^PERDE BLAD-
MAfity ST JOHN.
ZoekMtjes.
UË ZfiHUW
f NECROLOGIE 1926.
FEUILLETON.
VAN
VRIJDAG 31- DEO. 1926, No. 78
OUDEJAARS-AVOND TROOST.
Neen, die Hoop zal niet beschamen,
Die Gods trouw tot grondslag heeft.
Zijn belofte is Ja en Amen
Eeuwig liefst die eeuwig' leeft!
't Zijn Gods goedertierenheden
Dat wij niet vernietigd zijn.
God doorbalsemt de woestijn
■Met een Levensgeur uit Eden.
Alle zonden, alle zorgen
YVent'len wij op U-alleen
Nieuw op eiken nieuwen morgen
Blijven Uw barmhartigheên.
Friscli nog, in de winternachten,
In den laatsten stond van 't jaar,
Bij de wieg en bij de baai-
Eerste en Laatste! God der krachten!
Hallelujah, Hemel-Heere!
In dit heilig oogenblik,
Hallelujah, lof en eere
(Jok bij onzen jöngsten snik!
'tZij wij sterven, 'tzij wij leven,
Blijf ons deel in eeuwigheid!
Houd ons op Uw komst bereid.
Tot we Uw Hemel binnen zweven!
J. J. L. TEN KATE.
In het afgeloopen jaar ontvielen aan
hunne familie en vrienden, en aan ons
vaderland onder meer de navolgende
personen.
In onze Provincie:
Leden van den gemeenteraad: de Jager
(wetli.) te Driewegen; W. Wisse Kzn, oud-
weth. te Meliskerlce; Van Raalte, oud-lid,
te Vlissingen; Van Beveren, oud-lid, te
Yeere; de Visser, tevens burgemeester,
te Aagtekerke; v. d. Moer, oud-lid, te
geuzen; De Deckere, tevens burgemees
ter, te Clinge; Adriaanse te Koudekerke;
ttaanisdonk te Baarland; Kloosterman,
oud-weth., te Nisse; Abr. Francke, te
ürijpskerke; Contant, welh., te Water -
landkerkje; Ton, oud-lid, te Middelburg;
M. P. de Looff te Goes.
Voorts: Verhage, oud-hoofd der school
te Kruiningen; Jan Morks, toonkunstenaar;
ds Jonker te Middelburg; G. W. van Bau-
neveld, directeur der Goescbe Courant;
mr C. Lucasse, oud-kantonrechter te
Goes; Laeijendecker, oud.-dir. van hei tele
graafkantoor te Middelburg, te O. en YV
souburg; Sperling, duiker, te Vlissingen;
Aierrnans, gemeente-^ecretaiis te Bres-
kens; VV. J. v. d. Velde, waterbouwkundige
te Poortvliet; P. Francke, Kerkvoogd te
ileliskerke; Huisman, oud-hoofd der
school te Brouwershaven; G. ten Brink,
oud-hoofd der Chr. Schoof te Koudekerke;
Buwalda, oud-directeur der P. en T. te
Uostburg; J. Siegers, lid van het kas
sierskantoor P. J. Siegers en Zoon te
Gissingen; N. van Dolder, leeraar aan de j
„De Ruyterschooi" te Vlissingen; Gelner,
oud-weth. van Kortgene; J. Lindhoul,
oudste inwoner van 'i'holen en oud-kerk
meester, diaken en notabele der Ned.
Herv. Uem.
Buiten de Pr ovincie:
Leden der Eerste Kamer: Gilissen,
oud-lid.
Leden der Tweede Kamer: v. d. Werk
oud-lid; Jhr G. Ruys de Beerenbroucx,
oud-lid, tevens oud-minister; Willinge,
oud-lid, tevens van de Eerste, lid van
den Raad van State; Lucasse, oud-lid,
ook van de Eerste; Arts, oud-lid; Hu-
kecht, oud-lid; Merckelbach, oud-lid; H.
