No. 112. 1906.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
Maandag 12 Februari
20e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
LEÜ-
BURG
Kinderen.
Kaltars,
eene Meld
P. Herekens.
Ift 19.
Middelburg.
OP
rebooineii
W.-Sonburg.
ie koop
'ÖP
AN, Hoogelande
ÖP
ode
eicL
vraagd,
rsknecht
knecht
weelit
knecht,
knecht,
eclit.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUiJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Eerste lezing ran Prof G. W, Kernkamp
000000000
Z IJ N
ÏHOOL - - -
iING J.Hz.
e n.
voor fl,
post f 1,15.
grootte.
PRÜIMEBOO-
n voor geringen
ij
ening 24 Febr.,
el, bij
gaf, Brigdamme.
tegen ander vee
C. DE KORTE,
8 Februari, 3o
leine Knecht
chikt voor werk-
aapjespeen, bij
olderWestdijk.
soenlijke
E JONGE Wz.,
.str., Goes.
©id
ER, Ter Hooge
a.s.
STRIEN, land-
Zonder nielkerij.
eisweg.
L. DE TROIJE,
a. s. gevraaagd
ruiningen.
a.s.
MARIJS, Axel.
OD, „Favorite",
n bekwame
staande, bij
T, Colijnsplaat.
aankomende
ienst te treden,
st. Hoog loon
r. onder letters
ZEEUW, Goes.
met Maart of
en een flinke
Zonnemaire.
Verwest Goes-,
-
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Voor een lid van den gemeenteraad
(vacature-Looxs) steunen wij de candi-
datuur van den bekwamen arts, volks
man en Statenlid
De Oranjes in de 17e eeuw.
Een talrijk gehoor had Prof. K. voor
deze eerste lezing. Dhr. Snijders leidde
den spreker in met een kort woord, waarin
hij zijn blijdschap uitte over het succes
van het comité Prof Kernkamp te doen
optreden en over de talrijke opkomst van
het publiek. Uit het laatste putte hij de
hoop in Middelburg voldoende sympathie
te vinden voor de oprichting van een
vereeniging, die zich ten doel stelt voor
drachten te doen houden op historisch
en letterkundig gebied.
Eerst gaf de spreker ons een overzicht
van den algemeenen toestand der Oran
jes en hun verhouding tot het volk, om
daarna achtereenvolgens Maurits, Pre der ik
Hendrik, "Willem II en Willem III te be
spreken.
De Oranjes stonden aan de spits van
de partij, die de Unie-idee voorstond tegen
over de idee van gewestelijke suprematie,
waarvan Holland de drager was. De partij
der Unie-idee bestond uit heterogene be-
standdeelen. De landprovinciën steunden
de Oranjes. Gelderland met zijn adel,
die hooge posten in 't leger en op de
vloot bekleedde, zocht de gunst der Oranjes
omdat van deze vorsten de promotie af
hing. Zeeland, eerst handelsprovincie, maar
weldra ook bloeiend door landbouw, was
Oranjegezind. Op drie van de zeven stem
men in de Staten kon de prins altijd vast
rekenen. Friesland alleen was een poos
tegen de Oranjes, maar ook daar kwam
spoedig verandering.
De partij der Orarijes werd ook gesteund
door de Gereformeerde Kerk, en wel om
dat de kerk meer van hen verwachtte dan
van de libertijnsche regenten. De burgerij
behoorde ook tot dezelfde partij. Niet,
dat de burgerij politiek ontwikkeld was.
Zij wierp zich liever in theologische quaes-
ties, getuige 1618. En ook in 1672 waren
het niet politieke inzichten, die de burgerij
dreef tot de verhelïing van het huis van
Oranje, maar veel meer de treurige toe
stand, waarin ons land verkeerde. Wel
was er altijd een soort jalouzie op de macht
der regenten, maar van een bepaalde
klassestrijd was geen sprake. Het volk
was liever verheerd dan verknecht, liever
een vorst uit het doorluchte huis van
Oranje gehoorzaamd, dan de heerschappij
der regenten geduld. Een aasje democratie
openbaarde zich in het canaille-request
waarin verzocht werd kooplieden tot
regenten te benoemen.
