Oud Goud.
Ofüciëele Berichten.
Brnstig greep deze zaak in het leren ran
feet rolk en ran ieder afzonderlijk, en zoo ont
ketend o.a. de vraag, of het een kranke vry
•tend de hulp van een geneesheer in te roe
yen, eene zaak, die ook nu nog de geesten
verdeeld houdt. Jezus Sirach heeft zich be
slist in dit geding uitgelaten, daar hy in het
31ste hoofdstuk aldus spreektEer den ge
neesheer. en beloon hem naarmate h\j U dienst
heeft yerwezen, want ook hem heeft God ge
schapen. Schoon de genezing komt van den
Allerhoogsten, hij ontvangt nochtans geschen
ken van den Koning. De wetenschap des ge-
neesheers verheft zyn hoofd en Grooten der
aarde eerbiedigen hem. God bracht de genees
middelen uit de aarde voort en een verstandig
naan zal er geen afkeer van hebben. Werd
niet water door een hout zoet gemaakt, op
dat men de kracht ervan zou kennenOok
®«konk hij den menschen de wetenschap, op
dat hij in zyne wonderen verheerlijkt zou wor
den. Daardoor schenkt hij de genezing en ver
licht des menschen kwelling. Yan deze maakt
de artsenij bereider een mengsel, hy wiens
kunst nimmer volmaakt is en door hem ver
spreidt zich heil over den aardbodem. Myn
kind, wanneer gij krank zyt, verzuim u zelf
«iet, maar bid den Heere en Hy zal u gene
zen En gebruik aldus den dienst des genees-
keers, want ook hem heeft de Heere daartoe
verorderd en laat hem niet van u zoolang gy
kem behoeft. Ter goeder ure ontvangt gy ook
door hunne hand een goede uitkomst, want
ook zij bidden den Heere, dat Hy door hen
eene blijde uitkomst schenke tot verlichting
van kwale of genezing van lev»n. Die tegen
zijn Maker zondigt valt in de handen van den
geneesheer."
Hij laat ons alzoo niet in het onzekere, hoe
ky er over denkt en wij bespeuren duidelijk
den toeleg, om aan alle tegenspraak het zwij
gen op te leggen, en wy waardeeren het, als
hy den lezer zoekt aan te wijzen, dat het bid
den om herstel en het gebruikmaken van den
arts, niet met elkander in strijd zijn. Het is
duidelyk, dat hij zeer goed de bewijzen kent
die aangevoerd worden om ingeval van ziekte
noch geneesheer, noch medicijnen te gebrui
ken, en ofschoon wij niet willen zeggen, dat
zyne redeneering alle moeielijkheden verwij
dert, toch oordeelen wij, dat zij haar wel eens
nauwkeurig overwegen mogen, die ook thans
de meening trachten te verbreiden, dat het
geloof de geneesmiddelen uitsluit en omge
keerd, want hij toont aan, dat geneeskundige
kuip geenszins de goddelijke werking verloo
chent en dus ook niet de eere van den eeni-
gen Heelmeester Israels rooft.
Ook de geneeskunde en de medicijnen zijn
goede gaven van de Vader der lichten.
Bouma.
„Evangelische Heiligmaking",
naar Marshall.
HL
Daar is in de derde plaats ons noodig, wil
len we tot een heilig leven bekwaamd wor
den, een vaste overtuiging van ons toekomstig
deel aan de eeuwige, hemelsche gelukzaligheid.
Waarom? Stel u eens iemand voor, die niet
gezongen werd
Wien heb ik nevens U omhoog
Wat zou mijn hartwat zou mijn oog
Op aarde nevens U toch lusten
Niets is er daar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit in bittre smart
Of hangen nood mijn vleesch en hart,
Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed."
toen was het hem, alsof al zijne bezwaren van
hem weggenomen werden, en met een ver
ruimd hart kon hij meezingen.
Intusschen kwam de Maandag en de Regt
had niets te verdienen. Nog een dag, een
geheele week ging voorbij, en nog had hij
geen cent verdiend. Toch bleef ook nu zijn
vertrouwen vast, dat de Heere uitkomst zou
geven, al begon ook zijne vrouw wel wat be
zorgd te worden. Want al waren ze nu nog
niet geheel en al zonder geld, toch kon dit
niet lang zoo duren.
