NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 31. 1906
Maandag 5 November 21e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
Onsehuld en Misdaad.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUiJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers 0,026.
UiTGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Nog eens de Goesche.
De Qoesche Courantdie vroeger ons
verweet dat wij haar geschrijf niet over
namen, heeft net gedaan als wij verwacht
hadden. Zij „heeft niet den moed gehad
om onze driestar aan haar adres in haar
kolommen over te drukken, maarwelom
haar op de haar eigen poenige manier te
beantwoorden.
Het stukje van De Goesche vinde hier
een plaats.
Jaloezie, n e o - m a 11 h u s i a n i s m e
en gereformeerd.
De Zeeuw heeft eens gegrasduind in onze
rubriek wGemengde Berichten" en is tot aller
onaangenaamste ontdekkingen gekomen. Daar
worden zoowaar stekelige opmerkingen ge
maakt over het hoofd der gereformeerden. Ze
vindt dat we dat meer moesten doen in hoofd
artikelen. Zeker om ons blad even vervelend
te maken als de Zeeuw is, die uit alle
streken haar artikelen door gereformeerde do-
minés en onderwijzers krijgt toegezonden,zoodat
de redacteur in Goes slechts voor corrector
behoeft te spelen. Dat deze preeken het publiek
vervelen, is begrijpelijkdaar leest men geen
courant voor. En nu het finantieel minder goed
schijnt te gaan, wordt het blad jaloersch en
begint te schelden. Nu dat heeft ons een vroolijk
oogenblikje bezorgd en daarover kunnen we
verder zwijgen.
We willen zakelijk blijven. De Zeeuw
wraakt het, dat we onder een der ^gemengde
berichten" daar worden ze eerder gelezen,
waarde collegahet groote publiek schuwt
hoofdartikels handelende over een gewei
gerde gift, hebben geschreven, dat het hoofd
der gereformeerden minder scrupuleus was
dat die nog wel twintig jaren voor het rijk
heeft willen genieten van de inkomsten uit de
Staatsloterij. Alsof wij de eenige waren, die van
die meening zijnEen antirevolutionair heeft
in de Tweede Kamer, bij de behandeling der
Staatsbegrooting in i9o3, die handelwijze van
het ministerie aldus gehekeld
Dit ministerie (dat van Dr. Kuyper) gooit het
als het ware met die zonde, door den Staat
zelf bedreven, op een accoordje. Zij zal die
zonde nalaten binnen hoogstens 20 jaar. Stui
tender en weerzinwekkender kon moeilijk een
standpunt worden ingenomen".
Datzelfde hebben wij nog eens gememoreerd
jp een hoofdartikel ip ons nummer van 16
26
FEUILLETCIT.
October. Toen is De Zeeuw daar niet over
gevallen; een bewijs dus, dat zij zelf ook het
gevaar inziet van opmerkingen onder >ge-
mengde berichten", en dat ook zij gelooft, dat
die gretiger gelezen worden dan hoofdartikelen.
Verder maakt »D e Zeeuw aanmerking op
het opnemen in ons blad van neo-malthusi-
aansche advertentiën. Die aanmerkingen gelden
natuurlijk evengoed alle andere bladen als het
onze, maar toch willen wij de Zeeuw wel
meedeelen, dat door ons blad die advertentiën
geweigerd worden, wanneer wij de overtuiging
hebben, dat de daarin aangeboden hulp niet
alleen preventief is bedoeld.
Over het al of niet wenschelijke van het neo-
malthusianisme zelf, willen we hier niet in
debat treden.
In elk geval zijn de meeningen van ernstige
en geleerde mannen óver dit punt nog zoo
uiteenloopend, dat wij geen reden zien, adver
tentiën over dit onderwerp te weigeren.
De Zeeuw schijnt erg ongerust te zijn over
het feit, dat wij vaak de benaming igerelor-
meerden" gebruiken.
iDe mensclien die in de Herv. Kerk ter
kerl: gaan moeten op staatkundig gebied van
ons vervreemd worden, vandaar dat stelselmatig
gebruik van 't woord ^gereformeerden".
Toch niet, niet om die reden, al zullen
de Ned. Hervormden ook zeer verstandig doen
met goed uit hun oogen te zien en zich vooral
den rooveraanval op hun kerk in Amsterdam
te blijven herinneren, spreken wij vansge
reformeerden". Dat doen we alleen waar het
pas geeft, en dat was o. a. ook het geval in de
nabetrachting, waar sprake was van een aan
beveling uitsluitend uit ^gereformeerden" be
staande.