Deze verschillende bestauddeelen van
de partij der Unie-idee bonden door de
Oranjes in beweging gezet worden. Maar,
slechts dan, als Heiland zelf verdeeld was,
kon deze partij een onvolkomen victorie
behalen. Nimmer hebben de Oranjes in
de 17e eeuw de souvereiniteit kunnen be
machtigen. De tegenkanting kwam steeds
in de eerste plaats van de steden, die het
sterkst voor hun verheffing geijverd had
den. Een poging van Gelderland in 1674
mislukte. Zou het wenschelijk zijn ge
weest In zeker opzicht, ja. Als er waar
borgen voor misbruik hadden kunnen ge
geven worden, zou hel stellig wenschelijk
zijn geweest de Oranjes de souvereine
macht op te dragen. Vooral met het oog
op de uitbreiding van grondgebied, waar
door we nu een staat van middelmatige
grootte en kracht zouden zijn. Natuurlijk
zouden de Oranjes als souvereinen meer
gedaan hebben voor de uitbreiding van
grondgebied, waartoe vooral aan de Oost
zijde van ons land vaak een gunstige ge
legenheid bestond.
Na deze algemeene inleiding passeerden
Oranjevorsten een voor een de revue.
Mauri Is, de mathematisch aangelegde onder
de Oranjes, die tot in zijn ouderdom zich
toelegde op wiskunde; zelfs nog op boek
houden. Hij werd ons voorgesteld als
veldheer. Staatsman was hij niet. Hij
was traag in het aanleeren van alles wat
een diplomaat niet ontberen kon plooi
baarheid, geven en nemen, den schijn ge
ven om het wezen te behouden. Hij was
te koppig om te schikken. Ook met gods
dienstige vragen liet hij zich niet in. Hij
verklaarde niet te weten of de praedesti-
natie blauw of rood was. Toch stelde hij zich
aan het hoofd der contra-remonstranten,
maar half onwillig en niet dan gedrongen
door den Frieschen stadhouder Willem
bodewijk, zijn neef. Maar toen hij zich
eenmaal aan het hoofd gestekt had, ge
doogde zijn trots en zijn koppigheid geen
half werk. Hij weigerde Oldenbarneveld
gratie te verleenen, die hij gaarne gegeven
had, zoo diens familie daarom gevraagd
had. Maar als legeraanvoerder, vooral als
organisator, verdient hij geëerd te worden.
Niet als een geniaal veldheer, maar als
voorzichtig en volhardend aanvoerder en
kundig vestingbouwer.
Naar mijn beseheiden meening had de
spreker hier Maurits wat meer kunnen
roemen, vooral ook als hervormer van de
manier van strijden. Zijn studie vau de
slagorde der Romeinen, zijn exerceeren
met looden soldaten bleef onvermeld ook
de hulp van Willem Lodewijk in deze
materie.
Met Maurits had Frederik Hendrik ge
meen, dat ze beide een afkeer van het
huwelijk hadden. Hun liefde voor de
vrouw in 't algemeen was zoo groot dat
ze moeilijk hun genegenheid op ééne
konden fixeeren. Reeds was F. H, de 40
gepasseerd, toen hij door zijn "broeder
gedwongen werd (daar deze dreigde zijn
kinderen te wettigen) te huwen met Amalia
van Solms. Toen kon Maurits gerust zijn
hoofd nederleggen, want het gevaar was
geweken. Acht dagen na zijn huwelijk,
dat met den haastigen spoed, waarmee
een onaangename taak wordt afgedaan,
voltrokken wordt, bevond de Prins zich
weer in 't leger. Toch is de prins een
goed echtgenoot geweest; de handige
Amalia heeft hem kunnen vervormen tot
een r oorbeeldig echtgenoot en vader. Met
Amalia kwam er een hofhouding in Den
Haag. Maurits had een afkeer van feesten
en was wat schriel van aard. Nu veran
derde dat. Lustsloten werden gebouwd,
waar Maurits zich tevreden gesteld had
met de minste gebouwen van het Binnen
hof. Van huis uit was F. II. zeer gema
tigd in het godsdienstige. Op het laatst
van zijn leven was hij wat zwakhoofdig.
Zijn zoon Willem II had reden over zijn
vader ontevreden te zijn, daar deze hem
minder macht naliet, dan het deel der
Oranjes was geweest vooreen jaar of tien.
Hij kon op het laatst niet meer op tegen
de macht der regenten, die weer oppositie
voerden tegen de uitbreiding van de macht
der stadhouders. Vooral Amsterdam
dwarsboomde hem, vooral ook in het ver
overen van Antwerpen. F. H. noemde
dan ook Amsterdam zijn grootsten vijand,
maar had hij eenmaal Antwerpen, dan zou
hij A. zoo klein maken, dat het voor hem
boog. Doch Amsterdam verijdelde alle
aanslagen op Antwerpen. Het vreesde
de concurrentie zoo zeer, dat het zelfs
Antwerpen van oorlogsbehoeften voorzag.
