O □aOSOHÜBCW aüappyHDBp KODOI Bijblad van SNUFFELGRAAG KNAGELIJNTJE f VOOR DAMMERS tV'tctijMn'. VA :PT. 1926. HUMOR »»lonSen> )e denkt toch, hoop ik, niet, dat je dat mor mel kunt houden „Ik moet wel moeder, want ik ben aanvoerder van onzen troep en wij moeten een mascotte hebben." De boter. Boer: VVelnou, mevrouw hoe vindt u deze boter- Mevrouw Ja er is iets te veel en iets te weinig in. Boer Wat is er dan te veel Mevrouw Water MevrouwEn wat dan te weinig, mevrouw MevrouwBoter Vrouw (tot een man, die achteroverslaat onder het appelen plukken)J^O, )an, (art! Breek me toch de atenne 'niet! ije weet hoe ik me heb gespitst op dat concert van vanavond Enonomie. „Als je die som niet ineens uit kunt krijgen, verknoei er dan verder geen potlood en papier aan, jongen, maar ga naar de keuken en reken hem uit met je pink op de aangeslagen ruiten." Oploss j van probleem no. 61, uit ons vorig nummer uil: 29-24, 28: 10, 36-31, 48-31, 31 :25. Zwart alles gedwongen. DAMPROBLEEM No. 62. van C. H. Broekkamp Zwart 9 schijven en 1 dam. Wit 12 schijven (Oplossing volgende week. JONGENS KUREN. „Joopje gaan we samen spelen. Wat moet jij je wel vervelen, Kom, neem jij mijn popje Kee En speel prettig met mij mee joopje staart al voor zich heen En hij mompelt,,'k blijf alleen, *k Heb humeurpijn en verdriet En jouw popje wil ik niet joopje willen wij wat lezen Of zal ik je paardje wezen Loopen zal ik op een draf Heel het weiland op en af. joopje staart steeds voor zich heen. „Ga toch" mokt hij, 'k blijf alleen. Zulk een paard als gij mij biedt Wensch ik van mijn leven niet „joopjeljef, kom, ga met mij, Bloemen plukken in de wei, Kom dan Broertje kom dan gauw, *k Vlecht een prachtig kransje daar voor jouw" joopje bromt eens als een mug En kijkt steeds nog norsch en stng „Neen" zoo spreekt hij zuslief aan, w'k wil niet naar de wei mee gaan." „joopje" sprak zijn zusje toen, Geef klein Beppie vlug een zoen Zet toch je boos humeur op zij En ga spelen ginds met mij" joopje blijft nog stokstijf staan Gluurt tersluiks zijn zusje aan Eindelijk roept hij,,'k heb verdriet, Maar wat ik wil, dat weet ik niet" 32e JAARGANG VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1926 No. 38 V' ÜN DESmulLENDE irciuos ■a fcLj o»rmoBJa3 m n Door Jong en Oud We ge ling s Ilieumsblad 183 „Hier zxjn we moeder", riepen we, en we liepen hard mar moeder toe. Alle muizen keken ons verbaast) aam. Maar vader pakte me bij mijn oor a ik moest dadelijk alles vertellen. 184 Nu, we hadden hetlan niet gemakkelijk. „Neem ze maar mee naar 't bureau, agent" zei vader tegen Muizenschrik. „Die stoute kinderen ver dienen niet beter. Ze moeten maar eens een lesje hebben." 185 Toch begonnen we te huilen en beloofden dat wc nooit weer 's nachts uit ons bed zouden komen. Nn, toen werd vader een beetje minder boos e» ««der bracht ons weer naar den zolder. We kropen maar gauw onder de dekens, want het was erg laat geworden. i31 f alle soortek VAR.kens- r.i/mdtr.-.klfpên-.fcm vls- 186 Den anderen morgen gingen Knagelijntje en ik wandelen. We kwame:. voorbij de slagerswinkel van Grauwbiris. Op het uithangbord stond„In de smullende muis. Alle soorten van varkens-, runder-, kippen- en visschenvleesch tegen billijke prijzen". Voor den gevel was schilder Kwast bezig om 't uithangbord op te schilderen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1926 | | pagina 9