ONKERKELIJKHEID IN DENEMARKEN Bont boeket Christelijke nooit meer vereniging dan middel VEKDKIJF UIT WERELD Een plicht van naastenliefde en gerechtigheid; een eis van solidariteit en werkelijkheidszin Heiligmaking Roomse dwaling en Karl Barth prof. in Apeldoorn Waarom ik ook hij slecht weer ter kerke ga Zaterdag 11 februari 1961 ZEEUWSCH DAGBLAD Pag. 7 Kringloop Ketterijen Gebrek aan kennis Apathie Onvoldoende hulp door Ds. W. C. van Hattem t e Ter neuzen Christelijk timmeren Sprookje Tolerantie WVWWSAAAAAAAAA/WV HONGER EN ONDERVOEDING 0 Van één onzer redacteuren TLJONGER: een woord dat in alle talen voorkomt. Hongersnood: een werkelijkheid die de mens heid altijd heeft gelkend en ervaren. En wij allen weten het: nog steeds lijden mensen honger. Weten we ook dat er honger geleden wordt in steeds toenemende mate? Want in deze wereld, die nimmer zulke rijke hulpbronnen en zo'n overvloed aan technische hulpmiddelen ter beschik king had, worden drie van de vijf sterfgevallen veroorzaakt door honger. In 1938 was 38 procent van de wereldbevolking ondervoed, maar thans, in 1961, is dit percentage minstens 60 procent. Karl Marx voorspelde dat in de samenleving de kloof tussen rijk en arm steeds groter zou worden. Dat de rijken steeds welvarender zouden worden en dat de armen steeds meer zouden verpauperen. Het is niet uitgekomen. Heeft hij beseft dat deze profetie, nauwelijks een eeuw later, wèl van toe passing zou zijn op het leven der volkeren? Voor het westen, dat zich christelijk placht te noemen, zal echter ook het woord van Christus gelden: „want ik hen hongerig geweest en gij hebt mij niet te eten gegeven." WAT verstaan we Wat gebeurt er indien wij onze vereniging voorzien van het praedicaat „christelijk"? Christenen laten zich in de vorm geving van hun leven als het goed is inspireren door hun ge loof. Het is niet altijd mogelijk en dit behoeft ook niet te betekenen, dat zij daartoe gezamenlijk optre den met mede-christenen. Geluk kig kan men eigen levensopdrach ten ook vervullen met niet-christe- nen, zonder daartoe zijn christen- zijn te verloochenen of niet tot gelding te kunnen brengen. In ons werk en in onze liefhebberijen bouwen wij vaak samen met an deren iets op, dat gestalte geeft aan ons christelijke leven. Soms is het echter nodig of zelfs geboden bepaalde christe lijke idealen samen met andere christenen vorm te geven en moe ten wij daarvoor een christelijke vereniging in het leven roepen. Het praedicaat „christelijk" legt dan grote verplichtingen op. Het geeft niet alleen aan dat wij ons gezellig met gelijkgezinden onder elkaar bevinden: het normeert ook ons handelen als vereniging. Dit heeft drs. J. de Koning geschre ven in een artikel voor „Ons jonge Plat teland", het orgaan van de chr. jonge boeren- en tuindersbond. Wij laten het slot van dit artikel hier .volgen Niet alleen negatief Het woord „christelijk" voor onze vereniging heeft niet alleen een negatie ve betekenis, in die zin, dat het verkeer de, het niet „christelijke" geweerd wordt, doordat men zich bezint op en zonodig appelleert aan de betekenis van het christelijk geloof voot het le vensterrein waarop de vereniging zich beweegt. De aanduiding „christelijk heeft voor al een positieve betekenis. Zij geeft aan, dat wij gezamenlijk op dit bepaal de terrein ons leven een zodanige vorm willen geven, dat het in dienst staat van God. Zij stelt ons werk in verenigings verband uitdrukkelijk in relatie tot Gods opdracht voor ons leven en voor de ge hele. wereld. Daarmee wordt ook de plaats gerelativeerd die de vereniging mag innemen. De christelijke vereniging kan niet volstrekt autonoom haar doeleinden