Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. HJ Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. J. HULSEBOS en Ds. A. L1TT00IJ. 0> Vrijdag 26 Augustus 1904. 2© Jaargang. No. 9. UIT HET WOORD. is. Drukker-Uitgever - I et er SCHRIFTBESCHOUWING. VARIA. en len. D. L.ITTOOIJ Az 1 eidi sk rede W uan t rede Ters 1. ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post P R IJ S DER ADVERTENTIEN Met medewerking van onderscheidene Predikanten. (Organisatie der armenzorg. Het boek der Richteren. II. A. D. dus H. leine ver- 70 cent. 3 cent. Jan- i en MIDDELBURG. igste rgels i alle Enkele nummers te g- van 15 regels 30 cent, iedere .regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Er is in den tegenwoordigen tjjd een streven, om meer orde en samenwerking te verkrijgen onder het steeds nog toenemend aantal ver- eenigingen en corporaties, die zich bezighouden met armenzorg. Dit is zeker geene ongewenschte zaak. Zoo doende zou toch kunnen worden tegengegaan het misbruik van sommige bedeelden, die door vrijpostigheid en slimheid zich den steun van verschillende vereeuigingen weten te verwerven, terwijl stille en waarlijk behoeftige personen daardoor van genoegzame hulp verstoken blijven. Oneerlijke praktijken konden worden tegen gegaan, die helaasook op dat gebied niet zeldzaam zijn. Men kon ook alzoo elkander voorlichten en inlichten, omtrent menig punt op het zoo gewichtig gebied der armenzorg en wellicht door samenwerking nog veel goeds neest, die die u hartigheden.” Lezer, het komt op zelfkennis aan. Zoolang wy ons niet kennen als kranken en schuldi gen, zal de ware geneesmeester door ons niet gezocht. Waar kennis is van onzen toestand, daar wordt de behoefte naar Jezus geboren. Ga gij dan tot Hem, die waarlijk over uwe I zonden bekommerd zijt. Hij is de heelmeester der kranken. >one I M JEZUS, DE WARE GENEESMEESTER. i En Jezus, dal hooiende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben den medicyn- S meester niet van noode, maar die ziek I zijn. Ik ben niet gekomen, om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot be- keering. Markus 2 17. van Gilgal naar Bochim. Het Gilgal uit Jozua’s tijd lag een half uur ten Oosten van Jericho aan den Jordaan, ruim 9 uur oostwaarts van Jeruzalem. Daar hadden de Israëlieten hunne eerste legerplaats, nadat zij uit den Jordaan opgetrokken waren (Joz. 4 19)daar werd het volk door een algemeene besnijdenis weer den Heere geheiligd, en vierden zij weer het paaschfeest met blijdschap des harten, daar verscheen aan Jozua de vorst van het heir des Heeren, die hem versterkte. De naam Bochim wordt al bij voorbaat door den schrijver ge bezigd, ofschoon deze eerst later gegeven wordt, nadat het volk heeft geweend over de uitspraak des Engels. Waarom komt nu de engel des Heeren van Gilgal? Niet hierin ligt de oorzaak dat Gilgal ten tijde van Jozua de plaats der samenkomst was, waar de ark stond. Immers na de oprich ting van den tabernakel was de ark te Silo en kwam aldaar de gemeente samen. Maar in Joz. 5 13 ligt het aanknoopingspunt. Toen Israël zich weer besneden had en daardoor in goede verhouding tot Jehovah gekomen was, verscheen te Gilgal de Vorst van het heir des Heeren. Hij verzekert hen de inneming van Jericho. Van Gilgal uit begon de victorie. .Daar, had de Engel Jozua ’s Heeren wil bekend gemaakt. Inplaats van in Godes kracht voort te gaan, hebben de onderscheidene stammen opgehouden de Kanaanieten uit te roeien’t is genoeg, indien zij hun schatplichtig zijn. Nu .komt uit datzelfde