^PERDE BLAD- MAfity ST JOHN. ZoekMtjes. UË ZfiHUW f NECROLOGIE 1926. FEUILLETON. VAN VRIJDAG 31- DEO. 1926, No. 78 OUDEJAARS-AVOND TROOST. Neen, die Hoop zal niet beschamen, Die Gods trouw tot grondslag heeft. Zijn belofte is Ja en Amen Eeuwig liefst die eeuwig' leeft! 't Zijn Gods goedertierenheden Dat wij niet vernietigd zijn. God doorbalsemt de woestijn ■Met een Levensgeur uit Eden. Alle zonden, alle zorgen YVent'len wij op U-alleen Nieuw op eiken nieuwen morgen Blijven Uw barmhartigheên. Friscli nog, in de winternachten, In den laatsten stond van 't jaar, Bij de wieg en bij de baai- Eerste en Laatste! God der krachten! Hallelujah, Hemel-Heere! In dit heilig oogenblik, Hallelujah, lof en eere (Jok bij onzen jöngsten snik! 'tZij wij sterven, 'tzij wij leven, Blijf ons deel in eeuwigheid! Houd ons op Uw komst bereid. Tot we Uw Hemel binnen zweven! J. J. L. TEN KATE. In het afgeloopen jaar ontvielen aan hunne familie en vrienden, en aan ons vaderland onder meer de navolgende personen. In onze Provincie: Leden van den gemeenteraad: de Jager (wetli.) te Driewegen; W. Wisse Kzn, oud- weth. te Meliskerlce; Van Raalte, oud-lid, te Vlissingen; Van Beveren, oud-lid, te Yeere; de Visser, tevens burgemeester, te Aagtekerke; v. d. Moer, oud-lid, te geuzen; De Deckere, tevens burgemees ter, te Clinge; Adriaanse te Koudekerke; ttaanisdonk te Baarland; Kloosterman, oud-weth., te Nisse; Abr. Francke, te ürijpskerke; Contant, welh., te Water - landkerkje; Ton, oud-lid, te Middelburg; M. P. de Looff te Goes. Voorts: Verhage, oud-hoofd der school te Kruiningen; Jan Morks, toonkunstenaar; ds Jonker te Middelburg; G. W. van Bau- neveld, directeur der Goescbe Courant; mr C. Lucasse, oud-kantonrechter te Goes; Laeijendecker, oud.-dir. van hei tele graafkantoor te Middelburg, te O. en YV souburg; Sperling, duiker, te Vlissingen; Aierrnans, gemeente-^ecretaiis te Bres- kens; VV. J. v. d. Velde, waterbouwkundige te Poortvliet; P. Francke, Kerkvoogd te ileliskerke; Huisman, oud-hoofd der school te Brouwershaven; G. ten Brink, oud-hoofd der Chr. Schoof te Koudekerke; Buwalda, oud-directeur der P. en T. te Uostburg; J. Siegers, lid van het kas sierskantoor P. J. Siegers en Zoon te Gissingen; N. van Dolder, leeraar aan de j „De Ruyterschooi" te Vlissingen; Gelner, oud-weth. van Kortgene; J. Lindhoul, oudste inwoner van 'i'holen en oud-kerk meester, diaken en notabele der Ned. Herv. Uem. Buiten de Pr ovincie: Leden der Eerste Kamer: Gilissen, oud-lid. Leden der Tweede Kamer: v. d. Werk oud-lid; Jhr G. Ruys de Beerenbroucx, oud-lid, tevens oud-minister; Willinge, oud-lid, tevens van de Eerste, lid van den Raad van State; Lucasse, oud-lid, ook van de Eerste; Arts, oud-lid; Hu- kecht, oud-lid; Merckelbach, oud-lid; H. 6. Dresselhuys. Ministers: Pieyte, oud-min. van kolo niën. Professoren en oud-HoogleerarenKa- merlingh Onnes; Pijper, Küün, Offerhaus. Predikanten en Emeriti(Ned. Herv.) \an Papenrecht, Politiek, J. H. L. Dijk man, W. Hoek te Brussel, Weidner, Beer- iiink, Van Esveld, Folmers, Meijer, P. H. Rugenholtz, Jonker, Kat, Van Binnendijk, \an Meer, 'Van Woudenberg Hamstra, W. R. Kalshoven, Th. J. L. Buys, A. Gelder- man. Ev. Luth. Kerk: P. v. d. Veen, P. van Wijk, Kindermann, H. R. Snijder. Geref. Kerken: P. de Putter (overl. 