na streven. Maar zal haar doeleinden steeds moeten zien in het verband van de vormgeving aan het gehele leven naar Gods bedoeling. Haar doel kan niet zijn de instandhou ding en uitbouw van het verenigingsap paraat om het apparaat of het verkrij gen van macht om de macht. Het appa raat en de invloed van een vereniging zijn nooit meer dan middelen om onze opdracht te vervullen. De christelijke vereniging moet ook het betrekkelijke zien van haar werk en van het terrein waarop zij zich be weegt. Er zijn andere werkwijzen en an dere levensterreinen, die andere christe nen meer boeien en bevredigen. Volgens hun specifieke aanleg geven zij op hun wijze aan hun leven vorm. De christe lijke vereniging moet oppassen voor monopolievorming, alleen op grond van haar christelijk zijn. Soms zal zij wel een monopolistische positie mogen inne men, n.l. wanneer eenheid van optreden vereist is op een terrein, waarop ieder verantwoordelijkheid moet dragen, bijv. in de politieke en maatschappelijke sec tor. Soms zal zij echter ook haar leden duidelijk* moeten verwijzen naar hun roeping ook op andere levensterreinen hun gaven tot ontplooiing te brengen. Sport- en amusementsverenigingen mogen het leven van hun leden niet zo absorberen, dat voor niets anders ruim te overblijft (schop ze er eens uit met een boek!). Waarmee overigens niet ge zegd wil worden, dat kerkelijk, poli tiek en sociaal werk niet eveneens te vaak de neiging hebben het leven van hun leden volledig te annexeren. Elkaar nodig Hieruit vloeit voor de verhouding tus sen kerk en Chr. vereniging m.i. in de eerste plaats voort, dat wij elkaar no dig hebben. De kerk - erkondigt aan haar leden het Evangelie, dat als het goed verstaan wordt, ons hele leven doordringt. De kerk kan in onze gedif- ferentieerde samenleving echter niet bindend en exact voorschrijven welke levensvormen voor ieder van haar le den uit dit Evangelie voortvloeien. Zij behoort dit m.i. ook niet te doen. Zij is niet de met gezag beklede moederkerk, die haar kinderen mag bedillen tot in de kleinste details van hun leven. Zij heeft mondige leden, die in gebon denheid aan het Evangelie en geleid door de heilige Geest de vrijheid en de opdracht hebben in hun leven op ei gen wijze vorm te geven aan de chris telijke levensopdracht. Honger in Algerië. Een vluchtelingetje schraapt rijst bij elkaar dat door een voedseltransport werd achtergelaten. De chr. vereniging is daartoe een hulpmiddel. Zij stelt zich open voor de kerk, niet ter controle, maar om zich in haar werk te la ten inspireren door de boodschap van het Evangelie. Zij is er zich van bewust dat Christus beslag legt op het levensterrein waarop zij zich beweegt en op heel het leven. Aan de daarin besloten opdracht gestalte te geven is de boodschap van de kerk en het doel van de chr. vereniging. RESULTAAT VAN ZES JAAR CATECHISATIE: Het volgende stukje over de ca techisatie en aandacht waar mee die wordt gevolgd vonden we in Documentatiebericht van de Gereformeerde kerken„Toch doen we wat catechisanten betreft, om te beginnen de ervaring op, dat de meisjes over het algemeen weinig geïnteresseerd zijn in het dogmatisch onderricht. Ze zitten bedrieglijk dociel te kijken en ge ven geen last, maar ze ondergaan gelaten, omdat ze de wonderlijke kunst verstaan, om evenals een duikboot, alleen de periscoop van haar gezicht boven water te hou den, terwijl de rest van haar we zen de paden der zee doorwandelt. Het verschil met de jongens k?,n men o.m. hieraan merken: als we iets uitleggen op de jongenscate chisatie, zijn er een paar, die onder elkaar een opmerking maken en de ander lacht even. Maar de op merking stond