Maar hoe Johan het ook probeerde, hij kon niet
staan van de pijn. Hij kreunde maar: O, Moeder,
o, Opa.
Vlug werd er een draagbaar van ijsstokken
gereed gemaakt. Hierop kwamen vele jassen te
liggen en zoo werd de arme jongen naar het
dichtstbijzijnde boerderijtje gedragen, waar ook
weldra de dorpsdokter aanwezig was.
Deze zei, dat Johan een been gebroken had. Er
moest een rijtuig voorkomen, waarmee hij naar
Opa's huis vervoerd kon worden.
Opa was intusschen gewaarschuwd. Je begrijpt,
dat hij niet weinig schrok, toen hij van 't ongeluk
hoorde!
Daatje moest dadelijk beginnen met een ledi
kant in de voorkamer gereed te maken. Daar kon
Johan dan al dien tijd het best verblijven.
Daar was het rijtuig al! Wat zag die jongen
wit! En Hein van schrik niet minder!
Toen het been gezet was en hij eenige uren ge
legen had, viel 't weer wat mee. Hij moest vooral
rustig gehouden worden, had de dokter gezegd.
En nu had die goede Opa nog wel een grooten
Kerstboom besteld. De geschenken er voor waren
ook al gekocht en verder was er op tractatie voor
velen gerekend. Opa had hen beiden zoo willen
verrassen en op het Kerstfeest alle kinderen uit
de buurt willen uitnoodigen. Gelukkig maar, dat
dezen er nog niets van wisten, want van feestvie
ren kon geen sprake zijn in de eerste dagen.
De Kerstboom kon nog afbesteld worden, maar
verder liet Grootvader alles zoo maar. Hij had
nog elk jaar op Kerstavond de arme menschen
bedacht, en wilde het ook deze keer niet nalaten.
Hein moest Grootvader helpen met het gereed
maken der Kerstpakken. Ze zouden die samen
rondbrengen en 't was werkelijk 'n prettig werkje.
Als Johan niet ziek geweest was, zou Hein geen
ander feest verlangd hebben.
,,Mag ik hier nog wat sinaasappels bij doen,
Opa? En daar nog wat noten? 't Is het pak voor
vrouw Van der Velde en daar zijn zooveel kin
deren, is 't niet? Wat zullen ze kijken als 't open
gaat. Fijn, dal ik morgenavond met U mee mag
om alles uit te deelen. Jammer, dat Johan dan
alleen thuis moet blijven."
Het was op den Kerstavond prachtig helder
weer. De sterren flonkerden aan den hemel, 't Was
wel erg koud, want 't vroor dat het kraakte, maar
Opa en Hein waren er op gekleed. Ze zouden nu
de armsten met hun Kerstgaven verblijden.
Hein duwde het karretje en Opa gaf den weg
aan en moest het sein tot halt houden geven.
't Eerst was buurman Harm aan de beurt. Die
oude stakkerd zat na den dood van zijn vrouw
ziels alleen in een zeer bouwvallig huisje.
Wat was hij gelukkig met zijn zakje tabak,
het krentenbrood en de wollen sokken, die Da
voor hem gebreid had. Hij wist niet recht goed
hoe hij het den bezoekers aangenaam zou maken
en wilde hen niet laten vertrekken, voordat ze
een bakje" koffie gedronken hadden.
,,Wat was die man blij, hé Opa? Hij is zeker
wel erg arm," zei Hein, toen ze weer op straat
waren.
Daarna werd vrouw Van der Velde bedacht. Dit
was een weduwe met vijf kinderen.
Het was-er netjes binnen. Aan 't oude gedekte
tafeltje waren de kleintjes juist bezig hun avond
boterham te eten. Hun Moeder bood de binnen
komenden een stoel aan. De kinderen keken
nieuwsgierig van de bordjes naar de bezoekers op.
Die oude mijnheer kenden ze wel, maar die jon
gen hadden ze nog nooit gezien.
,,Wij houden op onze manier ook Kerstmis,
meneer," zeide vrouw Van der Velde, op de ver
sierde kamer wijzeno. ,,De oudste twee hebben
vanmorgen die hulst geplukt en daarmee hebben
we samen de boel versierd." Zij stak de kaarsjes
aan, die op het kastje stonden.
Nu zag het kleine kamertje er op eens feestelijk
uit, met de roode verlichting. En dan keken al die
oo:
:öoö
13