NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 296. 1906. Dinsdag 18 September 20e Jaargang CHRISTELIJK- HISTORISCH RUMOR IN CASA. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE J0N6E-VERWEST. te Goes f. P. D'HUU, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA SN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich met 1 October a.s. op ons blad abonneeren ontvangen de tot dien datum verschijnende num mers gratis. Onder het opschrift Schijn en wezen richt de heer Wijnkoop een der (marxis tische leiders der S. D. A. P.) in Het Volk zeer scherpe philippica tegen de redactie van dat blad en liet partijbestuur. Hy beschuldigt de redactie dat zij, in een polemiekje met De Tijd„den schijn wekt alsof op het oogenblik in onze Partij en in ons blad door de democratische vormen ook een werkelijke democratie wordt gedekt". Met andere woorden, hij beschuldigt de republikeinsche redactie van misleiding. Hij beschuldigt haar verder van tiran nie, wijl zij (den) „censor over het ge schrevene" speeltde „schrijvers aan een ketting" legtgeen „volledige waarborg voor de vrijheid van meeningsuiting" biedt; en niet alles „in 't volle daglicht" brengt, terwijl zij den „schijn" aanneemt van dit wel te doen dus veinzerij De schrijver bewijst zijn beschuldiging met de volgende feiten „Tevens wordt de s c h ij n gewekt, alsof de poging om de Nieuwe T ij d op 't o o g e n- b 11 k aan de Partij te brengen, inderdaad iets anders is dan een poging tot onderdrukking van de vrije meening. De redactie gaat zelfs zoover, om Van der Goes medewerking aan Het Volk voor te stellen als een bewijs, dat men niet zou streven naar de onderdrukking van de vrije meeningsuiting van hem en zijn vrienden". „Het is voor onze Partij slecht genoeg, dat de werkelijkheid oogenblikkelijk anders is dan de door de redactie gewekte voorstelling. Nog erger wordt het, wanneer die slechte werkelijkheid i n onze Partij naar buiten met een mooie schijn wordt omhangen. Dat de werkelijke democratie niet wordt geacht in onze Partij, ja zelfs de demo cratische vorm vaak niet meer in acht geno men, heeft ons laatste congres en vooral thans weer het aan de orde stellen van de program-her ziening zonder dat het Partijcongres is gehoord, duidelijk getoond. Dat er op het oogenblik wel degelijk censor wordt gespeeld over ons blad en de schrijvers aan een ketting gelegd, daarvan kunnen de verschillende inzenders getuigen, met wie de redactie het niet eens was of wier stukken de redactie lastig waren. Hun inzendingen werden gewijzigd, te laat of om allerlei uitvluchten heele- maal niet opgenomen. Ook de commissie van geschillen tusschen redactie en inzenders zou hieromtrent een boekje kunnen opendoen". „Volledige waarborg voor de vrije mee ningsuiting bestaat er op 't oogenblik in ons blad nu juist niet, en in het volle daglicht komen de dingen door het weigeren en achteraf schuiven van wat der redactie onjuist of lastig lijkt niet precies te staan. Om slechts één voorbeeld te noemen. Mij dunkt dat wij het recht hadden te weten en er bij de beoordeeling der hangende kwesties ons voordeel mee hadden kunnen doen, hoe sommige partijgenooten in Zwolle, Den Haag en elders verschillende personen dus en uit verschillrnde plaatsen over het aan de orde stellen van de herziening en over de zgn. dienst weigering oordeelen". „Toch werden hun stukken blijkens de corres pondentie geweigerd, en moeten wij het in zake de dienstweigering toevallig eigenlijk alleen Stellen met de vrij uitvoerige voorlichting van den „Marxist" Kuyper, die aan de zijde van de Redactie staat". De schryver gaat zelfs nog verder en beweert dat het „niet die eene quaestie van herziening en dienstweigering alléén (was) waarover (zy) het vrije woord te eenzijdig beperkte of het heelemaal niet gaf" en „de laatste maanden hebben het ten over vloede bewezen de vrijheid belemmert vooral van hen