31 Dec. 1925) dr, J. C. de Moor, A. Middel koop, J. J. Westerbeek van Eerten, R. v. d. Kamp, J. v. d. Linden, W. Diemer, J. A. de Vries, G. Dalhuijsen, Zwiers, Kars- sen, Aalders, Baaij, Koppe, J. Thijs, W. K. P. Goeree, P. I. Jongbloed, R. Mulder, O. J. Geerling. Doopsgezinde gemeente: Sipkema, Vos, Van Slogteren, E. M. ten Cate. Oud-Geref. Kerk: Feitsma. Remonstrantsche Gem.: Van Maanen. Vrije Evang. Gem.: Adolfs. Andere personen: Petersen, zen deling te Domburg (Suriname) in dienst van het Zendingsgenootschap der Evang. Broedergemeente te Zeist; £chröder, oud hulpprediker N.O.I. en omiHirector der Ned. Z.V.; Servaas, oud-directeur van het post- en telegraafkantoor te Krabbendijke mej. A. M. Hartman, oud-onderwijzeres te Goes; P. Oranje, rustend hoofd eenei' Chr. School te Amsterdam; jVIusquetier oud-hoofd-ingenieur van den Rijks Water staat; Bruna, redacteur van het dagblad „Het Centrum". Senarclens Baron de Grancy, voorz. der Mij voor Tuin- en Plantkunde en v. d. Ver. voor Bijenteelt; Salverda de Grave, secretaris-generaal aan het Dep. van Waterstaat; ,S. Coolsma, oud-zendeling en oud-zendingsdirector; Schröder, oud-zendeling, te Soekaboemi, oud-directeur aan de school tot opleiding van inlandscbe zendelingen, te Ambon; Oiostra, directeur van „De Standaard"; Scholten en Stade zendeling-leeraars op Halmabera, resp. te Kao en te Djailolo; Dr P. van Hoek, oud-directeur generaal van den landbouw, een der grootste man nen, die dezen tak van volkswelvaart lief had en er zijn beste krachten aan heelt gewijd, veel voor den landbouw heeft gedaan, bijzonder voor het landbouw onderwijs; Pelser, voorz. van den Bond van Chr. Zangvereenigingen in Nederland; Cramer, hoofdlied. van „De Gemeente stem"; Juten, oud-inspecteur der licha melijke opvoeding in Ned.-Indië, te Ber gen op Zoom; Orelio, zanger; Pater Jonck- bloedt, leeraar aan het Canisius-College te Nijmegen; J. J. Leijs, oud-hoofd eener landbouwschool in Suriname; Pastoor Mutsaers te Tilburg; Jhr J. P. de Savornin Lohman, kapitein hij de grenadiers; Van SLeijn intendant van H. M. de Koningin; Van cffer Wijck, pres.-commissaris der Holl. Spoorw. Mij; Dr N. Adrian!, taal geleerde te Posso; Swart, oud-cornman- dant van de kweekschool voor d§, zee vaart te Amsterdam; .Generaal dr C. de iVliOoy, oud-officier van gezondheid van het Jndisclie leger; Jhr Ir Quarles van Ufford, Rijks-inspecteur der Spoor- en Tramwegen; Kiootsema, directeur van de stichting „De Kruisberg" te Doetinchem; P. Brouwer, hoofd-ned. van „Friesch Dag blad"; Falkenburg, gem.-secretaris van Amsterdam; Smelik, oud-hoofd eener school te Hillegom; Hulshof, oud-burge meester van Bergen op Zoom; Keuning, oud-redacteur van „De Keuvelaax". W. Elenbaas, oud-hoofdingenieur in Ned.-ln- dië; Van Limburg Stirum, oud-jagermees- ter van koning Willem 111; Aletta Hoog, schrijfster van kinderlectuur, Gtto Eerel- man te Groningen, bekend dierenschilder F. C. E. L. Koster, oud vice-admiraal G. Oosterbaan, oud-hoofdinspecteur van de volksgezondheid; R. U. Jongenburger, A.-R, lid van den Gemeenteraad van Gouda en van de Prov. Staten van Zuid- Holland; M. Joustra, oud-zendeling; Th. J. F. Bergansius, pastoor te Roelofarends- veen (van 19111925 te Ovezande); C. van der Roest, oud-zendeling; J. 11. Graf horst, arts, Den Haag; dr W. C. L. Brons veld, dir. R. II. B. S. te Hoorn; H. J. Fürstner, generaal-majoor titulair b.d. der artillerie; ir D. E. C. Knuttel, oud-rijks bouwmeester; mr. J. Linthorst Homan, oud-commissaris der Koningin in Drente; H. J. M. Modderman, burgemeester van Naaldwijk; mr R. B. Ledeboer, advocaat- generaal bij den Hoogen Baad te 's Gra- venhage; prof. Six ie Amsterdam; mr 11. C. Dresselhuys, lid der Tweede Kamer en voorzitter van den Vrijheidsbondprof. M. Josson, oud-hoogleeraar aan de Vlaam- sche Hoogeschool te Gent; B. W. ter Kuile, groot-industriëel te Enschedé. In het Buitenland: Koningin-Moeder Margaretha van Ita lië; ds T. Jongbloed te Hoboken, voorheen Uit het Engelsch. 