in Zeeland.
Weekblad
voor
de Gereformeerde Kerken
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. J. HULSEBUS en Ds. A. LITTOOIJ.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
UIT HET WOORD.
I
A
I
Drukkeruitgever
A.
VARIA.
I
Hulsebos.
70 cent.
3 cent.
D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBL'J?G.
te
ben
wy
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
en ons door Uwen Hei-
van Uwen eenigge-
alzoo tot Uwe kinderen aan-
ons hetzelve met den heiligen
wij
eze kinderen genadiglijk
>r Uwen Heiligen Geest
PRIJS DER ADYERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 1---5 regels 50 cent, iede;e
regel meer 10 cent.
Zeeuwsch Kerkblad heeft een goeden ingang
vonden en een goeden opgang gemaakt, en
ar de overvloed van copie van den beginne
n om vergrooting vroeg, zoo is daartoe
sloten en gaan wij met dit nummer er toe over.
Overeenkomstig hetgeen in de circulaire aan
Kerken by de oprichting van ons Blad
iegd is, boden wy de Synode dezer provincie,
r onlangs, het Blad in eigendom aan doch
ir zy alszoodanig zich noch met het eene
:h met het andere Kerkblad in bijzondere
inectie wenschte te stellen, maar aan het
ticulier iniatief dezen arbeid overliet, zoo
ft de redactie van Zeeuwsch Kerkblad dit
ir Blad aan eene persvereeniging, waartoe
B Zeeuwsche predikanten, andere ambts-
gers en leden toe behooren, afgestaan.
laar Blad, dat nu vergroot en op beter
lier gedrukt, verschijnt, wordt voor denzelf-
geringen prijs uitgegeven. Doch om onnoo-
e uitgaven te besparen, zal niet langer per
irtaal, maar om het half jaar beschikt worden
r het abonnementsgeld. Zy, die echter liever
kwartaal betalen, kunnen dit doen, door
aan den Uitgever te zenden of aan den
int ter hunner plaatse te bezorgen.
•ewyl dit Blad door geheel Zeeland en in
mige gedeelten er van door zeer velen
Ken wordt, zoo houder wij ons voor familie-
indere advertentiën gerustelyk en beleefde-
aanbevolen. DE REDACTIE.
aangenomen en Gods kinderen, die reeds vóór
hen waren geroepen, moesten hen nu ook van
ganscher harte aannemen.
Zy waren nu niet meer vreemdelingen en
bywoners. Een vreemdeling staat buiten de
gemeenschap. Een bij won er is iemand, die
slechts voor eenen tyd zich onder ons mengt
en eigenlijk niet bij ons behoort. Maar zij wa
ren numedeburgers der heiligen. Door het
geloof in Christus Jezus, dat Gods Geest in
hen werkte door het gehoor des Woords, zyn
zy nu niet meer vreemdelingen of bijwoners,
maar inwoners en medeburgers van het gees
telijk Zion. Zy hebben daar een erfdeel, zy
zyn bezitters van het onvervreemdbaar bur
gerrecht. En dat moet uitkomen in het mede
bezit en medegenot van de innerlijke, maar
ook van de uitwendige weldaden en zegenin
gen van Gods kerk. Ja, zy zijnhuisgenooten
Gods, d. w. z. de Heere doet hen in zyn huis
als zyne kinderen wonen, daar worden zy ver
zorgd van het goede van zyn huis, daar onder
vinden zy zijne trouw, zyne liefde. En zij zul
len er eeuwig blijven. Die kerk verdwijnt niet
meer, maar blyft en wordt verheerlijkt en
blyft alzoo eeuwig. Zoo heeft dan nu de apos
tel de kerk in geestelijken zin G|ods huis ge
noemd. Dit beeld werkt hij nu verder uit.
Huisgenooten GodsDan staan zy ook ondci
het ééne Hoofd Christus en hebben elk hun
Dienst en Deel in dit Huis.
