ONKERKELIJKHEID IN
DENEMARKEN
Bont boeket
Christelijke
nooit meer
vereniging
dan middel
VEKDKIJF UIT WERELD
Een plicht van naastenliefde en gerechtigheid;
een eis van solidariteit en werkelijkheidszin
Heiligmaking Roomse dwaling en
Karl Barth prof. in Apeldoorn
Waarom ik ook hij slecht
weer ter kerke ga
Zaterdag 11 februari 1961
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pag. 7
Kringloop
Ketterijen
Gebrek aan kennis
Apathie
Onvoldoende hulp
door
Ds. W. C. van Hattem
t e Ter neuzen
Christelijk timmeren
Sprookje
Tolerantie
WVWWSAAAAAAAAA/WV
HONGER EN ONDERVOEDING
0
Van één onzer redacteuren
TLJONGER: een woord dat in alle talen voorkomt. Hongersnood: een werkelijkheid die de mens
heid altijd heeft gelkend en ervaren. En wij allen weten het: nog steeds lijden mensen
honger. Weten we ook dat er honger geleden wordt in steeds toenemende mate? Want in deze wereld,
die nimmer zulke rijke hulpbronnen en zo'n overvloed aan technische hulpmiddelen ter beschik
king had, worden drie van de vijf sterfgevallen veroorzaakt door honger.
In 1938 was 38 procent van de wereldbevolking ondervoed, maar thans, in 1961, is dit percentage
minstens 60 procent.
Karl Marx voorspelde dat in de samenleving de kloof tussen rijk en arm steeds groter zou worden.
Dat de rijken steeds welvarender zouden worden en dat de armen steeds meer zouden verpauperen.
Het is niet uitgekomen. Heeft hij beseft dat deze profetie, nauwelijks een eeuw later, wèl van toe
passing zou zijn op het leven der volkeren? Voor het westen, dat zich christelijk placht te noemen,
zal echter ook het woord van Christus gelden: „want ik hen hongerig geweest en gij hebt mij niet
te eten gegeven."
WAT verstaan we
Wat gebeurt er indien wij onze
vereniging voorzien van het
praedicaat „christelijk"?
Christenen laten zich in de vorm
geving van hun leven als het
goed is inspireren door hun ge
loof. Het is niet altijd mogelijk en
dit behoeft ook niet te betekenen,
dat zij daartoe gezamenlijk optre
den met mede-christenen. Geluk
kig kan men eigen levensopdrach
ten ook vervullen met niet-christe-
nen, zonder daartoe zijn christen-
zijn te verloochenen of niet tot
gelding te kunnen brengen. In ons
werk en in onze liefhebberijen
bouwen wij vaak samen met an
deren iets op, dat gestalte geeft
aan ons christelijke leven.
Soms is het echter nodig of
zelfs geboden bepaalde christe
lijke idealen samen met andere
christenen vorm te geven en moe
ten wij daarvoor een christelijke
vereniging in het leven roepen.
Het praedicaat „christelijk" legt
dan grote verplichtingen op. Het
geeft niet alleen aan dat wij ons
gezellig met gelijkgezinden onder
elkaar bevinden: het normeert ook
ons handelen als vereniging.
Dit heeft drs. J. de Koning geschre
ven in een artikel voor „Ons jonge Plat
teland", het orgaan van de chr. jonge
boeren- en tuindersbond. Wij laten het
slot van dit artikel hier .volgen
Niet alleen negatief
Het woord „christelijk" voor onze
vereniging heeft niet alleen een negatie
ve betekenis, in die zin, dat het verkeer
de, het niet „christelijke" geweerd
wordt, doordat men zich bezint op en
zonodig appelleert aan de betekenis
van het christelijk geloof voot het le
vensterrein waarop de vereniging zich
beweegt.
