid in de plaats van de wijsheid Gods,
ons te krachtiger doen opkomen voor de waar
heid der Heilige Schrift, en in woord en daad
voorstanders doen zjjn van de christelijke op
voeding en van de School met den Bjjbel.
De mensch is door God geschapen, goed en
naar zjjn evenbeeld. Door den zondeval is de
ellende gekomen en de afgoderij en de diepe
verwildering. Alleen de kennis van Christus
brengt oprichting uit den val, verlossing uit
de ellende. Het kind is een schepsel Gods,
geschapen naar Gods beeld, maar in Adam ge
vallen. Gods wil is, dat het met Christus worde
bekend .gemaakt. En van uit het recht be
trachten van dien wil vloeit alle goede opvoe
ding en onderwijzing en alle goede verzorging
van het kind voort.
De theorieën van het ongeloof brengen on
noembare schade aan, alleen de opvoeding naar
Gods Woord, naar eisch des verbonds, kweekt
een gelukkig en godvreezend nageslacht.
Hulsebos.
Maar de dwaling moet hjj weerleggen met
bekwaamheid.
De djBpte van
En hoe moet daarbij zjjne houding, zjjne
stemming zjjn Hjj moet niet twisten, maar
in de kracht des Geestes strijden. Rjjst hier
niet voor de aandacht het beeld van Hem, die
niet zou schreeuwen, noch zjjne stem verhef
fen op de straten (Jes. 42 3), die de tegen
sprekers heeft verdragen, die als hij geschol
den werd, niet wederschold (1 Petri 2 23.)
Hooge en groote woorden zjjn dikwijls een
bedekking van zwakheid. Niet twisten moet de
dienstknecht des Heeren, maar hjj zij bekwaam
om te leeren. Vriendelijk zjjnde jegens allen,
moet hjj (met geduld) de kwaden kunnen ver
dragen. En bjj het bestrijden van de dwaling,
moet het er ook om te doen zjjn, zoo moge-
Ijjk, den dwalende te behouden. Daarom moet
deze maar niet uit de hoogte worden veroor
deeld en afgewezen, maar met zachtmoedigheid
moeten worden onderwezen degenen, die tegen
staan, of hun God te eeniger tjjd bekeering
gave tot erkentenis der waarheid, en zjj we
derom ontwaken mochten uit den strik des
duivels, onder welken zij gevangen waren tot
zjjnen wil.
Een dienstknecht des Heeren moet niet
twisten. Wjj zouden dit deel der Schrift kun
nen noemeneen leeraarsspiegel. Maar voor al
len, die den Heere dienenis hier veel te lee
ren. Strjjd zal er steeds moeten worden ge
voerd.
Ook breeders moeten nog wel in het aan
gezicht worden weerstaan. Maar geschiedt het
nu steeds naar de regelen van Gods heilig
Woord? Helaas! wat doet het vleesch zich in
den strijd en in de bestraffing der broederen
nog veel gelden Alleen, wanneer de strjjd
wettig wordt gestreden, zullen wij overwinnen
anders worden wij zelven van het booze over
wonnen Strijdende, gelijk hier is voorgesteld,
door de kracht des Heeren, niet twistende,
dan zullen wjj ook des Heilands beeld dragen,
en eenmaal door Hem de kroon der overwin
ning behalen. Hulsebos.
NIET TWISTEN.
En een dienaar des Heeren moet niet
twisten. 2 Timotheus 2 24a
Wie eenigszins een overzicht wil verkrij
gen van den omvang der ambten, inzonderheid
■van het leeraarsambt, die leze en herleze, wat
Paulus schrijft in zjjne brieven aan Timotheüs
en Titus, welke brieven terecht de pastoraal-
brieven of de herderlijke brieven worden ge
noemd.
Op een gewichtig deel van het werk des
leeraars vestigt dit tekstwoord het oog.