De apostel is vol verrukking over dit Huis
Gods. Hy wy’st op deszelfs onwankelbaren en
zuiveren grondslag. Het is gebouwd op het
fundament der Apostelen en Profeten. De
Kerk van Oud en Nieuw-testament is inner
lijk één, moge ook al de uiterlyke vorm ver
schillen. Gene zag op den Christus, die komen
zou, deze juieht in Hem, als die in den vol
heid gekomen is en in Wien alle schaduwen
der oude Kerk vervuld zyn. Profeten en Apos
telen, verkondigers van Gods wil en raad,
sprekende door den Geest van Christus, heb
ben een zelfde fundament der Kerk gelegd,
de zaligheid niet uit de werken maar door het
geloof in den Heere Jezus Christus. Van dat
fondament is Jezus Christus de uiterste hoek
steen. Een hoeksteen dient, om het gebouw
daarop veilig te doen rusten en deszelfs mu
ren als door eenen onverbreekbaren band sa
men te vereenigen. Zoo is dan de prediking
van den levenden Christus, de prediking van
Gods Woord, maar ook de levende kennis van
Hem door het geloof naar Gods welbehagen
de vaste grondslag van de Kerk, van het Huis
Gods, waarin God gediend en verheerlijkt en
waarin zyn gunst gemaakt wordt.
Wee, wee, waar die grondslag, dat vaste fun
dament, wordt ondergraven en weggenomen
En nu ryst het geheele gebouw op dit fon
dament heerlyk omhoog. Het geheele gebouw,
met al wat er toe behoort, in juiste lijnen en
heerlijke proportion. In den hoeksteen Christus,
ligt, naar Gods gemaakt bestek, alles opgeslo
ten, daaruit ontwikkelt het zich naar de wetten
des heiligdoms.
Op dezen hoeksteen, op dit fondament wast
het geheele gebouw bekwamelyk te zamen
gevoegd zjjnde (door den dienst van Gods
knechten) op tot eenen heiligen tempel in den
Heere, als in den weg der middelen.
En dat Huis is de Gemeente zelve. En nu
komt de apostel weder tot de Efeziërs en wjjst
hier hun onuitsprekelijk voorrecht: Op wel
ken ook gy mede gebouwd wordt (als levende
steenen) tot eene woonstede Gods in den Geest.
De Heere woont in de Gemeente en in de
harten der zjjnen door den Geest.
Zijt gy, lezerook alzoo tot Gods Kerk ge
komen.
GODS KERK OP AARDE.
Zoo zijt gij dan niet meer vreemdelin
gen en bijwoners, maar medeburgers der
heiligen, en huisgenooten Gods.
Gebouwd op het fundament der Apos
telen en Profeten, waarvan Jezus Chris
tus is de uiterste hoeksteen
Op welken het geheele gebouw, bekwa
melijk te zamen gevoegd zijnde, opwast
tot eenen heiligen tempel in den Heere
Op welken ook gij mede gebouwd wordt
tot eene woonstede Gods in den Geest.
Efeze 2 1922.
i apostel heeft onderwezen aangaande den
>rong der Kerk. Deze rust in Gods eeuwig
ehagen. En hy heeft gesproken van hare
Dg. Ook toen wij dood waren door de
Iden, heeft God ons levend gemaakt met
ftus. Maar ook heeft hy getuigd van de
nd der Kerk. Besnijdenis of voorhuid kan
énheid niet verhinderen. Die eenheid ligt
ods voornemen. Zy is verworven door
tus verlossingswerk Hy is onze vrede,
zijn kruis heeft Hy den middelmuur des
ridsels gebroken, die mensch en mensch
tde en heeft Hy ons met God verzoend,
kruis is het middel der verzoening met
sn tot wegneming van al wat Gods kin-
van elkander scheidt. Daarom predikt
;us ook door zyne gezanten het Evange-
jt zelfde, eenige Evangelie der behoude-
ien die verre zyn (den heidenen) en dien,
iby zyn (den Joden). Eéne is Gods Kerk,
Ir ook de leden voorheen uiterlyk ver-
sn, want door Hem (Christus) hebben
iden (Jood en Heiden) den toegang door
Geest tot den Vader. Is dit niet weder
eschamend onderwijs voor hen, die nog
gevoelig en gerust in een gedeeld leven
den
nu maakt de apostel de slotsom op. Hy
de Efezische geloovigen, meest uit het
dom afkomstig, op hunne voorrechten,
et hen hartelyk welkom in Gods huis,
en van Gods huis en kerk
wereldsehe banden waren verbroken,
vroegere vrienden en verwanten had-
n uitgeworpen, maar de Heere had hen
liet referaat dat Ds. J. Koppe op onze zeer
onlangs gehouden predikanten-conferentie zou
leveren, maar door zyn vertrek naar Bunscho
ten niet geleverd heeft, werd, daar ik zyn se
cundus was, ten slotte myn deel. Omdat het
in weinige dagen moest klaar gemaakt worden
zal het my wel ten goede worden gehouden,
dat het hier en daar een weinig uitgebreid en
verduidelijkt wordt. Het luidde
Waarde Broeders!