De aanduiding „christelijk heeft voor
al een positieve betekenis. Zij geeft
aan, dat wij gezamenlijk op dit bepaal
de terrein ons leven een zodanige vorm
willen geven, dat het in dienst staat van
God. Zij stelt ons werk in verenigings
verband uitdrukkelijk in relatie tot Gods
opdracht voor ons leven en voor de ge
hele. wereld. Daarmee wordt ook de
plaats gerelativeerd die de vereniging
mag innemen.
De christelijke vereniging kan niet
volstrekt autonoom haar doeleinden na
streven. Maar zal haar doeleinden
steeds moeten zien in het verband van
de vormgeving aan het gehele leven
naar Gods bedoeling.
Haar doel kan niet zijn de instandhou
ding en uitbouw van het verenigingsap
paraat om het apparaat of het verkrij
gen van macht om de macht. Het appa
raat en de invloed van een vereniging
zijn nooit meer dan middelen om onze
opdracht te vervullen.
De christelijke vereniging moet ook
het betrekkelijke zien van haar werk en
van het terrein waarop zij zich be
weegt. Er zijn andere werkwijzen en an
dere levensterreinen, die andere christe
nen meer boeien en bevredigen. Volgens
hun specifieke aanleg geven zij op hun
wijze aan hun leven vorm. De christe
lijke vereniging moet oppassen voor
monopolievorming, alleen op grond van
haar christelijk zijn. Soms zal zij wel
een monopolistische positie mogen inne
men, n.l. wanneer eenheid van optreden
vereist is op een terrein, waarop ieder
verantwoordelijkheid moet dragen, bijv.
in de politieke en maatschappelijke sec
tor. Soms zal zij echter ook haar leden
duidelijk* moeten verwijzen naar hun
roeping ook op andere levensterreinen
hun gaven tot ontplooiing te brengen.
Sport- en amusementsverenigingen
mogen het leven van hun leden niet zo
absorberen, dat voor niets anders ruim
te overblijft (schop ze er eens uit met
een boek!). Waarmee overigens niet ge
zegd wil worden, dat kerkelijk, poli
tiek en sociaal werk niet eveneens te
vaak de neiging hebben het leven van
hun leden volledig te annexeren.
Elkaar nodig
Hieruit vloeit voor de verhouding tus
sen kerk en Chr. vereniging m.i. in de
eerste plaats voort, dat wij elkaar no
dig hebben. De kerk - erkondigt aan
haar leden het Evangelie, dat als het
goed verstaan wordt, ons hele leven
doordringt. De kerk kan in onze gedif-
ferentieerde samenleving echter niet
bindend en exact voorschrijven welke
levensvormen voor ieder van haar le
den uit dit Evangelie voortvloeien. Zij
behoort dit m.i. ook niet te doen. Zij is
niet de met gezag beklede moederkerk,
die haar kinderen mag bedillen tot in
de kleinste details van hun leven. Zij
heeft mondige leden, die in gebon
denheid aan het Evangelie en geleid
door de heilige Geest de vrijheid en
de opdracht hebben in hun leven op ei
gen wijze vorm te geven aan de chris
telijke levensopdracht.
Honger in Algerië. Een vluchtelingetje
schraapt rijst bij elkaar dat door een
voedseltransport werd achtergelaten.
De chr. vereniging is daartoe een
hulpmiddel. Zij stelt zich open
voor de kerk, niet ter controle,
maar om zich in haar werk te la
ten inspireren door de boodschap
van het Evangelie. Zij is er zich
van bewust dat Christus beslag
legt op het levensterrein waarop
zij zich beweegt en op heel het
leven.
Aan de daarin besloten opdracht
gestalte te geven is de boodschap
van de kerk en het doel van de
chr. vereniging.
RESULTAAT VAN ZES JAAR CATECHISATIE:
Het volgende stukje over de ca
techisatie en aandacht waar
mee die wordt gevolgd vonden we
in Documentatiebericht van de
Gereformeerde kerken„Toch
doen we wat catechisanten betreft,
om te beginnen de ervaring op,
dat de meisjes over het algemeen
weinig geïnteresseerd zijn in het
dogmatisch onderricht. Ze zitten
bedrieglijk dociel te kijken en ge
ven geen last, maar ze ondergaan
gelaten, omdat ze de wonderlijke
kunst verstaan, om evenals een
duikboot, alleen de periscoop van
haar gezicht boven water te hou
den, terwijl de rest van haar we
zen de paden der zee doorwandelt.