118) _0_ >,Zij ziet er altijd uit als ware zij een kasplantje, dat onder glas gezet moet wor den, merkte Alary op, die ongewoon ge neigd was tot tegenspraak door dezen plot- selingen aanval op haar uitsluitendheid. «Emma is wel een dozijn M ah cis waard. »U, wij weten allen hoe gij over Emma denkt," antwoordde Janet knorrig, maar zij had een hevigen afkeer van de oudste Miss Bucie; hare ruwe manieren, hare vooruitstekende tanden, haar groote een voud, en bovenal haar scherpe tong, waren dingen, die Mrs St. John niet aanstonden. >.Wat lean Alary toch zien in dat weinig aantrekkelijke persoontje?" vroeg Janet Z1ch steeds verwonderd af na ieder bezoek van Miss Ducie. j>Nu, Janet, ik wil niet, dat gij kwaad spreekt van mijne vrienden," begon Alary een weinig heftig; maar haar schoonzuster vel haar in de rede. »0, ik heb niets op Emma te zeggen, ■aar op u> Mary. Weet ge wel, dat Mau- J ook uw gebrek aan belangstelling be gint op te merken; toen wij terug kwamen van de Priory, en gisteravond weer, merk te hij op, dat gij knorrig waart." Mary zweeg, maar kleurde plotseling. „Alaurice ziet zoo scherp, dat het moei lijk is hem te misleiden. Waarlijk, Alary, ik spreek voor ons aüer bestwil. Gij doet uitstekend uw plicht in alle andere opzich ten; gij maakt ons en de kinderen zoo ge lukkig. Maar in deze ééne zaak zijt ge niet geslaagd. Als onze vrienden hier rondom ons vereenigd zijn en iedereen vroolijk en opgewekt kijkt, schijnt gij geheel verstrooid en bijna ongelukkig dat nog niet be paald, maar toch lijkt het of uwe gedach ten elders waren." „O, Janet!"«maar zij kon niets meer zeg gen; de tranen kwamen haar in de oogen en zij veegde ze snel weg. Wat hielp het al oi' zij sprak? Hoe kon Janet weten, hoe langzaam die feesturen voor haar voorbij gingen? hoe de lichten en de muziek en het lachen haar bijna deden duizelen? Gis teren had den geheelen avond een onge- noode gast naast haar stoel gestaan een hooge gestalte met blond haar, dat het hoofd als een stralenkrans omgaf, met treurige verwijtende oogen. Stil! wat speel den ze daar? Was dat klokkenspel? „Vaar wel, gelukkige dagen; gulden dagen, die niet terug komen." Neen, liet was zijne stem, die zeide: „Ik geef u op, Mary,- denk er aan." O, die eenvoudige, eerlijke stem! pred. bij de geref. kerk te Cubaard van 7 Febr. 18973 Dec. 1899 en Westerlee van 18991904; Kardinaal Mercier; Cato, president van Japan; Broessilof en Soe- cbomlinof, oud-Russische generaals; dr J. Lepsius, Duitsch theoloog en lcerkpoli- ticus; Ivoningin-Moeder Louise van Dene marken; Fehrenbach, oud-Duitsche Rijks kanselier; Philips, hertog van Orleans, pretendent naar den Franschen konings troon; Ellen Key, Zweden, schrijfster .van „De eeuw van het Kind"; Jy-VVang, gewe zen Keizer van Korea; Victor Napoleon, pretendent voor den Keizerstroon in Frankrijk; Mehmed VI, laatste sultan van' Turkije; Olga, ex-koningin van Grieken land; du Toit, hoogleeraar aan de hooge school te Kaapstad; Karei van den Oever, Vlaamsch dichter; Prinses Laetitia, zuster van Prins Victor Napoleon; Kxassin, Sov jet-gezant te Londen; ,1. W. Browning Amerikaansch uitvinder; Paschitsj, oud- ministerpresident van Joego SlaviëGerard Cooreman, Minister van Staat in België; Yosji hi to, keizer