6. Dresselhuys.
Ministers: Pieyte, oud-min. van kolo
niën.
Professoren en oud-HoogleerarenKa-
merlingh Onnes; Pijper, Küün, Offerhaus.
Predikanten en Emeriti(Ned. Herv.)
\an Papenrecht, Politiek, J. H. L. Dijk
man, W. Hoek te Brussel, Weidner, Beer-
iiink, Van Esveld, Folmers, Meijer, P. H.
Rugenholtz, Jonker, Kat, Van Binnendijk,
\an Meer, 'Van Woudenberg Hamstra, W.
R. Kalshoven, Th. J. L. Buys, A. Gelder-
man.
Ev. Luth. Kerk: P. v. d. Veen, P. van
Wijk, Kindermann, H. R. Snijder.
Geref. Kerken: P. de Putter (overl. 31
Dec. 1925) dr, J. C. de Moor, A. Middel
koop, J. J. Westerbeek van Eerten, R.
v. d. Kamp, J. v. d. Linden, W. Diemer,
J. A. de Vries, G. Dalhuijsen, Zwiers, Kars-
sen, Aalders, Baaij, Koppe, J. Thijs, W.
K. P. Goeree, P. I. Jongbloed, R. Mulder,
O. J. Geerling.
Doopsgezinde gemeente: Sipkema, Vos,
Van Slogteren, E. M. ten Cate.
Oud-Geref. Kerk: Feitsma.
Remonstrantsche Gem.: Van Maanen.
Vrije Evang. Gem.: Adolfs.
Andere personen: Petersen, zen
deling te Domburg (Suriname) in dienst
van het Zendingsgenootschap der Evang.
Broedergemeente te Zeist; £chröder, oud
hulpprediker N.O.I. en omiHirector der
Ned. Z.V.; Servaas, oud-directeur van het
post- en telegraafkantoor te Krabbendijke
mej. A. M. Hartman, oud-onderwijzeres
te Goes; P. Oranje, rustend hoofd eenei'
Chr. School te Amsterdam; jVIusquetier
oud-hoofd-ingenieur van den Rijks Water
staat; Bruna, redacteur van het dagblad
„Het Centrum". Senarclens Baron de
Grancy, voorz. der Mij voor Tuin- en
Plantkunde en v. d. Ver. voor Bijenteelt;
Salverda de Grave, secretaris-generaal aan
het Dep. van Waterstaat; ,S. Coolsma,
oud-zendeling en oud-zendingsdirector;
Schröder, oud-zendeling, te Soekaboemi,
oud-directeur aan de school tot opleiding
van inlandscbe zendelingen, te Ambon;
Oiostra, directeur van „De Standaard";
Scholten en Stade zendeling-leeraars op
Halmabera, resp. te Kao en te Djailolo;
Dr P. van Hoek, oud-directeur generaal
van den landbouw, een der grootste man
nen, die dezen tak van volkswelvaart lief
had en er zijn beste krachten aan heelt
gewijd, veel voor den landbouw heeft
gedaan, bijzonder voor het landbouw
onderwijs; Pelser, voorz. van den Bond
van Chr. Zangvereenigingen in Nederland;
Cramer, hoofdlied. van „De Gemeente
stem"; Juten, oud-inspecteur der licha
melijke opvoeding in Ned.-Indië, te Ber
gen op Zoom; Orelio, zanger; Pater Jonck-
bloedt, leeraar aan het Canisius-College te
Nijmegen; J. J. Leijs, oud-hoofd eener
landbouwschool in Suriname; Pastoor
Mutsaers te Tilburg; Jhr J. P. de Savornin
Lohman, kapitein hij de grenadiers; Van
SLeijn intendant van H. M. de Koningin;
Van cffer Wijck, pres.-commissaris der
Holl. Spoorw. Mij; Dr N. Adrian!, taal
geleerde te Posso; Swart, oud-cornman-
dant van de kweekschool voor d§, zee
vaart te Amsterdam; .Generaal dr C. de
iVliOoy, oud-officier van gezondheid van
het Jndisclie leger; Jhr Ir Quarles van
Ufford, Rijks-inspecteur der Spoor- en
Tramwegen; Kiootsema, directeur van de
stichting „De Kruisberg" te Doetinchem;
P. Brouwer, hoofd-ned. van „Friesch Dag
blad"; Falkenburg, gem.-secretaris van
Amsterdam; Smelik, oud-hoofd eener
school te Hillegom; Hulshof, oud-burge
meester van Bergen op Zoom; Keuning,
oud-redacteur van „De Keuvelaax". W.