die het over de inwendige zaken van onze Hollandsche beweging willen hebben. Vooral tegen het plan „de Nieuwe Tijd" (het tijdschrift der groep-Gorter) „ook eigendom van de party te maken" komt de schrij ver op. En, dan klaagt hy de redactie van niet minder aan dan van machtsmisbru ik. »Dat (redactie en partijbestuur) den schijn (aannemen) alsof het op het oogenblik zon gaan om het demokratische recht van de Partij en pi$t om de volstrekte macht in handen van de niet-Marxisten, dat maakt de zaak nog erger. Men wenscht ook hier door den schijn te winnen, maar dan is het een schijn-overwinning, één die niet duurzaam kan zijn, maar zoolang zij duurt veel kwaad zal doen aan de Partij". De redactie noemt het schrijven aan haren partijgenoot „een schandelijk stuk"; poseert als de verdrukte onschulden houdt staande dat zij beide richtingen aan het woord laat komen; terwijl zij „tegenover de ergerlijke beschuldiging van „verstik king der vrye meeningsuiting" het feit stelt dat zy „geen enkel artikel van een der leden van de N.Tijd-groep geweigerd heeft behalve een van Wijnkoop dat een recensie bevatte omdat „recensies door of namens de redactie moeten gegeven worden". Rumor in casa ruzie onder elkander plaatsen wij boven dat stukje, dat weer eens voor de zóóveelste maal verkondigt hoe veeg het in de S. D. A. P. met de „vrij heid, gelijkheid en broederschap" staat, gelijk die daar wordt geleerd en beoefend. Van alle geruststellende vertoogen aan dien kant, hoe prettig de menschen het in den socialistischen toekomststaat wel heb ben zullen, is deze onverkwikkelijke pole miek tusschen deze uitnemendsten uit de toekomstpartij de meest afdoende weer legging. Een schrijver in De Baanbreker schreef in het jongste nommer van dat weekblad aan het adres van ons geacht zusterblad Luctor et Emergo in een vlaag van idealis tische bevangenheid: „Wanneer de redactie van Luctor maar tyd van leven heeft, dan zal zij zien, wy zijn er zeker van dat in de socialistische samenleving van het zelfzuchtig zoeken van eigen voordeel van den voortdurenden strijd tegen den naaste, als stelsel geen sprake meer zal zijn. En wat nu den menschen als zonde wordt aan gerekend, zal dan behoudens bij enkele uitzonderingen allicht, die men als sociaal- zieken zou kunnen aanduiden verdwenen zijn". W elk een eng gevoel van teleurstelling moet dezen goedmoedigen optimist wel be kruipen bij de ontwaring dat deze „sociaal- zieken", op het oogenblik reeds, onder deze uitnemendste zijner partijgenooten gevon den worden, en hoe ver zijne partij nog afstaat van zijn ideaal dat „uitbuiting" in den heilstaat, van welks gewisse komst hij profeteert immers er is nog een andere uitbuiting dan alleen een stoffelijke niet meer dan bij uitzondering zal mogelijk zijnj 17 September 1906. De MiddelburgsWe Courant meldde dat minister De Meester (bedoeld werd zeker minister Rink Zaterdag de zitting der Staten-generaal sloot «met een opsommmg der wetten en maatregelen in het afge- loopen jaar tot stand gekomen. In dat (door ons) vet gedrukte woord .wetten" vonden wij wel eenige groot spraak; want «wetten'' zijn nu direct niet zoo lot stand gekomen. Wat trouwens in een eerste jaar van niemands miDisterieele leven mogelijk is. De lezer oordeele trouwens zelf. Voorzitter baron Schimmelpenninck v.d. Oye, voorzitter der Eerste Kamer. De minister sprak trouwens niet van wetten, maar van «maatregelen van wet geving", Hij zei o. a. Het vestingsverdrag met Duitschland ver kreeg de vereischte wettelijke goedkeuring. Voorts werden goedgekeurd verdragen met België tot verbetering van de verlichting der Westerscheldemet Portugal een tot het on- derwerpeu van zekere geschillen aan het Per manente Hof van Arbitrage en een ander tot regeling der grenzen op het eiland Timor. Eene wet werd vastgesteld ter uitvoering van enkele bepalingen der op 12 Juni 1902 te 'sGra- venhage gesloten verdragen