wel in een min of meer verwijderd verband met wat wij gezegd hadden; er was één of andere grappige associatie. Maar als één van de meisjes iets fluis tert, zijn er tien kansen tegen één dat ze zegt: „Morgen kan ik mijn nieuwe jurk halen", of „Ik neem toch maar een rattekop". En zo zwoegen we de jaren door, steeds maar overhorend, uitleggend, in pompend wat het verschil is tussen de algemene en bijzondere openbaring. Dat het woord rechtvaardig betekent zonder schuld en dat de mechanische inspiratie-opvatting er glad naast is. Hebben jullie het allemaal goed begre pen? Ja iedereen heeft het goed be grepen. Een jaar of wat later verschijnen ze op de belijdeniscatechisatie d.w.z. dat ze nu bijna volleerd zijn; alleen de finishing touch moet nog worden aangebracht. Maar plotseling komen we tot de ont stellende ontdekking dat we weer van voren af aan kunnen beginnen. We starten m een diepte van onwetendheid waaruit niet zelden de gruwelijkste ket terijen vrolijk oprijzen. Nou jongelui, wat is de heiligmaking? Algemeen stilzwijgen. Kom, kom, je kent toch wel de omschrijving van de heiligmaking? Eindelijk probeert er één de eer van het gezelschap hoog te hou den en aarzelend gaat een hand omhoog. Goed zo, Gerrit, zeg jij het maar eens, wat is heiligmaking? „Een Room se dwaling, dominee". Tijdelijk verdoold door deze geestelijke opdoffer herstel len we ons moeizaam voor het volgende offensief. Marietje, wie is het hoofd der onder honger? We onderscheiden hongersnood en ondervoeding. Hongersnoden zijn in zekere zin lange tijd iets nor maals voor de mensheid geweest. In vroeger tijden kwamen deze bij na altijd na mislukte oogsten. En door gebrek aan landbouwtechniek was hongersnood iets dat terugkeer de als de wisseling der seizoenen. Er ontstond een cyclus van de hon gersnood en niets kon deze weerhou den. Was er een misoogst dan moest er bezuinigd worden, zelfs op het zaaigoed. Het graan werd dus dun ner gezaaid waardoor er een vol gende zomer een nog geringere oogstopbrengst was. Door honger gedreven haalde de gekwelde bevol king de oogst dan nog vroeger bin nen en gebruikte zelfs zaaigoed als voedingsmiddel. Een noodlottige kringloop ontstond: het voedsel raakte op, de bevolking werd gede cimeerd, zodat een volgende oogst die meestal dan wel iets beter was, weer voldoende voedsel opleverde, er ontstond vervolgens opnieuw een betrekkelijke welvaart totdat de in verhouding weer te sterk gegroeide bevolking opnieuw met een misoogst te kampen kreeg met als gevolg dat de kring weer was gesloten. Werd de bevolking niet uitgedund door hongersnoden dan deden epidemieën en oorlogen wel hun werk. Het gevolg is geweest dat de be volking in gebieden die thans onder ontwikkeld worden genoemd, eeuwen lang numeriek nagenoeg op hetzelf de niveau bleef gehandhaafd. Door het hoge sterfcijfer bleef het even eens hoge geboortecijfer, in het bij zonder in Azië, dus in evenwicht. Zo veroorzaakte in 1866 een hongers nood in het toenmalige Brits-Indië bij voorbeeld een bevolkingsverlies van 21 miljoen zielen. Wat deze cata strofes nog veel erger maakte was het gebrek aan vervoermiddelen, zodat niet snel genoeg doeltreffend hulp kon worden geboden. Thans ko men rampen van een dergelijke om vang niet meer voor. Eenvoudig gezegd omdat de gro te naties, alleen al uit politieke overwegingen, te hulp snellen, en daartoe trouwens ook de middelen bezitten. Honger in deze vorm, dat de slachtoffers snel van uitputting sterven, is echter niet hoe won derlijk het moge klinken het grootste kwaad. Het is de chronische onder voeding. Ondervoeding die weer is te onderscheiden in een niet waar neembare soort honger