Elenbaas, oud-hoofdingenieur in Ned.-ln-
dië; Van Limburg Stirum, oud-jagermees-
ter van koning Willem 111; Aletta Hoog,
schrijfster van kinderlectuur, Gtto Eerel-
man te Groningen, bekend dierenschilder
F. C. E. L. Koster, oud vice-admiraal
G. Oosterbaan, oud-hoofdinspecteur van
de volksgezondheid; R. U. Jongenburger,
A.-R, lid van den Gemeenteraad van
Gouda en van de Prov. Staten van Zuid-
Holland; M. Joustra, oud-zendeling; Th.
J. F. Bergansius, pastoor te Roelofarends-
veen (van 19111925 te Ovezande); C.
van der Roest, oud-zendeling; J. 11. Graf
horst, arts, Den Haag; dr W. C. L. Brons
veld, dir. R. II. B. S. te Hoorn; H. J.
Fürstner, generaal-majoor titulair b.d. der
artillerie; ir D. E. C. Knuttel, oud-rijks
bouwmeester; mr. J. Linthorst Homan,
oud-commissaris der Koningin in Drente;
H. J. M. Modderman, burgemeester van
Naaldwijk; mr R. B. Ledeboer, advocaat-
generaal bij den Hoogen Baad te 's Gra-
venhage; prof. Six ie Amsterdam; mr
11. C. Dresselhuys, lid der Tweede Kamer
en voorzitter van den Vrijheidsbondprof.
M. Josson, oud-hoogleeraar aan de Vlaam-
sche Hoogeschool te Gent; B. W. ter
Kuile, groot-industriëel te Enschedé.
In het Buitenland:
Koningin-Moeder Margaretha van Ita
lië; ds T. Jongbloed te Hoboken, voorheen
Uit het Engelsch.
118) _0_
>,Zij ziet er altijd uit als ware zij een
kasplantje, dat onder glas gezet moet wor
den, merkte Alary op, die ongewoon ge
neigd was tot tegenspraak door dezen plot-
selingen aanval op haar uitsluitendheid.
«Emma is wel een dozijn M ah cis waard.
»U, wij weten allen hoe gij over Emma
denkt," antwoordde Janet knorrig, maar
zij had een hevigen afkeer van de oudste
Miss Bucie; hare ruwe manieren, hare
vooruitstekende tanden, haar groote een
voud, en bovenal haar scherpe tong, waren
dingen, die Mrs St. John niet aanstonden.
>.Wat lean Alary toch zien in dat weinig
aantrekkelijke persoontje?" vroeg Janet
Z1ch steeds verwonderd af na ieder bezoek
van Miss Ducie.
j>Nu, Janet, ik wil niet, dat gij kwaad
spreekt van mijne vrienden," begon Alary
een weinig heftig; maar haar schoonzuster
vel haar in de rede.
»0, ik heb niets op Emma te zeggen,
■aar op u> Mary. Weet ge wel, dat Mau-
J ook uw gebrek aan belangstelling be
gint op te merken; toen wij terug kwamen
van de Priory, en gisteravond weer, merk
te hij op, dat gij knorrig waart."
Mary zweeg, maar kleurde plotseling.