tot regeling der wetsconflicten met betrekking tot het huwelijk en tot regeling der voogdij van minderjarigen, waarbij tevens een belangrijke strijdvraag op het gebied van het verdragenrecht tot oplos sing werd gebracht. Door verruiming van artikel 65 der gewij zigde drankwet werd voorkomen, dat in een groot aantal gevallen het verlof tot voorzet ting van bestaande neringen zou moeten zijn geweigerd. De wet trof voorzieningen ten bate van het losse personeel ter algemeene landsdrukkerij, waardoor de pensioenaanspraken van dat per soneel behoorlijk werden verzekerd. De herziening der wet houdende nadere bepalingen omtrent de heffing van invoerrecht naar de waarde der goederen door artikel 34 gevorderd, kwam tot stand. Een voorstel tot wijziging van artikel 41 der wet op de grondbelasting mocht uwe goed keuring verwerven. Wetten tot wijziging van de landweerwet en betreffende het begraven van lijken van mili tairen beneden den rang van officier voor rekening van den staat werden vastgesteld. Wettelijke voorzieningen tot verbetering van het Noordzeekanaal en ten behoeve van den aanleg van spoorwegen van Neede naar Helien- doorn en van Meppel naar Balkbrug strekten tot bevordering van handel en verkeer. Ten bate van de binnenscheepvaart werd het Amstelkanaal overgedragen aan de be trokken provinciën en werden opnieuw gelden toegestaan tot verbetering van de brug over de Gouwe. De waterkeering in den polder Duffelt werd op beteren voet geregeld door een verdrag met Duitschland. Ter bescherming van de internationale spoor weg- en postverbinding Roosendaal-Vlissingen, die bij den stormvloed van 12 Maart i9o6 in groot gevaar kwam, werd in de kosten van herstel der bedijking van den Eersten Bath- polder een bijdrage uit 's Rijkskas beschikbaar gesteld. De noodige wettelijke voorziening werd ge troffen naar aanleiding van de oprichting van het Ministerie van Nijverheid, Landbouw en Handel. Een wijziging der arbeidswet, waarvan de rechtspraak de wenschelijkkeid had aangetoond, kwam tot stand. I.ocale telefoon-verbindingen in Nederlandsch-Indië werden door den Staat overgenomen en den aanleg van een gouver- nements-telefoonlijn tusschen Batavia, Sema- rang en Soerabaja verzekerd. Tot aanmoediging en ontwikkeling van de bakovencultuur in Suriname, werd bij de wet geld beschikbaar gesteld. Aan het wetsontwerp tot regeling van het arbeidscontract werden door de Tweede Kamer belangrijke en in spannende beraadslagingen gewijd. Daarna is de zitting op de gewone wijze gesloten. Wij verwijzen overigens voor de be oordeeling van de Slnitingsrede, en de morgen te vernemen Troonrede, naar hier ouder volgend nuchtere, humaan en zeker door alle eerlijke liberalen met instemming gelezen stuk uit De Nederlander van Zaterdag Sluiting der zitting. In de rede, die minister Rink heden middag zal houden bij de plechtige sluiting der Stateu-Generaal, zal niet kunnen ge wezen worden op een rijken oogst van wetsontwerpen, in het verloopen jaar afgedaan. Tot zekere hoogte is dit begrijpelijk. Het eerste jaar van een nieuw ministerje behoort nooit tot de vruchtbaarste. Boven dien heeft dit jaar een buitengewoon laDgen tijd vereischt de behandeling van het Arbeidscontract. Doordat de Eerste Kamer dit ontwerp nog niet heeft aangenomen, zal zelfs deze hoofdschotel van de jongste parlementaire zitting niet onder de af gedane zaken in de sluitingsrede kunnen vermeld worden. Ook van de andere niet- ingetrokken ontwerpen uit de nalatenschap van het vorig ministerie zijn er, zooals men weet, verschillende nog onafgedaan gebleven. Zoo 0. a. de Indische rechtsher- vorming en de herziening van het Personeel. Na het arbeidscontract restte daartoe geen voldoende tijd meer. Het resultaat is, dat de sluitingsrede een vrij poveren indruk zal maken. Het ministerie kan hierover niet veel verwijt trefïen. Maar wel mag de liberale partij op dezen gang van