Men verwachte in geen geval van ons dat
wij spreken van christelijke partijen, zonder dat
wij dat woord christelijk tusschen aanhalings-
teekens zetten of er ^zoogenaamd" voor plaat
sen, want al noemt iemand zich zelf zoo, daar
om zijn wij het er nog niet mee eens.
Wij zouden echter met een kleine variatie
van do woorden van De Zeeuw gebruik
kunnen maken en schrijven
»De lezers van De Z e e u w, die in de Herv.
kerk ter kerk gaan, moeten op staatkundig ge
bied onder één hoedje gevangen worden met
de gereformeerden, van daar dat stelselmatig
opschrift sGhrïstelijk-Historisch" Nieuwsblad,
hoewel de Zeeuw Kuyperiaansch is.
De Goesche Courant dipht ons de meening
toe dat zij haar stekelige opmerking die
Bella huiverde onwillekeurig, toen zij
aan Tom's bedreiging dacht.
„Gij weet, dat hij zou wachten tot De
Witt terug was."
Bella zweeg.
„Hoe zou hij, denk je, de tijding aan
gaande Aleida en hareschanddaad opnemen?
Denk je, dat er vyezenlijk sprake was van
een engagement
„Ik heb er nooit iets van bemerkt," her
nam Bella, „andere menschen hebben zeker
meer gezien dan wij."
„Het doet mij leed dat het gebeurd is,"
sprak mevrouw Westerly in gepeins ver
zonken; „maar ik ben overtuigd dat ik mijn
plicht heb gedaan, en er is nu niets meer
aan te veranderen. Wat mij betreft, ik ge
loof dat w(j den jongen man eene weldaad
hebben bewezen met de hem eigene fijn
gevoeligheid zou 't zijn dood geweest zijn,
wanneer hij na zijn huwelijk tot zulke ont
dekkingen was gekomen, en geloof mij,
er z\jn sommige menschen, die een onge
lukkige manie hebben voor het stelen.
Aleida moet dat gehad hebben, want ik ben
overtuigd, dat zij alles kreeg wat zij noodig
had."
Eenige oogenblikken van stilte volgden
daarop sprak mevr. Westerly plotseling
„Bella, heb je er op gelet, wat de dominé
gisteren zeide omtrent het lezen van den
bijbel
„Neen, ik herinner 't mij heuschniet",
hernam Bella, hoogst verwonderd over de
plotselinge wending, die het gesprek had
genomen.
„Nu, onlangs overvielen mij sombere
gedachten, een ongekend gevoel maakte
zich van mij meester, en deed mij uit mijn
islaap ontwaken j en om u de waarheid te
zeggen, dacht ik er van nacht aan, dat ik
misschien niet lang meer zal leven".
Bella zag haar moeder met ongeveinsde
verbazing aan.
„Wel, volgens den gewonen loop van
zaken kan ik niet lang meer levenwij
moeten allen toch eens sterven. Nu weet
ik niet, dat ik mij iets te verwijten heb.
Ik heb al mijne maatschappelijke plichten
volbracht, met andere woordenik heb,
zooveel ik wist, altijd mijn best gedaan.
Een ieder heeft zijne tekortkomingen, want
gij weet wat de bijbel zegtniemand is
volmaakt. Over het geheel genomen, ge
loof ik echter den hemel wel verdiend te
hebben. Ik heb altijd rechtschapen gehan
deld en gedaan wat men van rnjj verwach
ten mocht. Natuurlijk maakte de maat
schappij zekere aanspraken, waarin ik niet
tekort kon komenmen vraagt altijd zekere
giften van zekere menschen met een zeker
inkomen. Ik heb de verspreiding van het
Evangelie in de heidensche landen onder
steund door verleden jaar twee honderd
gulden te gevendat weet je, Bella, en
bovendien heb ik het toonbeeld van vrij
gevigheid gegeven door de inteekenlijst
voor die arme weduwe te besturen. Over
het algemeen heb ik, geloof ik, niet minder
gedaan voor de goede zaak dan ieder ander,
daar ik tot de toelage van onzen predikant
heb bijgedragen en ze in de hand gewerkt,
terwijl ik buitendien duizend gulden heb
gegeven voor onze nieuwe kerk."
„Wel, mamawaarvoor zegt ge dat alles
zoo?" riep Bella verwonderd uit.
