oooo:
oooo.
oooo
KERSTAVOND
Ze zaten samen, de jonge man en het jonge meisje,
in een stil café.
't Was Kerstavond.
Wonderlijke menschen waren het. Een beetje
vreemd. Een beetje philosofisch aangelegd. Hij was
een stuk artiest. Verdiende niets. Maar zij (misschien
juist daarom) hield van 'm. Vaak liepen ze samen
te droomen, te peinzen en te bespiegelen.
Nu, op Kerstavond, zaten ze getweeën aan een
tafeltje in een stil café. Twee ernstige menschen.
Twee glazen melk.
Een eind verder was de eenige plek, waar het iets
rumoeriger toe-ging. Daar zaten vier oude heeren te
pandoeren, en hun luide uitroepen klonken af en toe
tot het tafeltje der ernstige menschen, die zich vooral
op Kerstavond aangetrokken gevoelden tot een ern
stig gesprek.
Hij keek haar aan.
Üroomerig- verliefd.
„Wat zie je er jong uit!" zei hij, bewonderend.
„jong? fluisterde ze terug. „Maar hoe oud denk
je dan wel dat ik ben?"
Honderariep eensklaps een harde stem van het
andere tafeltje, waar juist een der oude heeren aan
t vragen was.
De twee ernstige menschen glimlachten even bij
dit intermezzo en spraken voort.
Fluisterend.
„En wat denk je dat er met mijn ziel gebeurd is,
na al die droeve ervaringen?" vroeg ze na eenigen
tijd.
Stukriep een ouwe heer.
Nu keken de ernstige menschen to^h even ver
stoord, maar hun philosofische rust kreeg spoedig
weer de overhand.
„Ik kan het me best voorstellen," zei hij zachtjes.
„Ook ik heb lange nachten slapeloos gelegen, en ik
behoef jou, m'n liefste, eigenlijk niet te vertellen
waardoor. Het kwam door
Vier vrouwen klonk het verheugd.
Daar bloosde het ernstige meisje even van en de
ernstige jongen werd nerveus. Hij deed echter of hij
het niet hoorde.
het kwam door iemand, wiens naam mij het
liefst is op de heele wereld. De naam die rust ademt
en vrede, die lieflijk klinkt als het ruischen van wind
door gouden korenhalmen. Die naam is
Zwarte Griet," riep een ouwe heer.
„Kunnen die banale menschen daar nu werkelijk
niet wat zachter praten?" vroeg het meisje, dat de
heerlijke stemming meer en meer verstoord voelde.
„Ik kan me uw gevoelens zoo goed voorstellen, m'n
beste. Ook in mijn jong leven is er in eenzame oogen-
blikken al heel wat smart aangericht door
uDe boer," klonk het daverend.
„Zullen we weggaan, liefste? vroeg hij, een beetje
boos. „Maar het is overal elders zoo vol. We zaten
hier juist zoo stil."
Een poosje konden ze nu rustig doorspreken. Ze
hadden het over allerlei idealen. Dus: over trouwen.
„Trouwen?" zei hij.
„Trouwen?" zei zij.
„Ik heb veel over het huwelijk nagedacht," sprak
hij peinzend. „Ik heb het van alle kanten bekeken.
Weet jij wat het eigenlijk is, liefste."
Misère ouverte met een praatjeschaterde een
groc-stem.
Dat viel zoo pardoes in hun discours, dat ze er
even getroffen door opzagen. Het was werkelijk of
de kerels het opzettelijk deden. Maar dat was uitge
sloten. Ze zaten een e^nd weg en de twee ernstige
menschen spraken fluisterend.
Even gebeurde er niets.
Hij keek het jonge, onschuldige meisje aan, dat
tegenover hem zat.
„En weet je nu wel," vroeg hij smeltend, „weet je
nu wel wat mijn levens-ideaal is?"
Zwabberen," brulde een vervaarlijke ouwe-hee-
ren-stcm, vol van cognac
Toen stonden ze op. Ze betaalden de twee glazen
melk en gingen zwijgend de straat op, in de duister
nis van den Kerstavond.
D. H.