in de vorm van langdurige tekorten in de voe ding aan onmisbare vitaminen, èn> de ondervoeding die duidelijk zicht baar is aan de zwakte van hen die in deze toestand verkeren. HET gebrek aan de nodige calo rieën heeft niet minder noodlot tige gevolgen dan hongersnood, dui delijk waarneembaar aan ernstige ziekten zoals beri-beri, kropgezwel len en blindheid. In Zuid-Amerika, Afrika en Azië leven honderden miljoenen op een hongerdieet. Algemeen wordt aan genomen dat de mens dagelijks ten minste 2200 calorieën nodig heeft. In het Westen is het dagelijks rant soen per persoon ongeveer 2700 ca lorieën, want het welvarende Westen, heeft 85 procent van het totale we reldinkomen tot zijn beschikking. De rest, 15 procent valt ten deel aan tweederde van de- mensheid... Waarorri krijgt slechts 25 procent van de wereldbevolking het voldoen de aantal calorieën? Is het te ver klaren waarom van de 900 miljoen kinderen beneden de vijftien jaar, die onze wereld telt, er 600 miljoen leven en sterven in grote nood? Gebeurt er dan niets om deze steeds groter wordende tegenstelling in de wereld te overbruggen? Inderdaad wordt er door velen, hard gewerkt om de toestand te verbeteren. DE VERENIGDE Naties hebben hun hulpprogramma's. Deskun digen worden naar de technisch ach tergebleven gebieden gezonden en jongelui uit deze landen worden naar het Westen gehaald om hier te kun nen studeren. Want hoe aanbeve lenswaardig op zichzelf ook, reus achtige zendingen voedsel zullen slechts een tijdelijke verlichting kiiiv nen brengen. De oorzaken van de ondervoeding en de steeds toene mende honger zijn nl. in grote trek ken het gebrek aan kennis bij de bevolking, van deze na de oorlog zelfstandig geworden landen. Gebrek aan kennis van de écono mie, de moderne landbouwmetho den, kortom van het ganse arsenaal van middelen waarover wij bij de huidige stand der techniek kunnen beschikken. De ervaring van indus trieel ontwikkelde landen toont aan dat bij toepassing van wetenschap pelijke methoden en van economi sche richtlijnen de productiviteit tot onvermoede hoogten kan stijgen. Verbeterde landbouwwerktuigen, het rationeel gebruik van meststof fen en marktorganisatie kunnen een radicale verandering te weeg bren gen. in de lage landbouwproduktie van vele landen. Zelfs gebieden die geleden hebben door wanbeheer en verwaarlozing kunnen met de juis te maatregelen weer vruchtbaar worden gemaakt. HET GEVAAR komt dan ook niet voort uit een bestaand tekort in de gaven der natuur, maar uit on verschilligheid, apathie en gebrek aan kennis en ontwikkeling. De meeste hongergebieden bevinden zich in een vicieuze cirkel: lichame lijke zwakte door tekort aan vitami nen dooft alle energie, het zet een domper op alle vindingrijkheid. Er zijn bovendien geleerden die vant mening zijn dat ondervoeding de vruchtbaarheid der vrouw stimu leert. Een feit is inderdaad dat de aanwas der bevolking, in het bijzon der in de hongergebieden, de laat ste honderd jaar aanzienlijk veel groter is geworden. De oorzaak hiervan moet echter worden gezocht in een lager sterftecijfer door bete re medische en hygiënische toestan den. Er blijven dus meer mensen in leven, een leven aan de uiterste grens der bestaansmogelijkheid. Om hen echter uit de geschetste noodlottige kringloop te bevrijden is hulp van buiten nodig. Hulp van het welvarende Westen. Dit is een noodzakelijkheid, niet al leen uit motieven van naastenlief de, rechtvaardigheid en menselijke solidariteit, maar ook van werkelijk heidszin. nomische zelfvernietiging in on ze wereld zijn dan alleen te voorko- kerk? Marietje .kijkt bedremmeld, maar haar vader is ouderling en leest het