„Wel Bella, ik dacht zoo bij mij zelve,
dat ik aan alles voldaan heb, behalve aan
het lezen van den bijbel. Ik vrees, Bella,
dat ik de Heilige Schrift te veel verwaar
loosd heb ik vrees dat wij in dat opzicht
beiden onzen plicht verzuimd hebben. Zeg
mij eens, hoelang is het geleden, dat gij den
bijbel hebt gelezen?"
herhaaldelijk in haar «gemengde berichten"
voorkomen in haar hoofdartikelen behoorde
in te lassohen.
Dat is een vergissing.
Wij keuren alle scheere voorstellingen en
stekeligheden als de door ons gesignaleerde
ook in hoofdartikelen af. Maar wij hebben
er haar een verwijt van gemaakt dat zij
meer kracht zoekt in hatelijke,logeuachtige
opmerkingen onder een «gemengd bericht'',
dan in het schrijven van principieele hoofd
artikelen.
Dat zij daardoor haar blad vervelend
zou maken pleit niet voor de onderhoudend
heid van haar stijl, noch voor den inhoud,
al schijnt ons het motief te zwak voor de
verzaking van haar plicht inzake de poli
tieke opvoeding harer lezers. Doch dit is
haar zaak. Wij kwamen (en komen nog)
alleen maar er tegen op dat de Goesche
in hare bestrijding van den tegenstander
meestal stekelig en onwaar, en, wij voegen
er thans bij, grof persoonlijk is.
Zoo ook in haar boven aangehaalde
repliek waarin zij nota bene zegt «zakelijk"
te willen zijn, verloochent zij haar karakter
■iet.
Handhavende haar sluwen aanval op,
en laffe betiteling van een (ex)minister
inzake de Staatsloterij, beroept zij zich
op den christen-democraat Staalman (1)
wiens woorden in de Tweede Kamer op
2 Dec. 1903 zij aanhaalt.
In het voorbijgaan zij gezegd dat waar do
Goesche dezen heer antirevolutionair noemt
zij, om nu eens in haar terminologie te
blyven, zich weervergist. De heer
Staalman toch is om weer eens de termi
nologie der Goesche te gebruiken, want dan
verstaat zij ons beterhet hoofd der
christen-democraten.
Maar gelijk de minister dat Kamerlid
als politiek fortuintje aan de linker
zijde, heeft toegeschoven, zoo gunnen wij
ook de redactie van de Goesche Courant
het bondgenootschap van dezen heer.
Trouwens zij hooren bij elkander. Wij
schreven immers dat de taktiek der Goesche
niet is die van een leeuw, maar van het
stekelvarken. En minister Kuyper, den aan-
De jonge dame keek onwillekeurig naar
het boekenrekje, waar een prachtige bijbel
met goud en blauw fluweel versierd, te
pronk stond naast eenige andere opzichte-
lijk gebonden boekeD, en daarna naar een
minder dik, doch even ongebruikt boekdeel
dat altijd op eene tafel onder den spiegel te
pronk lag.
„Wel, ik lees op de kateohisatie immers
de aptwoorden uit het vragenboek je is dat
niet even goed als de bijbel Het is trou
wens vervelend genoeg ik wensehte dat
de predikant maar alleen sprak, evenals in
andere kerken wat mij betreft vind ik het
saai genoeg."
„O, Bella, spreek zoo niet, gij spreekt
niet als een onsterfelijk wezen kind, denk
er om dat wij allen dood gaan ik, gij en
wij allen."
„Ge hadt beter gedaan, met op die ma
nier vroeger met mij te beginnen," sprak
Bella op lachenden en weinig eerbiedigen
toon„ik herinner mij niet, dat ge ooit
vroeger met mij over zulke dingen gespro
ken hebthoe komt ge in eens zoo vol
schuldbesef P"
„Ach, Bella 1 ik bid u, spot er niet mee
heb je wel recht, om mij te verwijten, dat
ik dit niet deed; daar men toch in de laatste
jaren zooveel beslag op mijn tyd heeft ge
legd, dat dit mij bijna niet mogelijk was.
Ik heb mij voor uw godsdienst-onderwijs
veel moeite gegeven, Bella je was nau
welijks vijf jaar, toen je al de belijdenis
vragen beantwoorden kondt; en een meisje,
dat haar katechismus grondig geleerd heeft
zal niet zoo licht op den verkeerden weg
komen, en ik moet zeggen, Bella, gij zijt
altijd een braaf meisje geweest, een beetje
koppig, maar zware zonden als liegen,
stelen, en het verzuimen van de kerk, heb
ik nooit in je ontdekt."
