de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Weekblad voor 8 Onder Redactie vanDs. L. B0UM1, Ds. J. HULSEBOS en Ds. i. LITTOOIJ. n. Vrijdag 29 Juli 1904. 2 Jaargang. No. 5. UIT HET WOORD. r I f Drukkern’tgever A. e e 9. g te het genot >n Hulsebos. 70 cent. 3 cent. a e e a r a r D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. levende zijn, le te ap ABONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post Enkele nummers »k, ise P J- Met medewerking van onderscheidene Predikanten. PRIJS DER ADVERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. des Heeren en 't Verband tusschen het gebed en de dankzegging in het formulier van den heiligen doop. IV. Het woord „inlijven in Christus” wordt in de formulieren der Geref. Kerken nwt altijd en alleen genomen in de beteekenis van ingelyfd te worden in het lichaam, m. a. w. in de Kerk van Christus. Neen, het wordt niet altyd zóó genomen, wanneer dat woord gebruikt wordt, dat door ons dan verondersteld moet worden of voor ons vaststaat, dat de inlijving in Christus reeds heeft plaats gehad. Immers in den Cate chismus, Zondag 7, worden de personen, Adam, in wien wy gevallen en onder het oordeel der verdoemenis zijn gekomen, en Christus, door Wien wij verlost en zalig worden, tegenover el kander gesteld. Op de vraag toch in die Zondags- afdeeling gedaan: „Worden dan allemensehen wederom door Christus zalig, alzoo zij door Adam zijn verdoemd geworden luidt het ant woord „Neen zjj, maar alleen degeben, die Hem door een oprecht geloof worden inge lijfd.” Het gaat dan ook o. i. niet aan, om, gelijk geschied is, nadat door mij dit referaat uitgesproken werd,na exegese van 1 Cor. 1213b, te besluiten, dat niet de inlijving in Christus, maar die in het lichaam, d. i. in de kerk van Christus is bedoeld, door de kerken, die het gebed in het formulier des Doops hebben in gevoerd. Alzoo te besluiten mag in easu alleen, wanneer het, zal men Bjjbelseh zjjn, niet anders kan verklaard worden. Daar komt bjj dat het woord inlyven in dezen tekst niets gebruikt wordt. Waarbjj komt, dat hetgeen hier gezegd wordt, dat n.l. alle leden, hetzij Joden of Grieken, dienstbaren of vrijen, tot één geestelijk organisme, tot één lichaam worden geformeerd, bok reeds geschiedde, vóór de Heilige Doop, ja, zelfs vóór de besnijdenis was ingesteld. Immers vóór Abrahams dagen had dit even zeer plaats. Dat sinds de instelling der be snijdenis en daarna des Doops die meer ver borgen vereeniging een meer zichtbare werd, stemmen we natuurlijk toe. Maar niet door den Doop werden die vele leden één lichaam trouwens er staat in den evengenoemden tekst, dat zij door éénen Geest tot één lichaam ge doopt zjjn. Aan de inlijving in Christus is de zaligheid verbonden. Op deze inlijving komt het dus voor ons en onze kinderen vóór alles aan. Wij kunnen Christus ingelijfd en zalig zijn, zonder zelfs ooit door den doop der Christelijke kerk te zjjn ingelijfd. Nu is het ook volgens Dr. A. Kuyper Sr. niet zeker, dat zelfs Gods uitverkoren kinde ren vóór den doop Christus al ingelijfd zijn.' In zijn E. Voto, Zondag 7 pag. 133, lezen wjj „Onze uitnemendste godgeleerden, gelijk Voe- tius en Rutherford, beleden, dat de Heere het werk der wedergeboorte meestal reeds voor den Heiligen doop in de kleinen werkt.” Meestal" dus niet bij allen. Ook onze ge dachte is, dat de mogelijkheid bestaat dat het bij gelegenheid van den Doop en ook daarna geschieden kan. Om deze reden kunnen de ouders dus voor het doopen van den Heere smeeken hetgeen wjj, blijkens al de krachtige uitdrukkingen die zij bezigen in het formulier