Ge reformeerde Kerkblad. Dus klaart haar gezicht ineens op: de Synode, hè domi nee? Ik mag dan goed synodaal zijn, maar deze hiërarchische lastertaal is me toch te kras. Neen, neen, Marietje niet de synode. Tenslotte vraagt ze be deesd: ds. v. d. Woude soms? Je maakt je maar niet boos over zo'n antwoord, want dat knapt „Waarheid en Eenheid" wel op, maar enkele illusies zijn toch aan het wankelen gebracht. En nadat Jan beweerd heeft dat het Oude Testament in het Latijn geschre ven is en Francien als Oudtestamentisch type Ezau genoemd heeft, omdat ze dat zo'n leuk type vindt en Klaas verteld heeft, dat Karl Barth professor is in Apeldoorn, slaken we weer een diepe zucht, maar niet van voldoening over zes jaar catechetisch onderwijs." Honger in Congo. Een moeder met haar kinderen. JANLANGS liet de predikant van Kongerslev in Denemarken de volgende advertentie verschijnen „Predikant zoekt arbeid als predikant in Zuid-Kongerslev, Noord-Kongerslev en Kon- drup. Ik ben opgeleid om de Bijbel uit te leggen en te verklaren (opleiding van zeven jaren) alsmede om mededelingen te doen over de inhoud van het christelijk geloof voor moderne mensen. Zyn er niet ten minste tien tot twaalf gezinnen, die my daartoe kunnen gebruiken? Wy kunnen elkaar daarvoor, geheel naar wens, bij u aan huis of in de pastorie ontmoeten. Men wordt verzocht zo snel mogelijk te ant woorden." De advertentie, die ondertekend was: „de predikant der gemeente", bevatte nog het volgende P.S.: „of is de predikant luxe?". De dertigjarige predikant van Kongerslev vertelde tot het opstellen en publiceren van deze advertentie gekomen te zijn, omdat de last van voortdurend lege kerkbanken iemand zowel geestelyk als lichamclyk kapot maken kan. Voortdurend lege kerkbanken en dat niet alleen in #de gemeente Kongerslev, maar in geheel Denemarken, waar niet meer dan twee procent van de bevolking waarvan altijd nog 95 procent beschouwd wil wórden als lid van de Lutherse volkskerk en slechts 0,4 procent als niet-kerkelyk de kerk diensten bezoekt, terwijl dit percentage voor de hoofdstad Kopenhagen nog niet eens tot een half procent komt. Denemarken is een onkerkelijk, o n t kerkelykt, land. Een land met keurig onderhouden kerken, goed gesalarieerde predikanten staats ambtenaren maar met lege kerken. T^N probeert de predikant van Kongerslev nog om via een advertentie enkele van zyn gemeenteleden by elkaar te krijgen, van andere predikanten heeft de vermoeid heid zich dusdanig meester gemaakt, zyn ze zo moedeloos geworden door die voort durend lege kerkbanken, dat men in Dene marken terecht van een vlucht uit het ambt kan gaan spreken. In 1955 waren het 32 predikanten die het ambt neerlegden, in 1959 waren het er al 81. De Deense predi kant Paul Ulsdal schrijft dan ook in een pas verschenen boek, dat de vermoeidheid onder de predikanten zich als een epidemie uitbreidt. En de titel van zijn boek maakt geen geheim van de ernst der situatie, deze spreekt onverbloemd van de eredienst in de godsdienstige crisis van onze tijd. Dene marken verkeert in een godsdienstige crisis. TAE klacht van Ulsdal is dus deze, dat de gemeente te weinig bij de eredienst betrokken is geweest. Of Ulsdal daarmee alles gezegd heeft, dat waag ik te betwij felen, de advertentie van de jonge pastor van Kongerslev laat zien dat hij alles doet om de gemeente te activeren en ik draag nog altyd een kostelijke herinnering mee aan een stampvolle kerkdienst in het on kerkelijke Denemarken, en merkwaar digerwijze het was geen preek van een kwartiertje. In een gesprek met de predikant na afloop van de dienst, waarin ik mijn verwondering uitsjnnk over de vel' gangers, die