Na de pauze werd ons Willem II voor
oogen gesteld. Zijn huwelijk met de 11
jarige Engelsche prinses leek wel een kin-
deroperette. Het was een huwelijk uit
politiek, dat niet aan de verwachtingen,
die men er van koesterde, beantwoordde.
Zijn onderhandelingen met Frankrijk om
te komen tot een nieuwen oorlog met
Spanje, en later zich niet te mengen in
de aangelegenheden van Engeland, toonen
hem, als een prins, die belust was op
krijgsroem, zoodat hij zich slecht kon
schikken in de rol van kapitein-generaal
op nonactiviteit,
Zijn strijd met de regenten in 1650 over
het afdanken van krijgsvolk, was een
schild, waarachter de ware strijd om de
macht verborgen was. Trouwens de ge
beurtenissen van 1G50 hebben een komische
zijde. Jacob Cats, de raadpensionaris,
maakte een treurig figuur. Hoe geheel
anders was de strijd in 1618. Toen hard
tegen hard, maar een strijd met karakter.
Nu een strijd tegen regenten, die reeds
lagen onder het verwordingsproces. Zijn
onverwachte dood was een slag voor het
huis van Oranje. Hij was naar sprekers
meening geen uitblinker in staatsmans-
wijsheid, maar een man, die durfde. Ook
deze harde slag voor het huis van Oranje
bleek later een fortuiritje geweest te zijn.
Oran je beeft dikwijls het geluk gehad door
druk tot verheffing te koinen.De jeugd
van Willem 111 was droevig. Zijn uiter
lijk werd ons ten voeten uitgeteekend.
Ziekelijk, zwak, teringachtig (men wedde
om zijn leven op de Amsterdamsche beurs
met drie tegen een) maar met oogen, waar
bij het geheele gelaat verdween. Deze
zwakke vorst heeft 30 jaar de grootste
vermoeienissen doorstaan. Op de jacht
en op het slagveld werd hij pas een man.
Minachting voor vleierij, voor genot was
een karaktertrek, evenals diepe ernst.
Reeds op 14-jarigeu leeftijd zag zijn predi
kant hem op de knieën in een vurig ge
bed om de Kerk te mogen dienen. Hij
onderhield een page, die zich te veelaan ge
not overgaf, daarover in een ernstigen
brief. Wat is hij geweest voor ons land
Niet een hervormer van onze slechte
staatsinstelling. Hij miste daartoe den lust,
misschien ook het talent. Hij diende niet in
de eerste plaats onze belangen, maar de
Europeesche. Hij was de kampvechter voor
het protestantisme tegen het katholicisme,
dat van Frankrijk dreigde. Daarom is het
den regenten te vergeven, dat zij niet altijd
met hem meegingen. Zij toch hadden meer
oog voor de belangen van Holland. Die
lagen meer onder hun bereik. Toch heeft
Willem III altijd een meerderheid gehad,
die hem steunde, zij het ook soms door
minder edele middelen.
We zullen hier ons verslag van deze
merkwaardige voordracht eindigen. Treft
ons het verwijt, dat Willem III maar kort
is behandeld, dan brengen we dat over op
den spreker. De groote figuur van Willem
III kwam niet tot zijn recht. Maar dat kon
•ok niet. Het tijdvak 16501672 zal een
volgende maal behandeld worden. Zonder
die jaren is Willem III niet goed te behan
delen. Bovendien moest de spreker zich
zeer beperken. De tijd drong. Wat een stof
ook om in twee uren te behandelen. Toch
is het den spreker gelukt ons het voor
naamste te teekenen. Wij voor ons ver
wachten nog meer van de volgende lezing,
waarin een kleiner tijdvak hoop geeft op
grondiger behandeling.
Een hartelijk applaus loonde den spreker
voor zijn moeite.
HANDELSBELANGEN.
De vereeniging „Handelsbelangen" te
Goes, afdeeling van den Handel- en Indus
trie-drijven den Middenstand, had Vrijdag
avond een in vijf Goesche bladen en voorts
per circulaire aangekondigde vergadering
georganiseerd, waarin dhr. T. H. Fiedeldy
Dop uit Amsterdam zou optreden. De op
komst was niettemin zeer slecht. Te 8 uur
waren er nog slechts enkele personen en
toen de vice-voorzitter de heer Oosterbaan
eindelij k te half negen den hamer liet vallen
telden wij, behalve de pers en 4 bestuurs
leden, 16 hoorders, onder welke nog enkele
niet rechtstreeks belanghebbenden. Zouden
de Goesche winkeliers en industrieelen
geen behoefte aan voorlichting hebben
De spreker hield niettemin een zeer aan
gename, leerrijke voordracht van ruim 2
uren voor een zeer belangstellend gehoor
over den middenstand,hoe de middenstands
evolutie is geloopen, welke factoren tot
organisatie /an den middenstand hebben
geleid, welke factoren zijn bestaan bedrei
gen, en langs welken weg hij deze en met
succes het hoofd biedt.