,Het verband tusschen het gebed en de dank
zegging in het Formulier van den heiligen
Doop, inzonderheid met het oog op de bearbei
ding der Gemeente”, zietdaar het onderwerp,
waarover ik refereeren moet. Dit doende, wjjs
ik ten leOp het schijnbaar verschilten 2e
Op de wezenlijke overeenstemmingten 3e
Op den invloed, die, inzake den H. Doop,
onze beschouwingen uitoefenen, bij de bear
beiding der Gemeente.
Het verschil, dat wel is gezien en nog wel
gezien wordt tusschen het gebed en de dank
zegging in het formulier van den H. Doop,
heeft vooral betrekking op de woorden
bidden U, dat Gy d<
wilt aanzien en dooi
L wen Zoon Jezus Christus inlijveuopdat zy
met Hem in Zynen dood begraven worden en
met Hem mogen opstaan in een nieuw leven”
en op de woorden„wy danken en loven U,
dat Gy ons en onze kinderen door het bloed
van Uwen lieven Zoon Jezus Christus al
onze zonden vergeven,
ligen Geest tot lidmaten
boren Zoon en i
genomen hebt en
Doop verzegelt en bekrachtigt”. Zie, zeggen
de bezwaarden inzake dit verschil, vóór de
kinderen gedoopt zyn, dan spreekt de Gemeente,
naar het gebed geoordeeld, zich voor God, by
monde van den bedienaar des Doops, uit, alsof
de kinderen nog met in genade zyn aangezien,
nog niet door den Heiligen Geest Jezus Chris
tus zyn ingelyfdnog niet in Zynen dood zyn
begraven, en nog niet met Hem in een nieuw
leven zijn opgestaanterwijl terstond na den
Doop den Vader er den dank voor gebracht
wordt, dat Hy hun hunne zonden vergeven,
ze door den Heiligen Geest tot lidmaten van
Christus en alzoo tot Zijne kinderen aange
nomen heeft. In het gebed wordt het dus wel
gebeden, maar is of schynt het geene uitge
maakte zaak, dat deze kinderen, kinderen Gods
zyn, en dat is het in de dankzegging wèl. Daarin
nu zien zy, zóó generaal genomen, dat is, toege
past op al de kinderen, eene tegenstrijdigheid.
Naar wy meenen, niet zonder recht en reden.
Generaal is het naar de Schrift en de ervaring
ons leeren, niet waarcentraal wel, dat is, van
hen, die de Heere ten eeuwigen leven verkoren
en vóór of by den doop wedergeboren heeft.
Doch God, plaatst ons niet voor het besluit
en hetgeen wy nog niet kunnen aanschouwen,
maar wel voor het verbond en zijne beloften. En
wy, ouders, mogen en moeten in betrekking tot
onze kinderen naar het oordeel der liefde oor-
deelen en spreken gelyk naar de Schrift ons
leert ook moet geschieden, met het oog op de
volwassenen, die het geloof belyden en beleven.
In betrekking tot de kinderen moeten wy dat
doen, op grond van Gods belijden, d. i. van Zyn
verbond en ’belofte, zegt Calvyn. Meer nog, wy
moeten de belofte des verbonds aannemen. Ze
ons toeeigenen voor ons zelven en voor onze
kinderen. Den Doop toch gaf Hy om ons de
belofte des verbonds des te beter te verstaan
te geven en om ze ons te verzegelendus, op
dat wy ér ons verzekerd van zouden houden.
Voorts moeten wy bedenken, dat wy niet ten
doop komen met alle kinderen, maar met de
kinderen die God ons gegeven heeft.