Het verschil met de jongens k?,n
men o.m. hieraan merken: als we
iets uitleggen op de jongenscate
chisatie, zijn er een paar, die onder
elkaar een opmerking maken en
de ander lacht even. Maar de op
merking stond wel in een min of
meer verwijderd verband met wat
wij gezegd hadden; er was één of
andere grappige associatie. Maar
als één van de meisjes iets fluis
tert, zijn er tien kansen tegen één
dat ze zegt: „Morgen kan ik mijn
nieuwe jurk halen", of „Ik neem
toch maar een rattekop".
En zo zwoegen we de jaren door,
steeds maar overhorend, uitleggend, in
pompend wat het verschil is tussen de
algemene en bijzondere openbaring.
Dat het woord rechtvaardig betekent
zonder schuld en dat de mechanische
inspiratie-opvatting er glad naast is.
Hebben jullie het allemaal goed begre
pen? Ja iedereen heeft het goed be
grepen.
Een jaar of wat later verschijnen ze op
de belijdeniscatechisatie d.w.z. dat ze nu
bijna volleerd zijn; alleen de finishing
touch moet nog worden aangebracht.
Maar plotseling komen we tot de ont
stellende ontdekking dat we weer van
voren af aan kunnen beginnen. We
starten m een diepte van onwetendheid
waaruit niet zelden de gruwelijkste ket
terijen vrolijk oprijzen.
Nou jongelui, wat is de heiligmaking?
Algemeen stilzwijgen. Kom, kom, je
kent toch wel de omschrijving van de
heiligmaking? Eindelijk probeert er één
de eer van het gezelschap hoog te hou
den en aarzelend gaat een hand omhoog.
Goed zo, Gerrit, zeg jij het maar
eens, wat is heiligmaking? „Een Room
se dwaling, dominee". Tijdelijk verdoold
door deze geestelijke opdoffer herstel
len we ons moeizaam voor het volgende
offensief. Marietje, wie is het hoofd der
onder honger?
We onderscheiden hongersnood
en ondervoeding. Hongersnoden zijn
in zekere zin lange tijd iets nor
maals voor de mensheid geweest.
In vroeger tijden kwamen deze bij
na altijd na mislukte oogsten. En
door gebrek aan landbouwtechniek
was hongersnood iets dat terugkeer
de als de wisseling der seizoenen.
Er ontstond een cyclus van de hon
gersnood en niets kon deze weerhou
den. Was er een misoogst dan moest
er bezuinigd worden, zelfs op het
zaaigoed. Het graan werd dus dun
ner gezaaid waardoor er een vol
gende zomer een nog geringere
oogstopbrengst was. Door honger
gedreven haalde de gekwelde bevol
king de oogst dan nog vroeger bin
nen en gebruikte zelfs zaaigoed als
voedingsmiddel. Een noodlottige
kringloop ontstond: het voedsel
raakte op, de bevolking werd gede
cimeerd, zodat een volgende oogst die
meestal dan wel iets beter was,
weer voldoende voedsel opleverde,
er ontstond vervolgens opnieuw een
betrekkelijke welvaart totdat de in
verhouding weer te sterk gegroeide
bevolking opnieuw met een misoogst
te kampen kreeg met als gevolg dat
de kring weer was gesloten. Werd
de bevolking niet uitgedund door
hongersnoden dan deden epidemieën
en oorlogen wel hun werk.
Het gevolg is geweest dat de be
volking in gebieden die thans onder
ontwikkeld worden genoemd, eeuwen
lang numeriek nagenoeg op hetzelf
de niveau bleef gehandhaafd. Door
het hoge sterfcijfer bleef het even
eens hoge geboortecijfer, in het bij
zonder in Azië, dus in evenwicht.