ik gezien de kerkelijke situatie belstunden zijn stopgezet. Natuurlijk zullen in Denemarken niet verwacht had, vielen de allesverklarende woorden: „ik ben recht zinnig en deze mensen komen uit de wijde omtrek". Ulsdal zal wel gelijk hebben als liy zegt, dat de gemeente te weinig in alles betrok ken is geweest, maar ligt dan de kern niet daar, dat deze gemeente te weinig betrok ken werd in het grote wonder van Gods erbarmende liefde in Jezus Christus, zodat die gemeente tenslotte niet meer wist waarom ze naar de kerk kwam? Als we ergens de grond van de ontkerkelijking moeten zoeken dan daar. En dat niet alleen in Denemarken maar overal elders. Ik denk aan wat in novem ber vorig jaar werd uitgesproken op de in Oost-Berlijn gehouden synode van de Evan gelische Kirche der Union, waartoe de Evangelische Kirchen in het Rijnland, West- falen, Brandenburg, Berlijn, Saksen, Anhalt, Silezië en Pommeren behoren, werd uit gesproken bovendien is de opleiding van toe komstige predikanten in een gevaarlijke tweespalt verzeild: By een grote groep van theologische hoogleraren is een theologische vrijzinnigheid waar te nemen, waarvan nie mand meer zeggen kan of deze nog met de apostolische geloofsbelijdenis in overeen stemming te brengen is, maar waarvan men zeker weet, dat deze niet de kracht heeft om het materialisme in al zijn vormen tegemoet te treden." het is geen wonder wanneer kort daarna een Westduitse Landskerk mee deelt dat het aantal uren in Bijbelonder richt in vijf jaar tyds in deze ene landskerk met ruim 1000 terugliep; dat betekent dus dat in meer dan 1000 plaatsen of predikants- ii deze -meestal wekelijk e Bi daarvoor evenals voor de lege kerken in Denemarken wel meerdere oorzaken zijn aan te wijzen maar het zou van kort zichtigheid getuigen wanneer men de samen hang met de verklaring van de synode van november 1960 over de toenemende vrij zinnigheid niet zou zien of zou willen zien. Wanneer de theologische opleiding in een gevaarlijke tweespalt verzeild is vanwege de vrijzinnigheid, die tracht het aanstotelijke evangelie zo acceptabel te maken voor de moderne mens, dat er geen evangelie meer overblijft dan is de opheffing van Bibel- stunden en dan zijn lege kerken daarvan het onvermijdelijke gevolg. En dan zegt een vooraanstaand Duits hoogleraar in de theo logie terecht: „wanneer het zo met de jonge theologenstand verder gaat, dan betekent dit het einde van het protestantisme". Het einde van het Evangelische Christen dom, omdat men het Evangelie kwijt is geraakt. Zo gaat het wanneer de kerk de deuren naar de wereld wil openzetten maar wat ze aan die wereld te bieden heeft in de afvalbak bij de achterdeur heeft gezet, dan kun je tenslotte gaan sluiten, want wie zou komen en niets vindt, voelt zich bekocht. "pN daarom zullen we van de kleine kerk van Philadelfia moeten leren, dat er geen deur opengaat en geen mens binnen komt zonder het bewaren van het Woord. En waar dat Woord bewaard wordt daar zet Jezus zelf de deuren open en dan komen zelfs vijanden om zich neer te buigen. „Zie Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan slui ten; want gy hebt kleine kfacht, maar gy heb Mijn Woord bewaard en Mijn naam niet verloochend". (Openb. 