Velen die wat wij zoo even zeiden niet inza
gen en erkenden, hebben, om den zoogenaam-
den strijd op te heffen, de dankzegging vau
het formulier tijden aaneen niet gebruikt en
in haar plaats eene dankzegging uitgesproken,
die, naar zy geloofden, in den geest was van
het gebed. Doch daarmee waren en zyn zy,
inzake het formulier des Doops, niet uit de
moeilykheid; want vóór hunne kinderen gedoopt
worden en vóór er gedankt wordt, moeten zy,
züllen de kinderen gedoopt worden, vooraf, in
wezen, betuigen, hetgeen in de dankzegging
uitgesproken wordtimmers zy moeten beken
nen, dat hunne kinderen „in Christus geheiligd
zijn, en daarom als lidmaten Zyner gemeente be
hooren gedoopt te wezen”. Te recht, moeten
zij dat bekennenwant de Heere God geeft
den doop, gelijk weleer de besnijdenis, om ons
te verzegelen, dat Hy onze God en de God
onzes zaads is. Dienovereenkomstig mocht en
wilde dan ook Filippus den kamerling eerst
het teeken en zegel des Doops in den Naam
des Heeren toedienen, nadat deze betuigd had,
dat hy „van ganscher harte geloofde”. En wat
nu iu betrekking tot de volwassenen eiseh des
Woords met het oog op hen zelven is, is het
ook in betrekking vut de kinderen. D. w. z.,
dat wy de belofte des Verbonds behooren aan
nemen gelyk God ze gaf, die zeide„Ik
uw God en de God uws zaads.” Dat zyn
aan den Heere, aan onze kinderen, aan
ons zelven en aan de gemeente verschuldigd,
’t Is daarom, dat wy dan ook gelooven en be
kennen moeten, dat zy in Christus geheiligd
zyn.
Vatten wy dat geheiligd zyn op in den zin
van opgeuomen in de uitwendige bediening
en bedeeling, gelyk velen doen dan zou
ook de Doop slechts déze opname moeten be-
teekenen en verzegelen. En wy weten immers,
dat de Doop veel meer doet, ja dat hy veel
rijker van beteekenis is. Daar komt by, dat
by deze rationalistische opvatting het
geen in de vraag in eenen adem wordt genoemd
en tegenover elkander wordt gesteld, dus tegen
stelling is, geen tegenstelling blyftm. a. w.
niet tegen elkander opweegt, dus elkander niet
dekt. Immers het luidt„hoewel onze kinderen
in zonden ontvangen en geboren zyn, en daarom
allerhande ellende, ja de verdoemenis zelf on
derworpen, of gij niet bekent, dat ze in Christus
geheiligd zyn, en daarom als lidmaten Zyner
gemeente behooren gedoopt te wezen Alleen
dan, als wij het geheiligd zyn in Christus in
den geest van de dankzegging verklaren, staat
dit tegenover en dekt het, hetgeen allereerst
uitgesproken is.
Hebben wij, gelyk naar ik meen, ook Ds.
Bos vóór eenige weken in De Wachter eeni-
germate deed, het geheiligd zijn in Christus
veruitwendigd, en naar het dan heeten kon
in overeenstemming gebracht met het gebed,
dan zyn we er nog nietdan moeten wy, het
spreekt van zelf, op die lyn voort en de schijn
bare tegenstrijdigheid tusschen gebed en dank
zegging insgelyks door eene m. i. onverdedig
bare exegese van de woorden der dankzegging
verwateren. Het spijt my te moeten zeggen,
dat Ds. Bos dat dan ook deedonze broe
der ging voort en schreef, met het oog op
hetgeen in de dankzegging gezegd wordt: „de
Doop betuigt en verzegelt ons, dat de Vader
dat zoo maken zal". Naar alles wat Z.Eerw.
er van zeide, bleek, dacht my, de bedoeling te
zyn in den weg des geloofsdoch er
staat: „Wij danken en loven U, dat Gy ons
en onze kinderen aangenomen hebt. De verle
den tyd wordt dus door Z.Eerw. in den toeko
menden veranderd. Reeds Brakel wraakte eene
Zeeuwsch Kerkhla
J ,3