De Kerk des Heeren wordt aanhoudend fel
bestreden door zonde en geweld, maar ook door
de wijsheid der wereld. Zjj tracht de wjjsheid
Gods, de waarheid tot zaligheid, te ontzenuwen,
te vervalschen en alzoo te vernietigen. De
openbaringen van dit haar werk, van dit werk
der duisternis, zijn de ketterijen, en de werk
tuigen zjjn de dwaalleeraars. Daarom heet het
ook zoo ernstig tot de gemeente op eene andere
plaatsBeproeft de geesten, of zjj uit God zijn.
1 Reeds in de dagen, in welke de apostel
'schreef, strooide de booze rjjkeljjk het onkruid
der dwaling, maar er zouden nog zwaarder
tjjden komen. Fel werd de waarheid bestookt
in het openbaar en in het verborgen, ook aan
de huizen. Het geschiedde onder den schjjn
van geleerdheid, als bjj Hymeneüs en Philetus,
die zeiden, dat de opstanding alreede geschied
is, de opstanding, die wjj verwachten ten jong-
sten dage of onder den schjjn van godzaligheid.
En ook aan de huizen zoude men rondgaan en
trachten door verleidelijke redenen de harten
der eenvoudigen, de harten der vrouwen, te
vervoeren.
En nu wjjst de apostel er op, hoe tegenover
dat alles het vaste fundament God staat. Neen,
de poorten der hel zullen de Gemeente des
Heeren niet overweldigen. Maar de Heere wil
daartoe den dienst zjjner dienaren, het getrouw
beljjden zjjner kinderen, gebruiken. Daarom
roept Panlus zjjnen zoon Timotheüs ook op
tot den strjjd.
Hij moet zich benaarstigen, om ziehzelven
den Heere beproefd voor te stellen, eenen ar
beider, die niet beschaamd wordt, die het Woord
recht snjjdt. Het eerste is dus, dat de waarheid
zuiver en in al haar volheid en rijkdom, gezond
en getrouw gepredikt worde. Zonder naar links
of rechts af te wijken, moet het Woord in
deszelfs volheid en reinheid worden gebracht.
Tegenover afwijking van de waarheid moet
een leeraar nooit tot het tegenovergesteld uiter
ste overgaan en eenzijdig worden. En daartoe
heeft Timotheüs noodigte volharden in het
gebed, maar ook in geheiligd onderzoek.
Doch hjj moet ook het ongeloof en de dwaal
leer rechtstreeks aanvallen. Hjj heeft zich te
stellen tegen het ongoddelijk, jjdel-roepen. Het
is opmerkelijk, dat de dwaalleer zich gewoonljjk
met groote en krachtige woorden wil doen
gelden. De waarheid daarentegen komt kalm
en in eenvoud. Een oud spreekwoord zegt het
reeds: De leugen is veelvoudig, de waarheid
eenvoudig. Onder veel hartstocht, onder veel
luid geroep en beweging, kondigde zich de
dwaalleer aan in haar bestrijding van de waar
heid. Dit geschiedde onder de toelating Gods. De
getrouwen zouden zoodoende uitkomen en in den
strjjd geoefend worden. Ook maakt het ongeloof
van jjdele vragers vaak grooten ophef, zoodat
daarmede hoofden en harten vervuld en van
I het eene noodige worden afgetrokken.
En hoe moet nu Timotheüs, hoe moet Gods
getrouwe dienstknecht te werk gaan in de be-
L strjjding der dwaling. Op ijdele, niets zeggende
f dingen, zooals er in den strjjd zoovele worden
voorgebracht, moet hij niet ingaan. Die zjjn
I toch zonder leering, en brengen twisting voort.
het kind. Glansrijk bljjkt dit uit den strjjd,
de liefde, de offers voor het christelijk onder
wijs in ons vaderland van het tijdstip af, toen
de volksschool werd ontkerstend.