3 8) Dat is het geheim van open d'-n - r volle k'Hven. Naar aanleiding van verschillende protesten van de zijde van de neutrale technische school in Almelo tegen de oprichting van een christelijk techni sche school in de plaats, omdat daar door „de Almelose gemeenschap niet meer het nodige technische onderwijs zal kunnen krijgen om de industrie van goede vaklieden te voorzien" en meent n.l. dat hierdoor de specialisatie, die aan grotere scholen al moeilijk is, in het gedrang komt schrijft de heer T. M. Gilhuis in „Jong Gereformeerd": Blijkbaar slaat men daar de eisen der techniek hoger aan dan wat wij zien als de roeping van ieder chris ten. Almelo zegt: de techniek eist spe cialisatie. Daarom algemene techni sche scholen met zoveel mogelijk leer lingen. Wij menen in de bijbel te le zen dat het gehele leven van de jon ge mens dient te staan onder de boog van Gods geboden. (Spreuken 6 20 t.m. 23). Welnu, dan mag men o.i. 't onderwijs niet splitsen in een z.g. godsdienstig en een z.g. technisch deel. We waarderen het zeer dat op de algemene technische school in Al melo in ruime mate een weg is ge baand voor het Evangelie door mid del van 't geven van godsdienston derwijs. Maar daarmee is deze school nog geen christelijke geworden. Want dit godsdienstonderwijs staat orga nisch gezien los van al 't overige onderwijs, dat in de z.g. neutrale sec tor wordt gegeven. Daardoor schept men o.i. een tweedeling die fataal is voor de doorwerking van de bijbelse gedachte van de éénheid des levens. Goed zul je zeggen, maar tim meren is toch timmeren? Een draai bank op de openbare school zal toch dezelfde functie hebben als op de christelijke? Er bestaat toch geen christelijk electrisch lassen? Vergis je niet: de christen heeft o.i. de opdracht het aanleren van be paalde technieken slechts aan te bie den in de omlijsting van de roeping die God ons stelt. Het gaat hier n.l. om een zodanige aanbieding van de leerstof, dat de leerling geleerd wordt zijn kundigheden straks dienstbaar te maken aan de zaak van het Konink rijk. De bijbelse gerichtheid van het leven is hier in het geding. Want wat doèn wij met de aan geleerde technieken? Wenden we ze naar God héén, verzelfstandigen wij ze voor eigen gebruik of nog erger richten wij ze tégen God en zijn Rijk? Zou op deze vragen een tech nische school of die nu neutraal of christelijk is 't antwoord kunnen en (eerlijkheidshalve) mogen schuldig blijven? En wanneer christenen hier dan uit drukkelijk vragen om een christelijke technische school, dan doen zij dat om dat zij een huns inziens onschriftuur lijke tweedeling in het leven (ia het onderwijs) afwijzen. Want achter de beitel op de chris telijke technische school zien zij Gods bedoeling met de cultuur. Achter de kookles op een huishoud school het gezin. Achter het gezin de arbeidsleer. En zouden die niets met het Evan gelie te maken hebben? Daarom blijft voor ons een alge mene nijverheidsschool onaanvaard baar. Het „heilig huisje" de christe lijke technische school, moet o.i. daar om bepaald niet worden afgebroken. men wanneer de steeds groter wor dende tegenstellingen kunnen wor den overbrugd. In de Verenigde Na ties wordt dan ook reeds jarenlang gewerkt aan de oprichting van een fonds, waarin alle landen bijdragen en dat het uitvoeren van een tech nisch hulpprogramma mogelijk moet maken. Helaas moet worden vast gesteld dat deze pogingen, om aller lei redenen, nog niet met succes zijn bekroond. In feite komt het er op neer dat alle landen bereid moe ten zijn één procent van hun natio nale inkomen voor de ontwikkelde gebieden af te staan. Het was het vo rig jaar dat de FAO. de voedsel- en landbouworganisatie van de Ver enigde Naties het sein gaf tot het begin van de Wereldcampagne te gen de Honger. In Nederland is het de NOVIB (Nederlandse Organisa-% tie Voor Internationale Bijstand), die zich tot taak heeft gesteld finan ciële bijstand te verlenen aan de on derontwikkelde gebieden, die even eens vorig jaar de Anti-Honger-Ac- tie ontketende. Ook de Stichting Oecumenische Hulp aan Kerken en Vluchtelingen ondersteunt