zaken met eenigen nadrulc gewezen worden. Onder het vórig gouvernement klaagde zij voortdurend over de traagheid in de wetgeving. In de pers en op meetings was die grief scheringen inslag. Wanneer dan opgemerkt werd, dat het kabinet stapels ontwerpen had inge- smrosaERssne diend en harder gewerkt had dan de Kamer kon bijhouden, dan werd de juistheid hiervan niet betwist, maar aangevoerd, dat ook voor den arbeid der Kamer de rechterzijde verantwoordelijk was, daar immers haar meerderheid rechts zat, en dat het langzame tempo, waarin het werk opschoot, op het geheel van het rechtsoha régime een treurig licht wierp. Welnu, tbaus kan geconstateerd, dat het Kabinet-De Meester steunend op een linksche meerderheid, liet eerste jaar niet eens datgene heeft kunnen afwerken, wat het van het vorig ministerie intact gelaten had. Toen in het najaar 1902 het Kabinet- Knyper de balans afsloot, klonk als uit één mond in de liberale persaltemaal liberaal werk dat voltooid is Geheel juist was die opmerking niet, want de militaire rechtspleging (waaraan voornamelijk ge dacht werd) iras oorspronkelijk van het Kabinet-Maokay. Maar m6n bedoelde er mee te zeggen, dat het ministerie voor alsnog op weinig vrucht van eigen werk kon bogen. Doch van het ministerie-De Meester kan gezegd, dat het na een jaar zittens niet eens er op bogen kan, het werk van zijn voorganger voorzoover het dit overeind liet staan te hebben afgedaan. Op één punt werkt dit kabinet zeker in ongunstiger positie. Het steunt niet op een meerderheid in beide Kamers. Maar dit verschilpunt had in het afgeloopen jaar zóó weinig beteekenis, dat zelfs het éénige ontwerp, hetwelk in de Tweede Kamer ernstig gevaar liep (dat omtrent den Bathpolder), juist in de Eerste met overweldigende meer derheid werd aangenomen. Nogmaals, niet aan het ministerie ver wijten wij de betrekkelijke onvruchtbaar heid van dit jaar. Maar aan de geestver wanten van het ministerie dient ter over- weging voorgelegd of het wel raadzaam is, steeds aan politieke tegenstanders te verwjten feiten, die ieder betreurten die niemand in zjn macht heeft. Stel, dat het kabinet- Kuyper ten vorigeD jare ware aangebleven. Vermoedelijk had dan niet heel veel meer dit jaar kunnen worden gedaan dan nu verricht is. Immers het handhaven van eenige wetsontwerpen heeft de belemme ring van het parlementair werk tengevolge van wisseling van ministerie niet aanzien lijk gemaakt, en de Kamer heeft waarlijk dit jaar niet veel tijden van werkeloosheid gekend. Zou, wanneer alsdan het kabinet- Kuyper met een sluitingsrede had moeten komen als nu het kabinet-De Meester, de liberale pers dit even blijmoedig hebben op genomen als zij het thans zal doen Deze vraag behoeft eigenlijk geen be antwoording meer, gezien b.v. hare houding ten opzichte van het arbeidscontract. Dat de openbare behandeling van dat contract thans drie maanden geduurd heeft, vindt zij wel niet aangenaam, maar toch begrijpe lijk en verklaarbaar. Evenals wij. Maar dat die behandeling verleden jaar niet is doorgedreven vóór de lager-onderwijs- novelle, op een tijdstip waarop zelfs in 't geheel geen 3 maanden meer voorhanden waren vóór het reces der Kamer, heeft zij ten hoogste kwalijk genomen en den kiezers als een bedenkelijk misdrijf voorgehouden. Onder rechtsch régime moeten zulke zaken van een leien dakje loopen. Onder linksch régime -wordt erkend dat men niet alles kan wat, men wil. Wellicht dat de geschiedenis van het jongste jaar, bij eerlijk overwegen, vele liberalen milder stemt omtrent het tempo waarin onder het vorig bewind werd ge werkt, en dat zij, in stede van steeds hun tegenstanders tot zondebokken te maken, er zich toe bepalen met ons te overwegen, langs welken weg aan den parlementairen arbeid, zooals deze zich allengs heeft ontwikkeld, meer lenigheid en vlugheid kan worden bijgebracht, zonder de nauwgezetheid te schaden. Intusschen