„Alaurice ziet zoo scherp, dat het moei
lijk is hem te misleiden. Waarlijk, Alary,
ik spreek voor ons aüer bestwil. Gij doet
uitstekend uw plicht in alle andere opzich
ten; gij maakt ons en de kinderen zoo ge
lukkig. Maar in deze ééne zaak zijt ge niet
geslaagd. Als onze vrienden hier rondom
ons vereenigd zijn en iedereen vroolijk en
opgewekt kijkt, schijnt gij geheel verstrooid
en bijna ongelukkig dat nog niet be
paald, maar toch lijkt het of uwe gedach
ten elders waren."
„O, Janet!"«maar zij kon niets meer zeg
gen; de tranen kwamen haar in de oogen
en zij veegde ze snel weg. Wat hielp het al
oi' zij sprak? Hoe kon Janet weten, hoe
langzaam die feesturen voor haar voorbij
gingen? hoe de lichten en de muziek en
het lachen haar bijna deden duizelen? Gis
teren had den geheelen avond een onge-
noode gast naast haar stoel gestaan een
hooge gestalte met blond haar, dat het
hoofd als een stralenkrans omgaf, met
treurige verwijtende oogen. Stil! wat speel
den ze daar? Was dat klokkenspel? „Vaar
wel, gelukkige dagen; gulden dagen, die
niet terug komen." Neen, liet was zijne
stem, die zeide: „Ik geef u op, Mary,- denk
er aan." O, die eenvoudige, eerlijke stem!
pred. bij de geref. kerk te Cubaard van
7 Febr. 18973 Dec. 1899 en Westerlee
van 18991904; Kardinaal Mercier; Cato,
president van Japan; Broessilof en Soe-
cbomlinof, oud-Russische generaals; dr J.
Lepsius, Duitsch theoloog en lcerkpoli-
ticus; Ivoningin-Moeder Louise van Dene
marken; Fehrenbach, oud-Duitsche Rijks
kanselier; Philips, hertog van Orleans,
pretendent naar den Franschen konings
troon; Ellen Key, Zweden, schrijfster .van
„De eeuw van het Kind"; Jy-VVang, gewe
zen Keizer van Korea; Victor Napoleon,
pretendent voor den Keizerstroon in
Frankrijk; Mehmed VI, laatste sultan van'
Turkije; Olga, ex-koningin van Grieken
land; du Toit, hoogleeraar aan de hooge
school te Kaapstad; Karei van den Oever,
Vlaamsch dichter; Prinses Laetitia, zuster
van Prins Victor Napoleon; Kxassin, Sov
jet-gezant te Londen; ,1. W. Browning
Amerikaansch uitvinder; Paschitsj, oud-
ministerpresident van Joego SlaviëGerard
Cooreman, Minister van Staat in België;
Yosji hi to, keizer van Japan; Pa.icher,
minister van koloniën in België; dr H. P.
v. d. Alerwe, moderator Ned. Geref. Kerk
in de Kaapprovincie.
Jubileum J. N. Voorhoeve.
Er is waarschijnlijk geen Christelijk tijd
schrift dat zoo algemeen hekend en geliefd
is als het geïllustreerd weekblad „Timo-
tlieus", waaraan de naam Voorhoeve on
afscheidelijk verbonden is.
Het is dezer dagen 50 jaar geleden dat
de uitgeverszaak Voorhoeve in de Resi
dentie werd opgericht, terwijl het 25 jaar
geleden is dat de heer J. N. Voorhoeve als
hoofdredacteur van „Timotheus" optrad.
In verband hiermede bevat „Timotheus"
een interessant vraaggesprek met den
hoofdredacteur, waarvan we hier als onze
plaatsruimte dit toeliet gaarne een breed
overzicht zouden laten volgen.