van Japan; Pa.icher, minister van koloniën in België; dr H. P. v. d. Alerwe, moderator Ned. Geref. Kerk in de Kaapprovincie. Jubileum J. N. Voorhoeve. Er is waarschijnlijk geen Christelijk tijd schrift dat zoo algemeen hekend en geliefd is als het geïllustreerd weekblad „Timo- tlieus", waaraan de naam Voorhoeve on afscheidelijk verbonden is. Het is dezer dagen 50 jaar geleden dat de uitgeverszaak Voorhoeve in de Resi dentie werd opgericht, terwijl het 25 jaar geleden is dat de heer J. N. Voorhoeve als hoofdredacteur van „Timotheus" optrad. In verband hiermede bevat „Timotheus" een interessant vraaggesprek met den hoofdredacteur, waarvan we hier als onze plaatsruimte dit toeliet gaarne een breed overzicht zouden laten volgen. Wij moeten ons thans echter tot enkele hoofdzaken bepalen Het evangelisatiewerk, dit blijkt wel uit bedoeld vraaggesprek, zit den Voorhoeve's als in het bloed. De vader van den jubila ris, die zijn uitgeverij op een zolderkamer begon, bezorgde zonder op winst bedacht te zijn, tal van evangelisatieuitgaven. Toen de heer J. N. Voorhoeve 16 jaren oud was begon hij zijn vader in do uitgeverij te hel pen 'in verband waarmede hij zijn plan om te gaan studeeren moest opgeven. In 1891 werd een begin gemaakt met de uitgave van den Geïll. Chr. Scheurkalender, die thans een oplaag heeft van 50.000 exem plaren en als een uitstekend evangelisatie- middel kan worden beschouwd. In 1895 werd „Timotheus", waarvan de lieer Voorhoeve de verantwoordelijke hoofdredacteur is, opgericht. „Hoe rijk, zegt hij, is ons blad gezegend! Alenig schrijven getuigde er van; vele mondelinge getuigenissen ook. En steeds vond en vindt het een goede pers. Ik mag zoggen: alle schakeeringen van ons Chris telijk Nederland, die positief-Gkristelijke lectuur verlangen, zien het gaarne als huisgenoot. U weet, van het begin af is ook onze Koningin erop ingeteekend. Velen hebben hel uitgesproken, dat zij in „Timo theus" hebben gevonden: een tijdschrift, dat kloek opkomt voor den Hijbei en de daarin vervatte waarheden." Het in allerlei vorm aangepakte evange lisatiewerk bracht heel wat zorgen mee, maar de heer Voorhoeve mocht ook van rijken en vaak ongedachten zegen gewa gen. Ongetwijfeld zullen velen gaarne instem men met wat de interviewer aan het slot van zijn belangwekkende bijdrage op merkt: „Wij en ik maak mij ongevraagd tot tolk van alle „Timotheus"-\verkers wij, die het werk van onzen jubilaris eeniger- mate kennen, wij bidden hem van heeler harte toe, dat ook aan hem bewaarheid worde, wat aan die velen vóór hem ge schonken is, het schoonste loon, aan den arbeid in den wijngaard des Heeren ver bonden, het welkomstwoord uit den eigen mond des Aleesters, bij het binnengaan in de bruiloftszaal: „Wel gij goede en getrou we dienstknecht, over weinig zijt ge ge trouw geweest, over veel zal Ik u zetten. Ga in, in de vreugde uws Heeren!" Hoe had hij gestameld en toch had hij deze woorden gesproken. „Bertie! mijn Bertie! Waar zijt ge nu? Waarom blijft ge zoo lang van mij weg?" „Miss St. John, uw broeder zegt, dat het rijtuig voor is, mag ik u naar beneden brengen?" sprak Sir George op ridderlij ken toon tot haar. Hoe welkom waren haar die donkere weg en daarna de stilte van haar eigen kamer na die vervelende uren! „Heer zegen mijn Bertie!" Was dat niet altijd haar gebed, voordat zij 's-avonds ging slapen? Kon Janet weten hoe menig maal zij zich in slaap weende? Wreede Janet! „Lieve Alary! Tante Mary! Het was mijn bedoeling niet u te kwetsen!" riep