„Vooral het laatste niet, als ik een nieuw
vijór- of najaaracostuum had", boomde Bell a
val van den heerStaalmanbeantwoordende,
zeide„Een schot van voren gaarne,
maar een schot van achteren heeft iets wat
bedenking kan opleveren
Doch genoeg. Gelijk zoo menige valsche
voorstelling van de Goesche steeds door
ons zou kunnen weerlegd worden, zoo
zou ook deze door ons gemakkelijk tot
hare juiste verhoudingen kunnen worden
teruggebracht. Het was ons echter om 't
protest te doen.
En dat protest herhalen wij nog eens
in betrekkimg tot den naam disn de Goesche
ons toekent en waarin zij zich evenzeer
vergist.
Wij zijn op staatkundig gebied chris
telijk historisch of antirevolutionair. Wie
ons op staatkundig gebied gereformeerd
heet, doet al even dom als hij die een
vrijzinnig democraat Doopsgezind noemt.
Wij gaan hier niet verder op in. Uit
hetgeen de Goesche er nu van schrijft,
blijkt, dat tot haar hersenen deze zoo
doodeenvoudige waarheid niet vermag door
te dringen.
Op den doorzichtigen uitval „den roover
aanval op hun kerk" gaan wij niet in,
zoolang het „stekelvarken" van de Keizer
straat den moed mist de daarin vervatte
beschuldiging te herhalen in een vorm,
waarop een aanklacht en rechterlijke uit
spraak kan volgen.
Alleen zij er aan herinnerd dat zelfs
een Boissevain dit nooit heeft aangedurfd,
toen dr. Kuyper er hem vriendelijk om
bedeldeen dat de eenige die 't op som
meering van minister Lohman wel bestond,
mr. Spin, bij rechterlijk onderzoek bleek
krankzinnig te zijn.
Wij zouden haast zeggen, wie nu
in 1907 zoo na nog hulptroepen voor
de liberalen zoekt onder christenen, met
de herinnering aan'86, van groot verstand
geen blijk geeft.
Overigens zal de bezorgdheid van den
hoofdredacteur der Goesche voor de Her
vormde kerk nog wel enkele Goesche
Hervormden „een vroolijk oogenblikje be
zorgd" hehben.
De vergissing waar de Goesche Crt.
met een glimlach. „Wel mama", voegde zij
er overluid bij, „ge hebt mij van morgen
waarlijk een lesje gegeven, en (hierbij stond
zij op) wat is daarvan wel de oorzaak P Als
ik toch zoo goed en zedig ben, zie ik er de
reden niet van in".
„Ach, Bella wij moeten werkelijk meer
in den bijbel gaan lezenik voel mij
wezenlijk schuldig. Als ik nu stierf, zou
't het eenige verzuim zijn, dat ik op mijn
geweten heb, en ik gevoel behoefte om ook
dit goed te maken. Kom, Bella,-als ge eens
een hoofdstuk wildet lezen
„Ik 1wel roep Laura, mama; ik heb
vreeseljjke hoofdpijn".
„Je weet wel, dat Laura onzen bijbel
niet zou willen aanraken".
„O, ja, ik dacht er niet aan, dat zij
roomsch isnu dan zal ik W6l moeten
maar ik weet anders niets, dat vervelender
is", mompelde zij, terwijl z\j langzaam naar
de tafel ging. Nadat zij den bijbel gekregen
had, ging zij zitten, om te voldoen aan wat
zij een ware taak noemde. „Wat moet ik
lezen vroeg zij onverschillig.
„O, wat je wilhernam hare moeder,
terwijl een glimlach van voldoening haar
gelaat verhelderde, en zij zich gereed
maakte om te luisteren; „wat je wil;
bijbel is bijbel 1"
Terwijl zij de bladen langzaam omsloeg,
begon Bella toevallig aan het zesde hoofd
stuk van Mattheüs „Hebt acht, dat gij uw
aalmoes niet doet voor de menschen". Zij
las deze woorden nog eens, terwijl zij haar
moeder eenigszins boosaardig aanzag; maar
terwijl zij voortging troffen haar de vol
gende woorden van dit onovertroffen ge
schrift, en evenals Felix, beefde zij voordat
zij het hoofdstuk geëindigd had.