Wij moeten ons thans echter tot enkele
hoofdzaken bepalen
Het evangelisatiewerk, dit blijkt wel uit
bedoeld vraaggesprek, zit den Voorhoeve's
als in het bloed. De vader van den jubila
ris, die zijn uitgeverij op een zolderkamer
begon, bezorgde zonder op winst bedacht
te zijn, tal van evangelisatieuitgaven. Toen
de heer J. N. Voorhoeve 16 jaren oud was
begon hij zijn vader in do uitgeverij te hel
pen 'in verband waarmede hij zijn plan om
te gaan studeeren moest opgeven. In 1891
werd een begin gemaakt met de uitgave
van den Geïll. Chr. Scheurkalender, die
thans een oplaag heeft van 50.000 exem
plaren en als een uitstekend evangelisatie-
middel kan worden beschouwd.
In 1895 werd „Timotheus", waarvan de
lieer Voorhoeve de verantwoordelijke
hoofdredacteur is, opgericht.
„Hoe rijk, zegt hij, is ons blad gezegend!
Alenig schrijven getuigde er van; vele
mondelinge getuigenissen ook. En steeds
vond en vindt het een goede pers. Ik mag
zoggen: alle schakeeringen van ons Chris
telijk Nederland, die positief-Gkristelijke
lectuur verlangen, zien het gaarne als
huisgenoot. U weet, van het begin af is ook
onze Koningin erop ingeteekend. Velen
hebben hel uitgesproken, dat zij in „Timo
theus" hebben gevonden: een tijdschrift,
dat kloek opkomt voor den Hijbei en de
daarin vervatte waarheden."
Het in allerlei vorm aangepakte evange
lisatiewerk bracht heel wat zorgen mee,
maar de heer Voorhoeve mocht ook van
rijken en vaak ongedachten zegen gewa
gen.
Ongetwijfeld zullen velen gaarne instem
men met wat de interviewer aan het slot
van zijn belangwekkende bijdrage op
merkt:
„Wij en ik maak mij ongevraagd tot
tolk van alle „Timotheus"-\verkers wij,
die het werk van onzen jubilaris eeniger-
mate kennen, wij bidden hem van heeler
harte toe, dat ook aan hem bewaarheid
worde, wat aan die velen vóór hem ge
schonken is, het schoonste loon, aan den
arbeid in den wijngaard des Heeren ver
bonden, het welkomstwoord uit den eigen
mond des Aleesters, bij het binnengaan in
de bruiloftszaal: „Wel gij goede en getrou
we dienstknecht, over weinig zijt ge ge
trouw geweest, over veel zal Ik u zetten.
Ga in, in de vreugde uws Heeren!"
Hoe had hij gestameld en toch had hij deze
woorden gesproken. „Bertie! mijn Bertie!
Waar zijt ge nu? Waarom blijft ge zoo
lang van mij weg?"
„Miss St. John, uw broeder zegt, dat het
rijtuig voor is, mag ik u naar beneden
brengen?" sprak Sir George op ridderlij
ken toon tot haar. Hoe welkom waren
haar die donkere weg en daarna de stilte
van haar eigen kamer na die vervelende
uren!
„Heer zegen mijn Bertie!" Was dat niet
altijd haar gebed, voordat zij 's-avonds
ging slapen? Kon Janet weten hoe menig
maal zij zich in slaap weende? Wreede
Janet!
„Lieve Alary! Tante Mary! Het was mijn
bedoeling niet u te kwetsen!" riep Janet
onstuimig uit, terwijl zij opstond en de ar
men om haar zuster sloeg. „Ik wilde u al
leen maar waarschuwen, voordat Donder
dag al die mensdhen komen uwe eigen-
gasten in uw eigen huis zult ge uw best
doen om opgewekt te zijn?"
„Ja, ja; ik zal mijn best doen. Let er
maar niet op, dat ik even schreide; ik ben
moe, en uw gezegde hinderde mij. Vergeet
het maar, Janet; ik zal mijn best doen
Donderdag opgewekt te zijn."
En Mary hield eerlijk woord. De avond
op Crome Park liep zeer naar aller genoe
gen af.
Eerst was er een diner voor de oudere
PROF, HUGO VISSCHER EN DE
A.-R. KAMERFRACTIE.