En nu is er zeker wel wat te leeren uit en
te apprecieèren in hetgeen dezer dagen van
ongeloovige zjjde voor het kind wordt gedaan,
maar de nieuwere wjjsheid omtrent het kind,
deszelfs behoeften, deszelfs opvoeding, is ver
werpelijk. Wjj ruilen haar niet in voor de leer
van Gods Woord, dat ten allen tijde is bevon
den een licht te zjjn, ook op het gebied der
opvoeding.
De geloovigen bezitten van
de ware leer aangaande het kind, de leer, die
tot het ware geluk voor tjjd en eeuwigheid
leidt. Alleen ontbreekt het nog, maar al te
veel, aan den jjver en de trouw, om in alles
naar die beginselen te handelen. En daarom
moge de jjver, die het ongeloof thans ontwik
keld, een prikkel zjjn, om het heerljjk ons toe
betrouwd beginsel hoog te houden, en in ’s Hee
ren kracht, tot zjjne eere en tot welzijn onzer
kinderen, maar ook van land en volk, opvoe
ding en onderwjjs, in huis en school, meer te
volïhaken en te doen beantwoorden aan het
Woord Gods. Zeer te waardeeren zijn, ook
ijit dit hooger standpunt bezien, de pogingen
onzer Regeering, om het christelijk onderwjjs
in al zjjn trappen in waarheid en werkelijk
heid vrij te maken
Het ongeloof werkt niet alleen praktisch
met voedsel en schoeisel, maar ook theoretisch.
Het wil aangaande het kind, deszelfs oorsprong
en bestemming een geheel andere opvatting
doen ingang vinden, dan de Schrift leert. Ja
eene, die daar lijnrecht tegenover staat.
De ongeloovigen zjjn het nu hierin ook wel
weer niet allen eens, maar in den grond is
het toch bjj alleneene verwerping van de
beginselen van het Woord Gods.
De zoogenaamde evolutie-leer is thans aan
de orde van de dag. Evolutie beteekentont
wikkeling, ontvouwing, en deze leer betoogt
de ontwikkeling van een eencellig wezentje,
weinig meer vermogende dan eenige, voor in
standhouding en voortplanting doelmatige be
wegingen, tot in ontelbare opzichten, fijn ont
wikkelde dieren en menschen. Het eencellig
wezentje heeft zich dus zelf ontwikkeld langs
duizenden van trappen en geslachten tot plant,
tot dier, tot mensch. Van waar dat eencellig
wezentje komt, blijft natuurlijk onopgelost. Gij
ziet, hoe hier het Scheppingsverhaal der Schrift
wordt tegengesproken. Het heerljjk werk van
Gods almacht, waarbjj Hij planten en dieren in
hunne soorten schiep, en den mensch naar zijn
beeld,wordt eenvoudig als een leugen verworpen.
En die evolutieleer wordt ook weder in het
bijzonder op het kind toegepast. Het is de leer,
welke in den gang van het kinderleyen, van
ontvangenis en daarna van geboorte tot vol
wassenheid toe dezelfde ontwikkeling wil zien,
alleen in een oneindig sneller tempo als die,
welke, volgens de beginselen der evolutie ge
sproken, de levende stof op de wereld heeft
doorgemaakt.
Volgens de evolutieleer leefde de oorspron
kelijke mensch in den wildsten toestand in het
oerbosch, zich voedende met vruchten en wor
tels. Deze moesten gezogen worden. En met
deze voedingswijze stemt nu overeen de gewoonte
van alle kinderen, om op alles te zuigen. Het
krachtig vasthouden van iets met de kleine
handen en de beweging van beenen en voeten,
als men de kleinen optilt, het schommelen in
^.de wieg, de lust tot klauteren bjj het grooter
worden, dat alles herinnert aan het boomklim-
men, waartoe de boomnesten, de oudste men
schen woningen, noodzaakten. De taal der kin
deren is niet het gebrekkig nabootsen van de
taal der grooten, maar eene eigene taal, nog