De tweede week ging eveneens voorby en
ook de derde, en nog had de Regt geen cent
verdiend. Geen wonder, dat nu de klachten
van zijne vrouw vermenigvuldigden, en dat
hare bezorgdheid met den dag toenam. Me
nigmaal stond ook de Regt op het punt om
te twijfelen aan des Heeren zorg. Doch als hij
dan weer dacht aan de hoonende woorden:
„die Heer, dien ge 's Zondags dient, moet u
gelooft aan een leven na dit leven en dus ook
niet aan een hemel. Wat voor waarde zou
hem de liefdedienst Gods wel kunnen heb
ben Met den dood is het toch uitwat voor nut
brengt hem zyn vroomheid aan Moeite en
stryd, anders niet! Soortgelijk is het ook met
den mensch, die wel gelooft aan een leven na
dit leven, maar die niet gelooft aan zijn zalig,
eeuwig leven in den hemel. Wat baat hem
zyn vroomheid, als hy toch niet weet, of hy
zalig wordt? Hier God dienen, en straks mis
schien God vloeken met alle openbare goddeloo-
zen Ge gevoelt, dat zoolang die vrees bestaat, er
geen hartelijke toewijding is aan den dienst
van God. Eerst als ik weet, dat de hemel my
wacht, vang ik hier met vreugde het hemel-
leven aan.
Er is meer. God zelf heeft van de hope dei-
heerlijkheid gebruik gemaakt als een prikkel
tot Godzaligheid. Christus zelf heeft om de
vreugde, die hem was voorgesteld, het kruis
verdragen en de schande veracht. Paulus ver
maant de geloovigen, dat ze overvloedig zul
len zyn in het werk des Heeren, als die we
ten, dat hun arbeid niet ydel zal zijn in den
Heere.
De hoop op de zaligheid is dus geen aan
leiding tot losbandigheid en verwaarloozing
van de heiligheidwant heiligheid en zalig
heid zijn één. Heiligheid brengt zaligheid
mede, en zaligheid sluit heiligheid in. Zalig
heid en Godzaligheid zyn onafscheidelijk aan
elkaar verbonden.
Ook is het beoefenen der heiligheid met
het oog op de gelukzaligheid geen loonzuch-
tig streven. De zaligheid en de heerlijkheid
blijven eene vrije gift van Gods genade. Dat
de mensch zijn zaligheid zoekt is geen zonde,
en geen bewys van schuldige eigenliefde. Het
verlangen naar geluk is ons ingeschapen.
Werkt uwszelfs zaligheid met vreeze en beven,
zegt de HeereZonde is het alleen onze za
ligheid te zoeken op de verkeerde plaats en in
den verkeerden weg en met verkeerde bedoe
ling. De zaligheid, die God schenkt, leidt ons
niet van Hem af, maar bindt ons nauwer aan
Hem. De weldaden zijn zoovele banden aan
den Weldoener. De zaligheid Gods doet ons
in God zelf onze zaligheid zien. Ook wil de
Heere niet, dat wij Hem om niet dienen. Er
is, voor wie wèl doet, een genadeloon.
En eindelijk, in de vierde plaats, moeten
we om Godzalig te kunnen wandelen, wel
overtuigd zijn, dat we een genoegzame kracht
bezitten.
Yan nature zijn we inrners onmachtig om
iets, dat waarlijk goed is, te willen of te vol
brengen. En nu zegt men wel, dat de Heere
Jezus aan alle menschen de kracht gegeven
heeft om, zoo zij maar willen, het goede te
doen. Doch wij weten wel beter. De lust en de
kracht ontbreekt ons, zoolang God door zyn
Geest niet in ons werkt het willen en het doen
naar zijn welbehagen.
Men moet weLhooge gedachten van zichzelven
hebben, indien men meent door eigen wil en
eigen kracht Gods werk te kunnen doen.
Ook moet men al zeer kleine gedachten heb
ben van den eisch der wet, indien men de
Godzaligheid zoo gemakkelijk opvat. Is het dan
zoo licht tegen eigen vleesch te worstelen, te
strijden tegen de overheden en de machten en
de geestelijke boosheden in de lucht Is het
dan zoo gemakkelijk, wat het tiende gebod bv.
dan ook in de week maar te eten geven, dan
sprak er een stem in zijn binnenste: „de
Heere zal alles wel maken".
Intusschen was de Zaterdagmiddag van de
vierde week aangebroken en de Regt had nog
niets verdiend. Het zag er donker uit. Het
geld was op, en er moest toch nog een en
ander gekocht worden. Wat zouden ze nu
beginnen
Doch ziet, daar komt de dienstbode yan
den heer van Halen. Zy trad op de woning
van de Regt toe, opende de deur, en zeide
„de Regt! mijnheer is voor een half uur plot
seling gestorven. Wilt ge ook dadelyk komen
om bij het afleggen behulpzaam te zyn?"
De Regt wist niet of hy waakte, dan of hy
droomde; doch terwyl by zeide: „ik zal dade
lijk komen", dacht hij aan de woorden van
den heer van Halenzoolang ik leef, zult ge
aan mij geen cent meer verdienen."
Hij zag hierin kennelyk de hand des Heeren
en het was tevens ook voor hem een verras
sende uitkomst, want hy ontving er drie
gulden voor.