In de Standaard en de Rotter
dammer (de andere A.-R. bladen tellen
naar het schijnt niet mee) vonden wij de
briefwisseling tusschen de A.-R. Kamer
fractie en Prof. H. Visscher, naar aanlei
ding van diens bekende artikel in de
„Groene Amsterdammer".
Van de vergadering waar dit punt aan
de orde werd gesteld, heeft Prof. V. geen
enkele bijgewoond. Daarna had een sa-
menspreking plaats tusschen een delegatie
der club (de heeren Beumer, van Dijk en
Bijleveld) en den heer V., waarna dit punt
verder schriftelijk werd behandeld.
In het eerste schrijven van de Kamer
club wordt o. m. opgemerkt, dat de aan
wezige leden het er „na ernstige bespre
king, over eens waren, dat het karakter
van het artikel en de daaruit ook tegen
over de Club openbaar geworden gezind
heid van zoodanigen aard was, dat de ha-
sis voor een oprecht en vruchtbaar geza
menlijk beraadslagen over zaken, der Club
voorgelegd, t. w. een volkomen onderling
vertrouwen, daardoor ernstig is geschokt.
Daarbij werd geconstateerd, dat de bespre
kingen in de fractie over het Belgisch trac-
taat volkomen zakelijk zijn gevoerd en dat
ook door u, door zoover door u, zeer spaar
zaam, daaraan is deelgenomen, niets is
gezegd, dat reden gaf om de mogelijkheid
van een beschouwing uwerzijds, als door u
in het artikel geleverd, te veronderstellen;
dat met name niets is ter sprake gekomen
of gezegd, noch van de eene, noch van de
andere zijde, dat eenigen grond kon op
leveren voor uw beschuldiging, als zouden
terwille van de verhouding der Anti-Revo
lutionairen tot de Roomsch-Katholieken
hetzij de voorzitter, hetzij eenig lid der
fractie tot het besluit gekomen zijn om
voor het tractaat te stemmen.
De leden der Club zijn dan ook aanvan
kelijk van oordeel, dat, zoo lang deze zaak
niet een oplossing krijgt, waarmede ook de
Club genoegen kan nemen, zoodanig on
derling overleg met u in de toekomst zeer
moeilijk zal zijn".
In antwoord hierop schreef Prof. Vis
scher o.m. het volgende:
lo. dat ik er bij blijf, dat in gevallen,
waar bij vitale belangen van het vaderland
betrokken zijn, ik het als mijn roeping be
schouwen zal, deze belangen te stellen bo
ven die van fractie of partij;
2o. dat ik mij niet bewust hen iets ge
daan te hebben, waardoor bet door u ge
noemde „Volkomen onderling vertrouwen"
geschokt behoeft te worden;
3o. dat ik hij de besprekingen over het
tractaat, zooals mijn gewoonte is, in de
Club weinig hel) gezegd, maar dat weinige
was naar mijn overtuiging voldoende, om
te doen verstaan, dat ik dit tractaat abso
luut verwerpelijk achtte;
4o. dat ik mij bewust hen de beschul
diging te hebben geuit, in uw schrijven mij
ten laste gelegd;
5o. dat, aangezien ik mij niet bewust
ben te hebben gehandeld in strijd met mijn
plichten als A.-R. afgevaardigde, ik het
aan de heeren moet overlaten, een moei
lijkheid op te lossen, die voor mij niet be
staat.
De Kaïnerclub antwoordde hierop, dat
zij dit schrijven geheel onbevredigend
achtte. Het recht van Prof. V. om een an
dere meening te hebben en te verdedigen
wordt ten volle erkend, en wanneer het
slechts een zakelijk verschil gold, zou er
geen reden zijn over een geschokt vertrou
wen te spreken.
„Waar het om gaat, is, da.t door u, zoo
als in het schrijven onzerzijds van 9 De
cember wordt opgemerkt, de Voorzitter en
de leden der Club zijn beschuldigd vóór het
tractaat te hebben gestemd wegens in deze
ongeoorloofde motieven, met name ter wil
le van de verhouding van de Anti-Revolu
tionairen tot de Pioomsch-Katholieken.