Zo veroorzaakte in 1866 een hongers
nood in het toenmalige Brits-Indië bij
voorbeeld een bevolkingsverlies van
21 miljoen zielen. Wat deze cata
strofes nog veel erger maakte was
het gebrek aan vervoermiddelen,
zodat niet snel genoeg doeltreffend
hulp kon worden geboden. Thans ko
men rampen van een dergelijke om
vang niet meer voor.
Eenvoudig gezegd omdat de gro
te naties, alleen al uit politieke
overwegingen, te hulp snellen, en
daartoe trouwens ook de middelen
bezitten. Honger in deze vorm, dat
de slachtoffers snel van uitputting
sterven, is echter niet hoe won
derlijk het moge klinken het
grootste kwaad.
Het is de chronische onder
voeding. Ondervoeding die weer is
te onderscheiden in een niet waar
neembare soort honger in de vorm
van langdurige tekorten in de voe
ding aan onmisbare vitaminen, èn>
de ondervoeding die duidelijk zicht
baar is aan de zwakte van hen die
in deze toestand verkeren.
HET gebrek aan de nodige calo
rieën heeft niet minder noodlot
tige gevolgen dan hongersnood, dui
delijk waarneembaar aan ernstige
ziekten zoals beri-beri, kropgezwel
len en blindheid.
In Zuid-Amerika, Afrika en Azië
leven honderden miljoenen op een
hongerdieet. Algemeen wordt aan
genomen dat de mens dagelijks ten
minste 2200 calorieën nodig heeft.
In het Westen is het dagelijks rant
soen per persoon ongeveer 2700 ca
lorieën, want het welvarende Westen,
heeft 85 procent van het totale we
reldinkomen tot zijn beschikking. De
rest, 15 procent valt ten deel aan
tweederde van de- mensheid...
Waarorri krijgt slechts 25 procent
van de wereldbevolking het voldoen
de aantal calorieën? Is het te ver
klaren waarom van de 900 miljoen
kinderen beneden de vijftien jaar,
die onze wereld telt, er 600 miljoen
leven en sterven in grote nood?
Gebeurt er dan niets om deze steeds
groter wordende tegenstelling in de
wereld te overbruggen? Inderdaad
wordt er door velen, hard gewerkt
om de toestand te verbeteren.
DE VERENIGDE Naties hebben
hun hulpprogramma's. Deskun
digen worden naar de technisch ach
tergebleven gebieden gezonden en
jongelui uit deze landen worden naar
het Westen gehaald om hier te kun
nen studeren. Want hoe aanbeve
lenswaardig op zichzelf ook, reus
achtige zendingen voedsel zullen
slechts een tijdelijke verlichting kiiiv
nen brengen. De oorzaken van de
ondervoeding en de steeds toene
mende honger zijn nl. in grote trek
ken het gebrek aan kennis bij de
bevolking, van deze na de oorlog
zelfstandig geworden landen.
Gebrek aan kennis van de écono
mie, de moderne landbouwmetho
den, kortom van het ganse arsenaal
van middelen waarover wij bij de
huidige stand der techniek kunnen
beschikken. De ervaring van indus
trieel ontwikkelde landen toont aan
dat bij toepassing van wetenschap
pelijke methoden en van economi
sche richtlijnen de productiviteit tot
onvermoede hoogten kan stijgen.
Verbeterde landbouwwerktuigen,
het rationeel gebruik van meststof
fen en marktorganisatie kunnen een
radicale verandering te weeg bren
gen. in de lage landbouwproduktie
van vele landen. Zelfs gebieden die
geleden hebben door wanbeheer en
verwaarlozing kunnen met de juis
te maatregelen weer vruchtbaar
worden gemaakt.