gebed, gelooven, dat door hen gebeden wordt. Gelijk gezegd is, de ouders moeten, zal het zjjn gelijk het wezen moet, vastelijk gelooven en alzoo zeker weten, dat hunne kinderen, naar Gods verbondsbelofte, in genade aangezien en Christus ingelijfd zijn. Dat geloof en dat zeker weten, verkrijgen zij, wijl God om de vervul ling der beloften wil gebeden zijn, in den weg des gebeds en door middel van het teeken en zegel des verbonds. Zij kunnen en mogen in hunne gebedswerkzaamheden niet beginnen met de verkiezing, wijl het tot dq verborgen- in den strijd, en zij moeten door de genade des Geestes volharden tot den einde. De jonge lingen in leeftijd hebben gestreden en aan vankelijk in dien strijd den booze overwonnen. Van kracht tot kracht moeten zij door ’s Hee ren genade voortgaan, om eenmaal de Kroon der overwinning te mogen behalen. En ook tot de godvreezende kinderen wendt zich de apostel. Zjj, de zwakken, teederen naar het lichaam, hebben toch reeds den Vader in de hemelen leeren kennen en groeien op, als die Hem toebehooren. Dat waren daar buitenge wone toestanden in de gemeenten, zal men zeggen. En toch is dit eigenlijk zoo niet. Zulke toestanden zijn eigenlijk de gewone voor Gods kerk. En ongewoon is, als daar haast geen vader, geen jongeling, geen kind wordt gevonden, waarin de vreeze Gods woont. De Heere wil op alle leeftijden gekend, ge diend en verheerlijkt worden. Daarom liggen er ook rijke verbondsbeloften voor kinderen, jongelingen en ouderen van dagen. Hoe beschamend dan voor vele jongelingen en jongedochtersHoe moesten de jeugdige harten branden van liefde voor den Heere Jezus, hoe moest door de‘kracht des Geestes vol heldenmoed en met jeugdig vuur gestreden worden tegen den booze, tegen de vijandige wereld, tegen de zonden in ons en om ons. Nogmaals herhaalt Johannes zjjn aanspraak aan de vaders, maar ook aan de jongelingen. Zij zjjn strijders in den dienst huns Gods. En het geheim hunner kracht is, dat zjj den Heere toebehooren, met onverdeeld hart de goede keuze, de goede beljjdenis hebben mogen doen en dat het Woord Gods in hen woont. Dan alleen, jongelingenzijt gij in waarheid Chris telijke jongelingen en dan zjjt gjj sterk.en dan alleen zult gjj ook het erfdeel eens ge- loovigen verwerven. Wie niet beslist is, wiens hart nog ten deele of geheel de wereld lief heeft, hjj zal niet staande blijven. De booze is hem te machtig. Hoevelen hebben wij niet gekend, die zijn doorgevloeid. O Jongelin gen Laat het uwe begeerte, uw zoeken zjjn, om die verborgen kracht van den Heere te ont vangen, het Woord Gods blijvende in u te hebben en den booze te overwinnen als goede krijgsknechten van Christus. Den booze te overwinnen, wat is dat Hoort het. De we reld is de zondige macht, die van God aftrekt, door de stoffelijke dingen tot het hoogste goed te stellen en te doen aanbidden. Het is die macht, die door de streelingen van der zinnen tot een zondig leven, een leven in vijandschap tegen God verleidt. En nu die wereld niet lief te hebben, maar hare aanlok-, selen te verwerpen en den dienst en de gunst Zijne gemeenschap lief te heb ben, dat is den booze te overwinnen. Want de booze, de duivel, is de overste der wereld. Zoo ziet gij ook, dat niet alleen op de Kermis de wereld wordt gediend, hoewel daar niet het minstDe wereld lokt aan door de be geerlijkheid des vleesches» en de begeerlijk heid der oogen en de grootschheid des levens Ach, hoevele jeugdigen van jaren zijn onder de bekoring der wereldEn geld en goed is menigeen ten verderveEn gedenkt ook de wereld gaat voorbij en ^are begeerlijk heid. Wat zjj geeft is ijdel, nietig, voorbij gaande. Straks ontzinkt het aan den sterven den menschMaar, die den wille Gods doet, blijft in der eeuwigheid. Ja, die bezit een eeuwigbljjvend goed. Die de wereld lief heeft, gaat met haar verloren. Wie onder de banier van Jezus Christus strijdt, beërft door Hem het eeuwige leven, DER JONGELINGEN KRACHT. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het woord Gods blijft in u, en gij hebt den booze overwonnen. 1 Joh. 2 14b. Het is een heerlijk getuigenis, dat de apos tel Johannes geeft van de jongelingen, tot wie hy zich wendt, de geloovige jongelingen in de gemeenten, aan wie dit zjjn algemeen schrij ven is gericht. Hier is geestelijke kracht bedoeld. Maar ook lichamelijk is de jeugd de tijd van kracht. Het tegenwoordig geslacht is wel zwak, als men zooveel jongelingen ontmoet, die physiek niet sterk zijn. Kracht is het kenteeken der jeugd. Hoe heerlijk is het, wanneer nu ook geeste lijke kracht het sieraad is van den jongeling. Velen zien wjj, wier eer is in hun schande, die krachtig zijn in de zondedan is de jon gelingsleeftijd een leeftijd, waarin men alles durft bestaan, brutaal en wel en zich luid ruchtig aan allerlei kwaad overgeeft, bande loos, roekeloos, onbedwongen. Men is groot geworden, men kiest nu zelfde banden van ’t huisgezin, de banden der kerk, werpt men zich vanmen kiest met hoogen dunk zijnen eigen weg. In anderen, meer ingetogen, prijst men het verstand, den ijver in tijdelijke zaken, men prijst in hen de voorkomendheid en andere burgerlijke deugden, doch meer wordt in hen niet gevonden. Het ware sieraad in den jongeling is de geestelijke kracht, het in hem blijven van het Woord Gods, het overwonnen hebben van den booze. De apostel schrijft op hoogen leeftijd, na Jeruzalems verwoesting, het Evangeliedaar na de brieven en de openbaring. Klein-Azië is het gebied zijner werkzaamheid. Het waren toen dagen van veel beroering, ook dagen van vervolging en ook van veel afval en dwaal leer. Heerlijk en krachtig had zich het Ko ninkrijk Gods uitgebreid, doch naast het goede zaad deed zich nu ook het krachtig ontwik kelende onkruid gelden. De ondergang van den Joodschen staat deed zeer haren invloed ge voelen op de toestanden in de Christelijke kerk. Johannes vermaant nu de geloovigen, om zich getrouw te houden by de verkondigde en hun door de apostelen overgeleverde waar heid, maar ook ijverig te zjjn in het betrach ten van de zelfverloochening en de liefde om Christus’ wil, en in Zijne kracht. Hy teekent met heldere kleuren de dwalingen, die ver leidend het hoofd zouden omhoog steken en wapent de geloovigen door hen te vermanen in den Heere te blijven, en strijdende tegen de zonde in hen en om hen, de komst van den Heere Jezus te verbeiden. Wie de eerste lezers van dezen brief waren en waar zij woonden, is ons niet kenbaar ge maakt in den brief, maar met welke lezers Johannes te doen had en welke hun staat was voor God, is ons wel duidelijk. Herhaaldelijk is hetBroeders of Kinderkens, zoo ook we derom vers 12Ik schrijf u, kinderkens, want uwe zonden zijn u vergeven om zijns naams wille. Hiermede spreekt Johannes de geloovigen allen te zamen in het algemeen aan. Kinder kens heeft hier dus eene geestelijke beteeke nis. Wjj kunnen zien, dat de brief allereerst een vermanend en opbouwend karakter heeft. Er ligt reeds een fondament, daarbij sluit zich de brief aan. Maar nu worden onder de ge loovigen bijzonder de ouderen in jaren en de jongeren van jaren aangesproken. De vaders, de ouderen, de bejaarden, hebben den Heere by ervaring leeren kennenzij zyn geoefend heden Gods behoort en