Janet onstuimig uit, terwijl zij opstond en de ar men om haar zuster sloeg. „Ik wilde u al leen maar waarschuwen, voordat Donder dag al die mensdhen komen uwe eigen- gasten in uw eigen huis zult ge uw best doen om opgewekt te zijn?" „Ja, ja; ik zal mijn best doen. Let er maar niet op, dat ik even schreide; ik ben moe, en uw gezegde hinderde mij. Vergeet het maar, Janet; ik zal mijn best doen Donderdag opgewekt te zijn." En Mary hield eerlijk woord. De avond op Crome Park liep zeer naar aller genoe gen af. Eerst was er een diner voor de oudere PROF, HUGO VISSCHER EN DE A.-R. KAMERFRACTIE. In de Standaard en de Rotter dammer (de andere A.-R. bladen tellen naar het schijnt niet mee) vonden wij de briefwisseling tusschen de A.-R. Kamer fractie en Prof. H. Visscher, naar aanlei ding van diens bekende artikel in de „Groene Amsterdammer". Van de vergadering waar dit punt aan de orde werd gesteld, heeft Prof. V. geen enkele bijgewoond. Daarna had een sa- menspreking plaats tusschen een delegatie der club (de heeren Beumer, van Dijk en Bijleveld) en den heer V., waarna dit punt verder schriftelijk werd behandeld. In het eerste schrijven van de Kamer club wordt o. m. opgemerkt, dat de aan wezige leden het er „na ernstige bespre king, over eens waren, dat het karakter van het artikel en de daaruit ook tegen over de Club openbaar geworden gezind heid van zoodanigen aard was, dat de ha- sis voor een oprecht en vruchtbaar geza menlijk beraadslagen over zaken, der Club voorgelegd, t. w. een volkomen onderling vertrouwen, daardoor ernstig is geschokt. Daarbij werd geconstateerd, dat de bespre kingen in de fractie over het Belgisch trac- taat volkomen zakelijk zijn gevoerd en dat ook door u, door zoover door u, zeer spaar zaam, daaraan is deelgenomen, niets is gezegd, dat reden gaf om de mogelijkheid van een beschouwing uwerzijds, als door u in het artikel geleverd, te veronderstellen; dat met name niets is ter sprake gekomen of gezegd, noch van de eene, noch van de andere zijde, dat eenigen grond kon op leveren voor uw beschuldiging, als zouden terwille van de verhouding der Anti-Revo lutionairen tot de Roomsch-Katholieken hetzij de voorzitter, hetzij eenig lid der fractie tot het besluit gekomen zijn om voor het tractaat te stemmen. De leden der Club zijn dan ook aanvan kelijk van oordeel, dat, zoo lang deze zaak niet een oplossing krijgt, waarmede ook de Club genoegen kan nemen, zoodanig on derling overleg met u in de toekomst zeer moeilijk zal zijn". In antwoord hierop schreef Prof. Vis scher o.m. het volgende: lo. dat ik er bij blijf, dat in gevallen, waar bij vitale belangen van het vaderland betrokken zijn, ik het als mijn roeping be schouwen zal, deze belangen te stellen bo ven die van fractie of partij; 2o. dat ik mij niet bewust hen iets ge daan te hebben, waardoor bet door u ge noemde „Volkomen onderling vertrouwen" geschokt behoeft te worden; 3o. dat ik hij de besprekingen over het tractaat, zooals mijn gewoonte is, in de Club weinig hel) gezegd, maar dat weinige was naar mijn overtuiging voldoende, om te doen verstaan, dat ik dit tractaat abso luut verwerpelijk achtte; 4o. dat ik mij bewust hen de beschul diging te hebben geuit, in uw schrijven mij ten laste gelegd; 5o. dat, aangezien ik mij niet bewust ben te hebben gehandeld in strijd met mijn plichten als A.