In zijn inleidend woord wees de spreker
er op dat de middenstandsbeweging niet is
iets speciaal Nederlandsch, maar min of
meer een import-zaak. De invloed van het
buitenland is hierin uitgekomen, dat Neder
land op het Congres der Kleine Burgerij te
Namen in 1901 betrekkelijk sterk ver
tegenwoordigd was door deskundige afge
vaardigden, en dat die afgevaardigden van
het Congres teruggekeerd, hier in couran
ten en op lezingen van hunne bevindingen
hebben doen blijken, en in 1902 daarop een
Congres is gehouden van den Handeldrij-
venden Middenstand te Amsterdam, waarbij
wij onder de inrichters van dit Congres
juist zien de mannen die Nederland ver
tegenwoordigd hebben te Namen, terwijl
het patronaat was opgedragen aan Belgen.
Immers onder de woordvoerders op dat
Congres dat een internationaal karakter
droeg, vinden wij een Belgisch professor
Pyfferoen Julien Koch, en anderen.
Hieruit blijkt nu wel niet dat de mid-
denstandsbeweging kunstmatig in het
leven zou geroepen zijn door buitenland-
schen invloed, doch wel dat zij niet als
die in 't buitenland door evolutie is ont
staan. Zij heeft een stootje noodig gehad.
Hulp van buiten is noodig geweest om
hier den middenstand wakker te maken.
Het is de moeite waard dit in dezen tijd
van organisatie 50 jaar liefst nadat
Marx zijn Arbeiders, vereenigt uhad
doen uitgaan, te constateeren. In dit licht
de middenstandsbeweging gezien, blijkt
hoe laksch de middenstand is, '.hoe hij
achteraan komt bij alle groepen in de
maatschappij die trachten hunne belangen
door organisaties te behartigen.
Dat moet de middenstand begrijpen
elke winkelier moet losgemaakt worden
van zijn vastgeroest individualisme.
Toen de middenstandsbeweging kier
begon was haar reden vanbestaan reeds
lang aanwezig. De 1500 op 't Congres
te Amsterdam bijeen, vertegenwoordigende
80,000 personen, waren er 't bewijs van.
Komende tot zijn onderwerp wijst Spr.
op de oeconomiselie verhoudingen tijdens
het Gildewezen. Er was een verdeeling
van arbeid waarbij ieders brood verzekerd
werd doch niemand rijk werd. Alles werkte
onder 'tjuk van het reglement. De Fran-
sche Revolutie kwam en vaagde met een
veeg alle organisatie van den arbeid in de
maatschappij en het gildewezen weg, doch
stelde er niets voor in de plaats en liet
de ontwikkeling van handel en bedrijf
aan den gewonen loop der dingen over.
De lezing dat door de Fransche Revolutie
handel en industrie een hooge vlucht na
men is onjuist. Pas in de helft der 19e
eeuw wordt, ten gevolge van de uitbrei
ding van het stoomwezen, de machine,
de verbetering van het verkeerswezen,
het bankwezen, enz. de industrie gestuurd
in de richting waarin wij haar hebben
zien gaan. Tusschen 1798 en 1850 was
wel de gelegenheid geschapen tot de uit
breiding doch pas daarna wordt die uit
breiding een voldongen feit. De produc
tie neemt ontzaglijk toe, en het eigenaar
dige is dat hoe meer gelijke artikelen
tegelijk worden voortgebracht, des te
goedkooper ieder artikel wordt en de on
kosten niet stijgen naar verhouding vau
't aantal voortgebrachte artikelen. Daar
door heeft de handenarbeid een grooten
knak gekregen, is hij hier en daar geheel
weggevaagd of houdt hij zich met moeite
staaude in concurrentie met de machine.
Spr. toont dit aan met een vergelijking
van het voortbrengend vermogen van ma-
chinalen en handenarbeid in een fabrieks
plaats in N.-Amerika, ter productie van
dagelijksche consumtie-artikelen, waarin
dus velen hun brood verdienen.
Handenarbeid10 ploegen, 2 arbeiders,
11 verrichtingen, 1180 uur arbeid, 54
dollar loon.
Machinale arbeid52 arbeiders, 97 ver
lichtingen, 37 uur arbeid, 7.90 dollar loon.