ons van voren niet is geopenbaard, wie Hy uitverkoren heeft. Met den staat en toestand, waarin de kinderen uit ons zyn geboren, met het verbond der genade en zijn belofte en met het sacrament des ver bonds, moeten de ouders werkzaam zyn, en daarom bidden, wat in het formulier gebed gebeden wordt. Bjj het opwassen moeten zjj zien op de teekenen der verkiezing: geloof, hoop en liefde. Want het is, zooals Dr. Wagenaar in zjjne meditatie over 1 Cor. 12 13a zegt, dat wjj leden van het lichaam van Jezus tenzy wij in ongeloof en vijandschap tegen den Heere onzen God overtreden, des zondigens veel maken en in het gezelschap der oprechten ons hypocrieten betoonen.” Terecht erkent ook Dr. W. hier, dat de mo gelijkheid bestaat, dat, hetgeen wy, omdat wy geen hartenkenners zijn, moeten veronderstel len aanwezig te zyn, niet aanwezig is. Aan afval, aan het verliezen toch er van gelooven wy, Gereformeerden niet. Met het oog op die onverhoopte mogelijkheid is het dus ook noo- dig te bidden, om hetgeen wy gelooven dat in het formulier gevraagd wordt. Nog eens. De ouders moeten het weten des geloofs deel achtig zijn, om te belijden dat hunne kinde ren in Christus zyn geheiligd, en voor zij danken kunnen, dat zy tot kinderen Gods zyn aangenomen. Ik voeg hieraan nog toe, dat degenen die Christus worden ingelijfd, door het echte, zaligmakende geloof, d. i. door van den Heiligen Geest het leven en alzoo het vermogen des geloofs te ontvangen, natuurlijk ook het lichaam, het mystieke of verborgen lichaam van Christus zijn ingeljjfd, ook al zyn zy nog niet gedoopt, alsmede dat zjj door den Heiligen doop ook daarvan het teeken en zegel ontvangen en daardoor de Kerke Gods worden ingelyfd. Maar met Dr. Bavinck zeg ik „Er is geen enkele genade, die niet door het Woord en alleen door het Sacrament wordt meegedeeld.” Voorts moeten wy er wel op letten, dat er gebeden wordt voor de kinderen, die gedoopt worden, en gedankt wordt er in het algemeen voor onze kinderen. Ook mag niet uit het oog worden verloren, dat Gods Woord hun had en ons heeft geleerd, dat niet allen Israël zyn, die uit en in Israël waren en worden geboren. Het is daarom, waar er nog van bidden sprake is, dat op grond van al het gejjoemde, gebeden kan en mag worden, geljjk het, naar wij gelooven hier geschiedt. De Heere toch heeft ons in Zyne Vaderlijke wijsheid en vrijmacht niet die ge loofswetenschap believen te geven, tengevolge waarvan ons leven hier, ook in betrekking tot onze kinderen, van meetaf alleen een leven van loven en danken en niet tevens een leven van ernstig gebed behoeft te zijn. De besten en godzaligsten van Gods kinderen bidden met het oog op hunne kinderen, naar ik geloof, gelyk hier gebeden wordt. Wy moeten gelooven, gelooven pp grond van het Woord, van het ver bond en de beloften. Maar,laten wij niet vergeten, dat de Heere de Sacramenten juist ingesteld en gegeven heeft, om ons tot het verzekerde, jubelende en dankende geloof te brengen. Wy willen, zooals gezegd is, vaak de moeie- lijkheid èn in betrekking tot den doop onzer kinderen èn in betrekking tot het avondmaal met het oog op ons zelven door allerlei rede- neeringen, en niet in den eenig mogeljjken weg, d. i. in den weg des gebeds en des ge loofs, oplossen. En het is ook hiervoor hen die gelooven, is alles klaar en zeker. Bidden .wjj, zooals het moet, in den geloove, dan bidden fry gelijk hier, hetgeen wy en onze kinderen behoeven en hetgeen Hy, de Heere, beloofd heeft, en waarvan Hy ons in Zeeuwsch s i U !D b jn jn Q ils le ?- 3 i

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1904 | | pagina 1