Uw woorden in het artikel in de „Groene
Amsterdammer" luiden: „De A.-R. Partij
lijdt thans aan een soort appendicitis,
waarbij de Kamerfractie de appendix
vormt. Hoe zal ik deze kwalificeeren dan
als „appendicitis coalitica!" Laat ik het
toelichten". Dan beklaagt gij u over het
Gezantschap, en daarna schrijft gij: „Nu
hebben wij het tractaat' gehad. Welk een
innig meevoelen met Dr Nolens!"
Ten aanzien van den Voorzitter werd
naast en min of meer in verband met die
beschuldiging zelfs in termen, waaraan het
menschen en toen vereenigden zich alle
jongeren uit de buurt en al de gasten van
de Priory in de groote ontvangkamer.
Twee of drie officieren van Ganterton, die
op de Hall ter jacht waren, werden in het
gevolg der Ralf Egertons meegebracht.
„Wat ziet onze Mary er vanavond lief
uit!" fuisterde Alaurice zijne vrouw toe.
Terwijl zich de rijke erfgename in liaar
eenvoudige, zwarte japon tusschen hare
gasten bewoog, was er een blosje op baar
gelaat, maar hare manieren waren zeer
vriendelijk en voorkomend. Tóen men op
verzoek van Carrie Egerton in de vestibule
begon te dansen, isette zij zich naast Lady
Vendale en sloeg de dansenden gade. Ja-
net vroeg haar mee te doen, maar zij glim
lachte slechts en schudde haar hoofd.
„Gij zijt jonger dan Sophy en Carrie
Egerton; gij moet u niet oud maken vóór
uw tijd," zeide Lady Vendale, terwijl zij
het meisje met liefdevollen blik aanzag.
„Ik dans nooit meer, en zou liever met u
willen praten," antwoordde Mary eenvou
dig. „Wat ziet Diana er lief uit! die rood-
fluweelen japon staat haar goed; zij zal
den volgenden winter veel opgang maken
in Londen."
„Het is haar eigen schuld, dat wij in
Alei niet naar de stad gaan;'zij heeft ons
overgehaald het nog een jaar uj£ te stel
len. Natuurlijk wil Sir GeoTge gaarne naar
haar luisteren, want hij heeft een hekel
Mijn laatste zoeklichtje in het oude
jaar, hetwelk ons in zijn wegsnellen be
vestigt, dat wij onze jaren doorbrengen
als een gedachte.
Ik ga niet trachten van het voorbije
jaar een overzicht te geven.
Slechts even laat ik de stralen van
mijn zoeklicht dwalen over den tijdkring
die achter ons ligt.
En dan zie ik niet anders dan iruen-
schelijke zwakheid in dubbelen zin.
Ook dit jaar heeft 'tweer geleerd, dat
de sterkste onder ons niets is dan ijdel-
heicl. Als bloemen zijn ze afgesneden,
onze familieleden, vrienden, kennissen,
ouden en jongen, zwakken en sterken.
En wat zijn nu niet vaak wij, die
't misschien met geestdrift zongen: ,,'t Is
Uwe' zaak, wanneer wij staan, Heer
Jezus, Uwe alleen", geweest als slappe
rietstengels, die door den wind heen en
weer bewogen werden.
Menschelijke ontrouw was er aan alle
kanten, maar ook: onveranderlijke God
delijke trouw.
En nu gaan we zoo God wil, straks
het nieuwe jaar in.
Blijke het in 1927, ook in onzen ar
beid op staatkundig en sociaal gebied,
dat ons schild is van den Heere en onze
Koning van den Heilige Israëls.
OPMERKER.
karakter van schimpen niet vreemd is
(„slavenboei", „de heer Heemskerk
kromde zich in zijn [des heeren Nolens]
gareel"), nog gesteld een ander ongeoor
loofd motief, dat wij in ons schrijven maar
hebben laten rusten, omdat wij wenschten
de grootst mogelijke soberheid te betrach
ten.