het werk van de NOVIB. De stichting heeft de ladtste weken veel werk verricht ten behoeve van de hongerende Con- golezen. Hieruit blijkt dat er niet wordt stil gezeten. Zo lang echter de gemiddelde Nederlander zijn plicht in deze niet beseft kunnen ook de Dr. A. de Wilde (Ned. Herv. predi kant van vrijzinnige richting) verblijd de zich in het kerstnummer van Kerk en Wereld over het feit, dat de Ned. Herv. Kerk de „beeldenstormende mo dernen" van de negentiende eeuw niet buitengeworpen heeft, maar in voortdu rend gesprek is geblevener schuilt een dodelijk gevaar voor de kerk in, als zij bepaalde geestelijke stromin gen, die in haar opkomen en die op recht vertolking van het Evangelie zoe ken in nieuwe wendingen, niet volko men serieus neemt, maar het kapmes ter hand gaat nemen." Daarom neemt ook de Vereniging van Vrijzinnig Her vormden het voor prof. Smits op al is deze vereniging het ook niet in alles met hem eens. Deze blijdschap van dr. De Wilde deed „Azillus" in De Bazuin" het volgende „sprookje" schrijven: Ja, ja. Er was eens een man, die oprecht vertolking van de huwelijks liefde zocht in nieuiwe wendingen; die toen zijn vrouw mishandelde en haar vervolgens doodsloeg. En toen hij zich daarover verantwoorden moest, be toogde hij, dat het voor de maat schappij een dodelijk gevaar zou zijn, als men zulke beeldenstormers uit de samenleving zou verwijderen. Hij wenste serieus genomen te worden. En de rechter, die geroepen was de wet en de maatschappelijke orde te handhaven, zei: goed, pak een stoel, man, wij blijven samen praten. Dit verhaaltje is natuurlijk een sprookje. Maar nog geen sprookje is, dat de Hervormde Kerk met de vrijzinnigen, die de Bijbel tot sprookje verklaren, maar blijft praten. Zal in 1961 blijken, dat de nieuwe wending van 1945 een wending ten goede was? Ds. G. Toornvliet in de Strijdende Kerk over de protesten van christelij ke zijde tegen de opvoering van J. P. Sartres „Le Diable et le bon Dieu": Door de protesten hebben de chris tenen zich weer eens van de smalle kant laten zien. De niet-kerkelijken begrijpen er niets van, evenmin als vele gelovigen, die het stuk gelezen of gezien hebben. Rondom dit stuk van Sartre hebben wij met de buiten kerkelijke studenten en intellectuelen zeer goede gesprekken gehad bij het licht van het Evangelie. Tolerantie moet bij ons gevonden worden. Het kan ook, want de waar heid van Jezus Christus is sterk ge noeg tegenover elke aanval. Boven dien is hier een uitdaging gekomen.... christenen, wat stelt u met uw cul tuur als een positief getuigenis. organisaties hun taak niet vervul len. Doch Jules de Corte, onze natio nale zanger van het simpele liedje met een grote gedachte, schreef eens: „Zover zijn we dan al met onze techniek, dat we dagelijks een maanraket lanceren, die de toestand in het heelal kan observeren. Maar wat dan te zeggen van het rijpend probleem, van mensen, die nimmer genoeg konden eten; van kinderen die sterven aan hon geroedeem. Zou God ons dat vergeven?" 1. In de Bijbel staat nergens dat men alleen bij mooi weer Gods Woord moet gaan horen. 2. Ik reken er vast op, de dominee op de kansel de kerkeraad op zijn plaats, de organist op het orgel te vinden en het zou mij zeer verbazen dat ZIJ om het slechte weer waren thuis geble ven. 3. Blijf ik thuis dan moedig ik anderen aan ook thuis te blijven Zo gaat misschien veel zegen verloren door mijn schuld. 4. Door dé week gaat zelfs bij noodweer een handelaar naar de beurs, een koop man naar zijn kantoor, en voor zover mij bekend is, laat men zich niet tegenhouden van bal of komedie.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1961 | | pagina 7