verkeeren wij nu in een toestand- waarin men niet zeer nieuwsgierig behoeft te zjn naar de Troonrede van de volgende weeds. Die van verleden jaar is vrijwel bruikbaar, Van al het tpen aangekondigde is niet alleen nagenoeg nog niets tot stand gekomen de „tijdelijke versterking" der middelen (opcenten op vermogens- en bedrijfsbelasting) daargelaten maar ook nog bijna niets ingediend. De onderwer pen kunnen eenigszins anders worden gerangschiktomtrent de „duurzame ver sterking" der middelen later gebleken te bestaan in een „samenstel" van be lastingherzieningen kan misschien eenig meerder licht ontstoken doch de aankon diging van veel nieuws schijnt niet ge raden, nu aan het lange program van de vorige rede nog begonnen moet worden en nu zelfs zoo het ministerie aanstonds tot indiening der toegezegde ontwerpen overgaat dit begin nog wel eenigen tijd op zich zal laten wachten, daar een groot deel van het komende zittingjaar nog beslag zal leggen op wat van het kabinet-Kuyper is overgebleven. Men denke met name aan twee onder werpen als de Indische rechtshervorming en de administratieve rechtspraak. In het licht van dezen rijken voorraad van gereede, half-gereede en ODgereedc, maar toegezegde, ontwerpen zal wat de Troonrede nu nog voor het eerstvolgend jaar als nieuws mocht aankondigen, wel bijzonder veel van ijle toekomstmuziek hebben. De Feestredenaar. Het Friesch Dagblad wijdt eenige woor den ook aan den feestredenaar van Zater dag, wiens welsprekend woord bij de Koninklijke familie blijkbaar in zoo goede aarde viel, en door de duizenden hoorders met zoo geestdriftig applaus werd ontvangen: Neen, zeg niet, dat het vanzelf spieekt, dat Dr. Wagenaar als Feestredenaar optrad. Dat is van den Heere geschied. Derken wij ons twintig jaren terug. In 1S86. Ook toen was Dr. Wagenaar in Friesland predikant te Heeg. De doleantie brak uit en Dr. Wagenaar, niet minder Calvinist dan thans, stond in de voorste gelederen voor de strijders voor de eere Gods en Zijnen Christus. Toen echter was geen eere, maar smaad, verguizing, haat zijn deel. Een kerkelijk vonnis. Een banvloek. Dr. Wagenaar echter als zoo velen bleef trouw en n u wordt aan hem bevestigd het woord der Schrift: »Wie Mij eeren, zal Ik eeren". Nu is hem de eere geboden om als Feest redenaar op te treden, omdat men begreep, dat niemand dit uitnemender doen kon, dan de Calvinistische levensbeschrijver van den grooten Calvinistischen Stadhouderdan de man, die meer dan allen er toe bijgedragen heeft om ons Willem Lodewijk te doen kennen. 1886—1906. Welk een omkeering voor Dr. Wagenaar Dat is van den Heere geschied 1 En in den middellijken weg is dat veroorzaakt doordat Doctor Luizen met zijn krachten en groote talenten onophoudelijk heeft gewoekerd en zich daardoor een erkende positie heeft verworven. De dommekracht van het brutale cijfer heeft het niet gedaan, maar de zedelijke macht eerier persoonlijkheid. Dit feit bevestigt opnieuw, dat er in den grooten strijd der geesten minder geteld dan gewogen wordt. Als wij maar niet allereerst op een nume rieke meerderheid mikken, maar onze gaven energiek aanleggen in den strijd voor Gods eere, dan zal de Heere Zijnen zegen en eere zekerlijk niet onthouden. Dan zal er tot heil van ons dierbaar vader land een alles overwinnende kracht van het Calvinisme uitgaan, als in de dagen van Willem Lodewijk, toen het getal Calvinisten nauwelijks één tiende van het bevolkingscijfer bedroeg en nochtans door Calvinistischen geloofsmoed de Spaansche wereldheerskbappij neergebonsd en het vrije Nederland geboren werd I EEN ONTHULLING. liet verslag der onthulling van het standbeeld van Willem Lodewijk, Friesiands eersten stadhouder uit het Doorlucht Huis van Nassau, door onze Koningin, Vorstin uit de Friesche liniein tegenwoordigheid van de Koningin-Moeder, de» Prins der

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1906 | | pagina 1