-R. afgevaardigde, ik het aan de heeren moet overlaten, een moei lijkheid op te lossen, die voor mij niet be staat. De Kaïnerclub antwoordde hierop, dat zij dit schrijven geheel onbevredigend achtte. Het recht van Prof. V. om een an dere meening te hebben en te verdedigen wordt ten volle erkend, en wanneer het slechts een zakelijk verschil gold, zou er geen reden zijn over een geschokt vertrou wen te spreken. „Waar het om gaat, is, da.t door u, zoo als in het schrijven onzerzijds van 9 De cember wordt opgemerkt, de Voorzitter en de leden der Club zijn beschuldigd vóór het tractaat te hebben gestemd wegens in deze ongeoorloofde motieven, met name ter wil le van de verhouding van de Anti-Revolu tionairen tot de Pioomsch-Katholieken. Uw woorden in het artikel in de „Groene Amsterdammer" luiden: „De A.-R. Partij lijdt thans aan een soort appendicitis, waarbij de Kamerfractie de appendix vormt. Hoe zal ik deze kwalificeeren dan als „appendicitis coalitica!" Laat ik het toelichten". Dan beklaagt gij u over het Gezantschap, en daarna schrijft gij: „Nu hebben wij het tractaat' gehad. Welk een innig meevoelen met Dr Nolens!" Ten aanzien van den Voorzitter werd naast en min of meer in verband met die beschuldiging zelfs in termen, waaraan het menschen en toen vereenigden zich alle jongeren uit de buurt en al de gasten van de Priory in de groote ontvangkamer. Twee of drie officieren van Ganterton, die op de Hall ter jacht waren, werden in het gevolg der Ralf Egertons meegebracht. „Wat ziet onze Mary er vanavond lief uit!" fuisterde Alaurice zijne vrouw toe. Terwijl zich de rijke erfgename in liaar eenvoudige, zwarte japon tusschen hare gasten bewoog, was er een blosje op baar gelaat, maar hare manieren waren zeer vriendelijk en voorkomend. Tóen men op verzoek van Carrie Egerton in de vestibule begon te dansen, isette zij zich naast Lady Vendale en sloeg de dansenden gade. Ja- net vroeg haar mee te doen, maar zij glim lachte slechts en schudde haar hoofd. „Gij zijt jonger dan Sophy en Carrie Egerton; gij moet u niet oud maken vóór uw tijd," zeide Lady Vendale, terwijl zij het meisje met liefdevollen blik aanzag. „Ik dans nooit meer, en zou liever met u willen praten," antwoordde Mary eenvou dig. „Wat ziet Diana er lief uit! die rood- fluweelen japon staat haar goed; zij zal den volgenden winter veel opgang maken in Londen." „Het is haar eigen schuld, dat wij in Alei niet naar de stad gaan;'zij heeft ons overgehaald het nog een jaar uj£ te stel len. Natuurlijk wil Sir GeoTge gaarne naar haar luisteren, want hij heeft een hekel Mijn laatste zoeklichtje in het oude jaar, hetwelk ons in zijn wegsnellen be vestigt, dat wij onze jaren doorbrengen als een gedachte. Ik ga niet trachten van het voorbije jaar een overzicht te geven. Slechts even laat ik de stralen van mijn zoeklicht dwalen over den tijdkring die achter ons ligt. En dan zie ik niet anders dan iruen- schelijke zwakheid in dubbelen zin. Ook dit jaar heeft 'tweer geleerd, dat de sterkste onder ons niets is dan ijdel- heicl. Als bloemen zijn ze afgesneden, onze familieleden, vrienden, kennissen, ouden en jongen, zwakken en sterken. En wat zijn nu niet vaak wij, die 't misschien met geestdrift zongen: ,,'t Is Uwe' zaak, wanneer wij staan, Heer Jezus, Uwe alleen", geweest als slappe rietstengels, die door den wind heen en weer bewogen werden. Menschelijke ontrouw was er aan alle kanten, maar ook: onveranderlijke God delijke trouw. En nu gaan we zoo God wil, straks het nieuwe jaar in. Blijke het in 1927, ook in onzen ar beid op staatkundig en sociaal gebied, dat ons schild is van den Heere en onze Koning van den Heilige Israëls. OPMERKER. karakter