„Dank u, Bella", zeide hare moeder op
staande, „nu is mijn geweten zuiver. Het is
natuurlijk even goed, als dat ik het zelf
lees, behalve dat het mij tijd uitspaart. Ik
zeide te spreken van „gereformeerden"
in haar „nabetrachting" terwijl het raads-
verslay door ons bedoeld laten we nu
rusten.
Ten slotte zij nog op eene ver
gissing van de Goesclie gewezen. Zij zegt
dat wij „uit alle streken artikelen door
gereformeerde dominé's en onderwijzers
krijgen toegezonden, zoodat de redacteur
te Goes slechts voor corrector behoeft te
spelen".
Opdat zij deze haar vergissing her-
stelle, zij de Goesche verwittigd dat zoolang
ons blad bestaat het van drie predikanten af
en toe artikelen ontvangenheeft.tewetends.
De Veer, Herv. predikant te Middelburg en
ds. Hulsebos te Ylissingen, die beiden al
jaren dood zijn, en een boogst enkele maal,
die van ds. A. Littooij, doch dit is ook al
jaren geleden, echter in dat geval de artike
len met zijn naam onderleekende. Op het
oogenblik zijn er drie heeren die wel eens
in ons blad schrijven. Een hunner is ambts
drager in de Hervormde kerk, en geen van
deze drie is predikant of onderwijzer.
Doch zelfs bij hunne medewerking heeft
de «redacteur te Goes" nog wel zooveel
wevk aan Zijn «preeken'" dat hem -
trouwens tot zijn genoegen geen tijd
overschiet bijv. om te fietsen, met lieve
kennisjes uit te gaan of dezelve te bezoeken.
Eu voor bet overige
onze lezers
weten wel hoe 't is, en die alleen de
Goesche Ct. leest bereiken we toch niet.
Want ook nu durft de «geachte" redactie
ons stuk niet overnemen.
3 November 1906.
Zelandia grondt hare qualificatie van
Prins Willem I den onjuisten naam
„De Zwijger" vindt zij niets ongepast,
soit 1 als sluwe huichelaar op dit woord
van Groen„Veel dat openlijk door hem
afgekeurd werd, zag hij wellicht niet
ongaarne".
De motiveering dunkt ons kras.
Maar zij gunt ons onze eigen mee
ning en eischt voor zich het recht om die
ook te hebben en een kat een kat te
noemen.
moet van morgen drie of vier visites maken,
en ik zal bepaald over mijne nieuwe ge
woonte spreken want ik denk er mij eene
gewoonte van te maken, en verzoek u, mij
eiken morgen voor te lezen".
Een donkere bijna vijandelijke blik was
in het gelaat van het joDge meisje te lezen,
toen haar moeder wegging. „Alles ijdele
klanken", riep zij uit, „louter vertooning,
louter schijn. O, als ik meer van dat boek
geleerd had, weet ik wel dat ik niet van
dag tot dag zulke woorden had kunnen
lezen, zonder te leeren wat rechtvaardig is,
hoe goed te zijn, goed te ontvangen en goed
te doen. O, ik wensehte, dat ik nog iets
meer dan eene beschaafde opvoeding had
genotenzij heeft mij slechts kwaad leeren
doen".
„Het is nog niet te laat", fluisterde eene
stem in haar binnenste, terwijl zij haar
gloeiend gelaat in de handen verborg;
„neem den bijbel nog eens ter hand lees
verder, hij zal u uw plicht leeren, hij zal
u uwe zonden voorhouden".
„Er is niets aan te doen, ik ben reeds
te diep gezonken", zuchtte zij.
Maar nog ging de Heilige Geest voort te
werken op dit afgedwaalde hartin zijne
verheven majesteit, in zijne vlekkelooze
zuiverheid liet Hij zich al hare kinderlijke
uitvluchten welgevallen, en wist Hij ze te
verstrooien als kaf voor den wind. Vergeefs,
zij gaf zich niet gewonnen, zij had de macht
niet om den geest der verleiding van zich
te schudden, die haar als met toovermacht
gebonden hield. God, Christus, de Heilige
Geest en de heilige Schrift ziet vier
tegen één, allen gezind haar te helpen,
indien zij slechts weerstand wilde bieden
aan de zonde. Maar neen, zij verhardde
haar hart en lachte, omdat zij, zooals zij het
noemde, aan eene oogenblikkeiijke zwak
heid had toegegeven.
(Wordt vervoltjd.)