Nu door u in uw schrijven van 11 Dec.
sub 4o, wordt verklaard: „dat ik mij niet
bewust ben de beschuldiging te hebben ge
uit, in uw schrijven mij ten laste gelegd",
is verdere gedachtenwisseling onmogelijk.
Slechts dient nog uw verklaring sub 5o
le worden vermeld: „dat aangezien ik mij
niet bewust ben te hebben gehandeld in
srijd met mijn plichten als A.-R. afgevaar
digde, ik het aan de heeren moet overlaten,
een moeilijkheid op te lossen, die voor mij
niet bestaat".
De Kamorclub heeft daarop slechts dit
(e antwoorden:
De moeilijkheid, die is ontstaan, is deze,
zooale. is te kennen gegeven in ons schrij
ven van 9 Dec., dat door de w ij z e van
uw optreden „de basis van een oprecht en
vruchtbaar gezamenlijk beraadslagen over
zaken der Club voorgelegd, t.w. een volko
men onderling vertrouwenernstig is
geschokt".
Vermits deze moeilijkheid door u is in
het leven geroepen, is het aan u, den weg
te vinden om haar op te lossen".
In antwoord hierop verklaarde Prof. V.
de gemaakte aanmerkingen niet gegrond
te achten, waarna hij aldus vervolgt:
lo. De houding door de A.-R. Kamer
club tegenover de R.-K. politiek in de Ka
mer aangenomen, is voor ieder openbaar.
En ik heb slechts uitgesproken wat ieder
kan weten en ook trouwens algemeen zoo
werd begrepen.
2o. Dat ik zelfs op den Voorzitter zou
„geschimpt" hebben en „hatelijk" ben ge
weest, is verre van mij. Ik begrijp, dat mijn
critiek hem niet aangenaam is en het heeft
mij inderdaad leed gedaan, dat ik zijn hou
ding tegenover Dr Nolens' krasse aanma
ning' niet anders heb kunnen kwalificee
ren. Dus ook hier geldt „Alagis arnica Ve
ritas".
3o. Wat de door de A.-R. Kamerclub op
geworpen moeilijkheid betreft, daarin gele
gen dat samenwerking niet wel mogelijk is,
„omdat volkomen onderling vertrouwen
ernstig is geschokt", meen ik te moeten op
merken, dat, aangezien ik mij niet bewust
ben iets te hebben gedaan, dat „volkomen
onderling vertrouwen" behoeft te „schok
ken", ik er bij moet blijven aan uw Club
de regeling dezer voor haar bestaande
moeilijkheid over te laten.
aan Londen, vooral in den drukken tijd;
maar ik ben er niet zeker van, dat het
lieve kind hare eigene wenschen niet op
offert ter wille van ons."
„Zij denkt, dat gij een volgend jaar
misschien sterker zult zijn; waarlijk, lieve
Lady Vendale, gij behoeft u niet bezorgd
te maken. Ik ben er zeker van, dat Diana
zeer gelukkig is; zij is bovendien nog
zoo jong, dat een weinig uitstel niet zal
hinderen."
„En wij zijn niet verlangend haar te
verliezen", merkte de arme moeder aan,
die ,al dacht, dat alle mannen zich ver
bonden hadden, om haar van haar schat
te berooven; zij keek zelfs niet zonder,
bezorgdheid naar een jong officier met
een rond, jongensachtig gezicht, die juist
met Diana walste. Mary, die haar blik
volgde, lachte.
„Als Diana trouwt, zal zij wel een ver-
standigen man nemen, daar ben ik zeker
van. Ik heb nog nooit een meisje gezien
met een beslister eigen meening, noch
iemand minder geneigd tot dwalen; nu
moet ik wat met Miss Brettingham gaan
praten; zij zit zoo stijf en ziet er onge
lukkig uit"; en de jonge gastvrouw liep.
de kamer door naar de hooggeboren oude
vrijster.
(Wordt vervolgd.)