van schimpen niet vreemd is („slavenboei", „de heer Heemskerk kromde zich in zijn [des heeren Nolens] gareel"), nog gesteld een ander ongeoor loofd motief, dat wij in ons schrijven maar hebben laten rusten, omdat wij wenschten de grootst mogelijke soberheid te betrach ten. Nu door u in uw schrijven van 11 Dec. sub 4o, wordt verklaard: „dat ik mij niet bewust ben de beschuldiging te hebben ge uit, in uw schrijven mij ten laste gelegd", is verdere gedachtenwisseling onmogelijk. Slechts dient nog uw verklaring sub 5o le worden vermeld: „dat aangezien ik mij niet bewust ben te hebben gehandeld in srijd met mijn plichten als A.-R. afgevaar digde, ik het aan de heeren moet overlaten, een moeilijkheid op te lossen, die voor mij niet bestaat". De Kamorclub heeft daarop slechts dit (e antwoorden: De moeilijkheid, die is ontstaan, is deze, zooale. is te kennen gegeven in ons schrij ven van 9 Dec., dat door de w ij z e van uw optreden „de basis van een oprecht en vruchtbaar gezamenlijk beraadslagen over zaken der Club voorgelegd, t.w. een volko men onderling vertrouwenernstig is geschokt". Vermits deze moeilijkheid door u is in het leven geroepen, is het aan u, den weg te vinden om haar op te lossen". In antwoord hierop verklaarde Prof. V. de gemaakte aanmerkingen niet gegrond te achten, waarna hij aldus vervolgt: lo. De houding door de A.-R. Kamer club tegenover de R.-K. politiek in de Ka mer aangenomen, is voor ieder openbaar. En ik heb slechts uitgesproken wat ieder kan weten en ook trouwens algemeen zoo werd begrepen. 2o. Dat ik zelfs op den Voorzitter zou „geschimpt" hebben en „hatelijk" ben ge weest, is verre van mij. Ik begrijp, dat mijn critiek hem niet aangenaam is en het heeft mij inderdaad leed gedaan, dat ik zijn hou ding tegenover Dr Nolens' krasse aanma ning' niet anders heb kunnen kwalificee ren. Dus ook hier geldt „Alagis arnica Ve ritas". 3o. Wat de door de A.-R. Kamerclub op geworpen moeilijkheid betreft, daarin gele gen dat samenwerking niet wel mogelijk is, „omdat volkomen onderling vertrouwen ernstig is geschokt", meen ik te moeten op merken, dat, aangezien ik mij niet bewust ben iets te hebben gedaan, dat „volkomen onderling vertrouwen" behoeft te „schok ken", ik er bij moet blijven aan uw Club de regeling dezer voor haar bestaande moeilijkheid over te laten. aan Londen, vooral in den drukken tijd; maar ik ben er niet zeker van, dat het lieve kind hare eigene wenschen niet op offert ter wille van ons." „Zij denkt, dat gij een volgend jaar misschien sterker zult zijn; waarlijk, lieve Lady Vendale, gij behoeft u niet bezorgd te maken. Ik ben er zeker van, dat Diana zeer gelukkig is; zij is bovendien nog zoo jong, dat een weinig uitstel niet zal hinderen." „En wij zijn niet verlangend haar te verliezen", merkte de arme moeder aan, die ,al dacht, dat alle mannen zich ver bonden hadden, om haar van haar schat te berooven; zij keek zelfs niet zonder, bezorgdheid naar een jong officier met een rond, jongensachtig gezicht, die juist met Diana walste. Mary, die haar blik volgde, lachte. „Als Diana trouwt, zal zij wel een ver- standigen man nemen, daar ben ik zeker van. Ik heb nog nooit een meisje gezien met een beslister eigen meening, noch iemand minder geneigd tot dwalen; nu moet ik wat met Miss Brettingham gaan praten; zij zit zoo stijf en ziet er onge lukkig uit"; en de jonge gastvrouw liep. de kamer door naar de hooggeboren oude vrijster. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1926 | | pagina 9