Voor de bereiding van 500 pond boter
met de hand was noodig 3 arbeiders, 7
verrichtingen, 125 uur arbeid, 10 doll. 6
cent loon. Met de machine dezelfde fa
bricatie 7 arb., 8 verrichtingen, 12'/2uur
arbeid, 1.78 dollar loon. Voor liet maken
van 1000 brooden van 1 pond 1 arbeider,
11 verrichtingen, 28 uur arbeid, 5.80 dol
lar loon. En met de machine 82 arbei-
dnrs, 16 verrichtingen, 8,56 uur arbeid,
1.55 dollar loon. Men ziet hieruit hoevelen
uit hun bestaan verdreven zijn door deze
concurrentie.
Gelukkig heeft dezelfde evolutie een
correctief gegeven voor de uitgestootenen.
Het aantal artikelen dat onder haar bereik
viel werd uitgebreid, de machine werd
volmaakt. Veel kwam kant en klaar van
de fabriek wat vroeger op omslachtige
wijs in huis bereid werd. In een 17e eeuw-
sche Hollandsche huishouding slachtte,
bakte en kookte men alles zelf. Maar kom
nu eens. Groenten, vleezen, puddings, sau
zen, kortom alles wordt kant en klaar
thuis gebracht, dank zij de verbeterde
techniek van de productie. Er is ont
staan een groote omzet in producten, waar
door voor velen een gelegenheid om een
bestaan te zoeken eenvoudig door te win
kelen, als nooit was gebeurd, geschapen
werd.
De handeldrijvende middenstand die
zich op den verkoop van producten is
gaan toeleggen, is naar twee zijden nuttig
geweest. De winkeliers zijn de weldoeners
der verbruikers, en tevens de intelligentie,
de uitdenkers voor den fabrikant. Zij ken
den toch den smaak van de verbruikers. En
voor den verbruiker waren zij r an groot
nut dewijl zij in staat waren te zien welk
artikel goed was, in een behoefte voor
zag en h«e dit 't best gebruikt kon worden.
Een tijd lang is de handelsstand een ge
zeten degelijke burgerij geweest. Daar is
op 't oogenblik een kentering in gekomen.
De middenstand ziet zich bedreigd. In de
eerste plaats door de groote magazijnen,
bazars en warenhuizen. Er is verband tus
schen deze en de uitgezette productie. Onder
Napoleon I vertoonde zich te Parijs 'teerste
type van een waarenhaus. Le diablo boi-
teux" (manke duivel). „La fille malgardée"
('t dochtertje waar slecht op gepast werd),
waren de stuitende uithangborden voor
zoo een manufacturenmagazijn. Zij hadden
daarenboven een slechte reputatie. Een.
dier magazijnhouders, zelve op die wijze
rijk geworden, antwoordde aan zijn zoon,
die hem om geld vroeg voor een dergelijke
onderneming,dat hij hem wel een Rijksdaal
der wilde geven, zoo hij dien wilde weg
gooien, maar dat hij geen gulden zou willen
misseD om in een magazijn te steken. Deze
magazijnen zijn dan ook spoedig verdwenen.
Onder Louis Philippe brak zich een
nieuwe methode baan. Een gewezen com
mies te Parijs, 1852, Ai-istide de JBoucicaux
associeerde zich met zekeren Vidaux en
zette een winkel op in de Rue du Bac.
Hij voerde als protest tegen het toen
gangbare allerellendigste systeem van zoo
weinig mogelijk zoo duur mogelijk te
verkoopen, het stelsel van vaste prijzen
in, en stond toe dat hetgeen niet beviel
werd teruggenomen le Rendu). Iedere
winkelier haatte hem en voorspelde hem
een wissen ondergang. Doch het tegen
deel bleek. Zijn „Bon Marché" bereikte
in 1863 een omzet van 7 miljoen francs.
Vidaux trad uit. Boucicaux kocht voor
een miljoen huis en zaak. In '69 had hij
't geheele vierkant van straten door zijn
magazijn bezet. Het gebouw alleen kostte
21 miljoen francs- In 1877 had hij een
omzet van 67 miljoen francs.
Toen stierf hij, en ook zijn eenige zoon.
Ia '98 had zijn weduwe een omzet van 150-,
later 180 miljoen francs per jaar. Een
omzet als daarna nooit weer door eenig
detailhuis bereikt is. Van den omzet 150
miljoen was na aftrek van 118 miljoen
inkoop en 24 miljoen onkosten, 22 winst
gemaakt. De weduwe maakte er toen een
winkel op aandeelen van met een kapitaal