De volgende week verdiende hij ook weer
drie gulden om den heer van Halen te helpen
begraventerwijl hy toen ook de overige
dagen werk gevonden had.
Wordt vervolgd.
van ons eischt: enkel heilige en nooit eenige
booze begeerte in ons te koesteren
Maar waarom kan dan geen heiden iets doen,
dat God behaagt Waarom zoeken dan zoovele
Christenen in te gaan en kunnen niet? Wat
zyn velen niet bang voor de hel, en toch kunnen
ze het zondigen niet laten. Het schijnt dus
zoo gemakkelyk niet te gaan
Was het nu, dat God met onze pogingen
tevreden ware, dan zou er hope zynmaar
Hem behaagt slechts de volbrenging.
Neen, alleen de bewustheid van een door
God in ons gewerkte kracht, maakt ons sterk
tot het beoefenen der Godsvrucht.
Adam en Christus bezaten niet §lechts lust
maar ook kracht ten goede. De heilige mannen
en vrouwen des ouden en nieuwen verbonds
geven getuigenis van die kracht. Zonder die
kracht kunnen we niets Gode behagelyks doen.
Er is dus een vaste overtuiging in ons van
noode. dat we die kracht bezitten, willen we
met blijdschap en goeden moed Gods geboden
betrachten.
K. L.
Kerk- en Schoolnieuws.
Beroepen te Borger ds. Hangel broek van
Vyfhuizente Hylaard ds. Schippers van
Exmorra, c.a.
Aangenomen naar Brouwershaven doorcand.
Horjus van Medemblik.
Bedankt voor Enter en voor Vledder door
cand. Horjus van Medemblik.
Zondag 17 Jan. nam ds. Kok afscheid
van zyne gemeente te Nijmegen met de woorden
uit Filipp. 1:6, en deed jl. Zondag zyn intrede
te Bedum, sprekende uit Jes. 401316, na
's morgens bevestigd te zyn door ds. Koppe
van Zuidwolde aan de hand van 2 Tim. 42.
Ds. Kreyt van Monnikendam verbond
zich Zondagmiddag 17 Jan. aan zyne nieuwe
gemeente te Berkel met de woorden uit 1 Cor.
123, 24, na 's morgens bevestigd te zyn door
ds. Schweitzer van Buiksloot, die tot tekst had
Rom. 10:15b.
Ds. Klaarhamer van Marken, die het
beroep aannam naar de Geref. kerk van Wom-
mels, hoopt aldaar Zondag 21 Febr. a.s. zijn
intrede te doen, na bevestiging door zijn vader
ds. Klaarhamer van Utrecht.
Ds. J. de Koning, pred. by de Geref. Kerk
te Krabbendijke zal, na meer dan 50-jarige
ambtsbediening, den len April zijn ambt neer
leggen.
Ds. Los van Hilversum, die als huispre
diker voor den tyd van 5 maanden met president
Kruger naar Mentone vertrok, denkt begin
Maart tot zyne gemeente terug te keeren. De
emiritus-predikant ds. Gezelle Meerburg, die
gedurende dien tijd den dienst voor ds. L. te
Hilversum waarnam, zal alsdan zijne plaats
bij Pres. Kruger innemen.
Ds. L. Boone van de Geref. Gemeente,
standplaats Terneuzen, sprak Dinsdagavond
een woord van afscheid voor zyne gemeente
te Axel. ZEw. vertrekt naar St. Philipsland.
Het college van Hoogleeraren aan de
Theol. School bericht der Kerken, dat de toe
stand van Prof. Lindeboom zeer is verbeterd
en de verloren krachten goed terugkeeren.
Onder leiding van ds. Sietsema zal er
deze week te Schoondijke eene vergadering
worden gehouden van voorstanders van Chr.
onderwijs, teneinde daaruit een bestuur te kiezen
om alzoo te trachten tot oprichting eenerChr.
School te komen.
Dit jaar wordt het gouden jubilé van de
Theologische School te Kampen op 16 Juni
1854 opgericht feestelijk herdacht.
Ter gelegenheid van dit jubilé zal door het
geheele land eene feestcollecte gehouden wor
den, waarvan de opbrengst bestemd is voor
het studiefonds der Theol. School. Voor het
houden van deze collecte worden in iedere
provincie commissiën benoemd. Vele predikan
ten der Gereformeerde Kerken zullen o.m. in
deze commissiën zitting hebben.
BROUWERSHAVEN, 25 Jan. '04. Gisteren
na de morgengodsdienstoefening, bij monde van
den heer W. Ploeger van Dordrecht, werd de
Gemeente bekend gemaakt en er mede verblijd
dat de heer M. M. Horjus, Theologisch Candi-
daat,het beroep dezer Gemeente had aangenomen.
Dat des Heeren zegen moge rusten op dit