Gilgal de Engel des Heeren, om een strafrede te houden. Hij zal hun ten gevolge van hunne ongehoorzaamheid, het God delijk gericht doen hooren. Belofte en bedrei ging hebben één oorsprong. Dezelfde God, die gezegd heeft„die zijn weg wel aanstelt, zal ik mijn heil doen zien”, heeft ook gedreigd zoo mijn volk mijne wet verlaat, zal ik hen met de roede bezoeken. God heeft zijn verbond niet verbroken. De Engel spreektIk heb ulieden uit Egypte op gevoerd, en u gebracht in het land, dat ik uwen vaderen gezworen heb. In dit verbond is Je hovah de eerste, van Hem is het uitgegaan. Maar de verbondsluiting, waarbij Israël als volk, in nationalen zin, was uitverkoren, droeg een voorwaardelijk karakter. Immers Israels God had gesproken„indien gij naarstiglyk mijner stem zult gehoorzamen en mijn verbond hou den, zoo zult gij mijn eigendom zijn uit alle volken, want de gansche aarde is mijne”. Ex. 195. Uitdrukkelijk was hun op ’t hart gebon den gij zult hen (de Kanaanieten) ganschelijk uitroeien en geen verbond met hen, noch met hunne afgoden maken”. „Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u niet tegen my doen zondigenindien gij hunne góden dient, zal het u voorzeker tot een valstrik zijn”. Ver- gel. Ex. 2332, 3334 12,15Deut. 7 2 v.v.; Joz. 2312. Hoe heeft Israël zich van dezen bondsplicht gekweten? Zyn zij volhardend voortgevaren, om alle inwoners te verdelgen Ach neen De Heere klaagtgij zyt mjjner stem niet gehoor zaam geweest; waarom hebt gij dit gedaan? Geef er rekenschap van, verantwoord u voor den God van Abraham, Izaak en Jaeob Hi/j is niet ontrouw geweest. Want uw zyn in dit beloofde land is een getuige van zyn trouw en almacht. De hardigheid van Farao’s hart verbrak Hjj, ook baande Hy u een weg door de Sehelfzeezjjne wonderen zaagt gij in de woestijn, tot Hij u leidde door den Jordaan en uwe voeten stonden op ’t land, waar eertyds Abraham had gewoond. Dat deed de Getrouwe, uw Heere. Stipt en volkomen kwam Hy zyn woord na. Maar wat hebt gi/j gedaan Gjj hebt uw woord, de belofte welke gjj aanvaardet, niet gehouden, maar die snood verbroken. Wat is dit, dat gij gedaan hebt Zoo roept de Heere Hij geneest, die gebroken zijn van harte. Niemand zoekt vergeefs bij Hem zijne behou denis. Gaan wy van den aardschen genees meester, vaak teleurgesteld terug, Hy verlost van alle krankheid. Zyn bloed reinigt van alle zonde. Al waren uwe zonden als scharlaken, zy zullen wit worden als sneeuw, al waren zjj rood als karmozijn, zy zullen worden als witte wol. Indien wy in zelfkennis meer toenamen, zou ook de behoefte aan Christus meer levendig by ons zyn. Wy hebben Hem dagelijks door het geloof te begeeren, dat Hjj tot ons kome en ons bezoeke. Door zyn Geest en woord, kan Hy het hart sterken en vertroosten. Hoe voordeelig en liefelijk is het, om gedurig onder de behandeling van' dezen geneesmeester te zyn. Wy leeren Hem dan te beter kennen in zijne wijsheid en liefde en in dien weg, krijgen wy Hem ook te hartelijker lief. Hoe zouden wy ons gebonden gevoelen, aan den geneesmees ter, die ons van eene ernstige krankheid be vrijdde. Jezus nu, is uw heelmeester tot uwe eeuwige verlossing. Erkent Hem dan, door geheel uw betrouwen op Hem te stellen. Hy is en blyft de ware geneesmeester. Hij schenkt het eeuwige leven. N. zyn volk tot verootmoediging. Als dezelfde vraag tot u komt, rayn lezer, zal dan geen schaamteblos uwe wangen kleuren Vs. 3. In dit vers vernieuwt de Heere de reeds vroeger uitgesproken bedreiging, aldus luidende: „maar indien gy de inwoners des lands niet voor uw aangezicht uit de bezitting zult verdrijven, zoo zal het geschieden, dat die gij van hen zult laten overblyven, tot doornen zullen zyn in uwe oogen en tot prikkelen in uwe zyden, en u zullen benauwen op het land, waarin gy woont”. Num. 33 55. Er valt dus volstrekt geene verandering te constateeren. Alleen wordt thans gezegd, dat Israël door zjjne ontrouw, thans op de uitvoering van die be dreiging rekenen moet. Nu Israël de volken niet heeft uitgedreven, kon de Heere op on- middelljjke wjjze b.v. door uitsterven, hen ou- schadelijk maken. Dat geschiedt nu echter niet. Geljjk een prikkel steekt in iemands zjjde, en een doorn het oog wondt, en een valstrik den voet belemmert, zoo zullen zy zyn de geesel- roede in Jehovah’s hand, om Israël te tuchtigen. Men zou kunnen vragenligt de uitslag van deze verbondsluiting dan geheel en al in de macht van Israëls volk Moest de Heere zich dan schikken naar den mensch In geenen deele. Gods Raad zal bestaan en Hy doet zjjfi welbehagen. De Heere voorzag het toekomstig gedrag van Israël en daarom ordineerde Hy het zoo in zjjue Voorzienigheid, dat een over blijfsel van de Kanaanieten gespaard bleef, om door hen Israël te beproeven. Om den mensch zyue verantwoordelijkheid te leeren, geeft de Heere aan zyn verbond zulk een voorwaarde- Ijjken vorm. Vs. 4, 5. Als de Engel des Heeren, de straf heeft aangekondigd, aan al de kinderen Israëls, d.i. aan alle hoofden des volks, barsten zjj allen uit in luid geween. Nu gevoelen zjj, hoe bitter het is, tegen den Heere te overtreden. Zonde toch baart schuld. En al wordt de schuld ook vergeven, de straf weggenomen, de strafwaar digheid bljjft. Als David gezondigd heeft, ver geeft de Heere, nochtans wijkt ’t kwaad niet van zyn huis. Brengt iemand zyn vermogen door in brasserjj al komt Gods Geest in hem hy bljjft toch altyd een, die zyn kapitaal heeft verbrast. Zoo nu is ’t ook met Israël. Hun geween en geklag is aandoénlijk. Bochim d.i. de wee nenden, noemen zy deze plaats. Een droeve herinnering voor ’t nageslacht. Een zond- en schuldoffer wordt ontstoken ten teeken van hun berouw. Maar al neemt de Heere ’taan, de Amoriet blyft. Hij is de geesel Gods. Hoed U voor ’t kwaad. Want de zonde maakt ramp zalig en stelt ons buiten de gemeenschap met God. H. Richteren 2 15. Een Theophanie, d. i. eene verschijning Gods komt tusschen beide. Immerseen Engel des Heeren kwam opwaarts van Gilgal tot Bochim. Ongetwijfeld is de Engel des Heeren hier niet een profeet, of een andere godsman, maar een verschijning van den Heere zelven. Duidelijk spreekt Hij als de Heere, die Israël uit Egypte heeft 45pgevoerd. Voor zulk eene verschijning moet wel bijzondere reden hebben bestaan. Als de Heere b.v. aan Abraham verscheen, begon altoos, na zulk een openbaringsmoment, een nieuwe periode zjjns levens. Zoo zal ook voor Israël thans een nieuw tydperk aanbreken. De strafrede van den Engel geeft ons de ver klaring en het doel van het voorafgaande his torisch overzicht. De Heere heeft zijn verbond gemaakt. Daarby gaf Hy de belofte van het land Kanaan. Maar Hy legde zyn volk ook een bondsplicht op, nl. om de Kanaanieten uit te roeien. Nu is Israël ongehoorzaam geweest en de trouw des Heeren eischt, zoowel zjjne be dreigingen als zjjne beloften te houden. Dit is nu de beteekenis van deze verschijningvoor mijn volk is aangebroken de tijd, waarin ik mjj ontslagen reken, om hen bij te staan in het verdryven der Amorieten. De bedreigingen van my’n verbond zult gy van nu aan ondervinden. Vs. 1. En een Engel des Heeren kwam opwaarts VIL En een Engel des Heeren kwam opwaartsvan Gilgal tot Bochim, en Hij zeideIk heb ulieden uit Egypte opgevoerd, en u ge bracht in het land, dat Ik uwen vade ren gezworen heb, en gezegd „Ik zal mijn verbond met ulieden niet verbre ken in eeuwigheid. En ulieden aangaande, gij zult geen verbond maken met de inwoners dezes lands; hunne altaren zult gij af breken. Maar gij zijt mijner stem niet gehoorzaam ge weest waarom hebt gij dit gedaan Daarom heb Ik ook gezegd Ik zal hen voor uw aangezicht niet uitdry ven maar zij zullen u aan de zyden zijn, en hunne góden zullen u tot een strik zijn. En het geschiedde, als de engel des Hee ren deze woorden tot alle kinderen Israël gesproken had, zoo hief het volk zyne stem op en weende. Daarom noemden zij den naam dier plaats Bochimen zy offerden aldaar den Heere. Op het gebied van het natuurlijk leven, is I ons gevoel geevenredigd naar onze behoefte, i Het is eene uitzondering, als een kranke zyn smart niet gevoelt. Het wordt haast niet ge vonden, dat een arme zjjn ontbering niet kent. Op geestelijk gebied echter, wordt het tegen deel gevonden. De mensch kent zyn ellende niet. De ware klacht, wordt dan ook niet van hem vernomen. Hij zoekt den weg der lossing niet. Zalig, die met den tollenaar zijn ellende als zondaar kent. Hy heeft tot den waren geneesmeester leeren uitgaan. Hjj kan roemen met David„die al uwe ongerech- heden vergeeft, die al uwe krankheden ge- uw leven verlost van het verderf, kroont met goedertierenheid en barm- Het is ons gebleken, hoe de Heiland heilig- lyk met de Farizeën en Schriftgeleerden spot, als Hy hen noemtgezonden en rechtvaardi gen. Maar tegelijk, heeten wjj Jezus’ woord hoog ernstig. Immers, het was des Heilands oogmerk, hen te ontdekken aan hun heillooze dwaling en hun den eenigen weg des behouds aan te wijzen. Farizeën en Schriftgeleerden, stelden zich buiten den eenigen weg des behouds, daar zy I meenden gezonden en rechtvaardigen te zyn. Hun toestand was ellendig, maar zjj verston den het niet. Die zelfverblinding, zy was eene ziekte, doodeljjker dan de krankheid zelf. Zy toch sloot hun den eenigen weg, waarin be houdenis te vinden was. Immers zieken be hoeven den geneesheer. Wat vraagt, de ge zonde naar den medicijnmeester Zoekt ook U<ie heelmeester den gezonde Zondaren worden geroepen en laten zich roepen tot bekeering. j Zjj gevoelen het, den waren geneesmeester te behoeven. Dezulken waren er onder die tollenaren. Door goddelijke genade, waren zjj aan hunne doodelyke zielskrankheid ontdekt. Van Jezus, den waren geneesmeester gezocht, zochten zy naar Hem, om zich vol vertrouwen des harten aan zijne handen toe te vertrouwen. Aan Jezus’ handen. Hjj is die bereidwillige, onfeilbare geneesmeester. De Heiland zegt het hier niet stellig. Toch twijfelen wij er niet aan. Met dien medicijnmeester bedoelt Hij zichzelf. Hjj ging het land door en nam de ge volgen der zonde weg. Meer nog echter, Hjj kon de zonde zelf weg nemen. Was Hjj het niet, die tot Israël sprak „Ik ben de Heere, uw heelmeester” Ja, Hjj is de vriend van verlegen zondaren, die hen, hoe schuldig ook, tot bekeering roept. Hoe heilvol hebben deze woorden die tolle naren niet in de ooren geklonkenHun blijd schap is er ongetwijfeld door toegenomen. Dank zjj de vijandschap der Farizeën, vloeit dit woord van Jezus lippen. Hoe beschamend voor de vijanden, maar hoe vertroostend voor hen. Zeeuwsch K coojj imp mge it 'een ama terg alen Lder

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 1