HET GEVAAR komt dan ook niet
voort uit een bestaand tekort in
de gaven der natuur, maar uit on
verschilligheid, apathie en gebrek
aan kennis en ontwikkeling. De
meeste hongergebieden bevinden
zich in een vicieuze cirkel: lichame
lijke zwakte door tekort aan vitami
nen dooft alle energie, het zet een
domper op alle vindingrijkheid. Er
zijn bovendien geleerden die vant
mening zijn dat ondervoeding de
vruchtbaarheid der vrouw stimu
leert. Een feit is inderdaad dat de
aanwas der bevolking, in het bijzon
der in de hongergebieden, de laat
ste honderd jaar aanzienlijk veel
groter is geworden. De oorzaak
hiervan moet echter worden gezocht
in een lager sterftecijfer door bete
re medische en hygiënische toestan
den. Er blijven dus meer mensen in
leven, een leven aan de uiterste
grens der bestaansmogelijkheid.
Om hen echter uit de geschetste
noodlottige kringloop te bevrijden is
hulp van buiten nodig. Hulp van het
welvarende Westen.
Dit is een noodzakelijkheid, niet al
leen uit motieven van naastenlief
de, rechtvaardigheid en menselijke
solidariteit, maar ook van werkelijk
heidszin.
nomische zelfvernietiging in on
ze wereld zijn dan alleen te voorko-
kerk? Marietje .kijkt bedremmeld, maar
haar vader is ouderling en leest het Ge
reformeerde Kerkblad. Dus klaart haar
gezicht ineens op: de Synode, hè domi
nee? Ik mag dan goed synodaal zijn,
maar deze hiërarchische lastertaal is
me toch te kras. Neen, neen, Marietje
niet de synode. Tenslotte vraagt ze be
deesd: ds. v. d. Woude soms? Je maakt
je maar niet boos over zo'n antwoord,
want dat knapt „Waarheid en Eenheid"
wel op, maar enkele illusies zijn toch
aan het wankelen gebracht.
En nadat Jan beweerd heeft dat het
Oude Testament in het Latijn geschre
ven is en Francien als Oudtestamentisch
type Ezau genoemd heeft, omdat ze dat
zo'n leuk type vindt en Klaas verteld
heeft, dat Karl Barth professor is in
Apeldoorn, slaken we weer een diepe
zucht, maar niet van voldoening over
zes jaar catechetisch onderwijs."
Honger in Congo. Een moeder met
haar kinderen.
JANLANGS liet de predikant van Kongerslev
in Denemarken de volgende advertentie
verschijnen
„Predikant zoekt arbeid als predikant in
Zuid-Kongerslev, Noord-Kongerslev en Kon-
drup. Ik ben opgeleid om de Bijbel uit te
leggen en te verklaren (opleiding van zeven
jaren) alsmede om mededelingen te doen
over de inhoud van het christelijk geloof
voor moderne mensen. Zyn er niet ten
minste tien tot twaalf gezinnen, die my
daartoe kunnen gebruiken? Wy kunnen
elkaar daarvoor, geheel naar wens, bij u
aan huis of in de pastorie ontmoeten. Men
wordt verzocht zo snel mogelijk te ant
woorden." De advertentie, die ondertekend
was: „de predikant der gemeente", bevatte
nog het volgende P.S.: „of is de predikant
luxe?".
De dertigjarige predikant van Kongerslev
vertelde tot het opstellen en publiceren van
deze advertentie gekomen te zijn, omdat de
last van voortdurend lege kerkbanken
iemand zowel geestelyk als lichamclyk
kapot maken kan.
Voortdurend lege kerkbanken en dat niet
alleen in #de gemeente Kongerslev, maar in
geheel Denemarken, waar niet meer dan
twee procent van de bevolking waarvan
altijd nog 95 procent beschouwd wil wórden
als lid van de Lutherse volkskerk en slechts
0,4 procent als niet-kerkelyk de kerk
diensten bezoekt, terwijl dit percentage
voor de hoofdstad Kopenhagen nog niet
eens tot een half procent komt. Denemarken
is een onkerkelijk, o n t kerkelykt, land.
Een land met keurig onderhouden kerken,
goed gesalarieerde predikanten staats
ambtenaren maar met lege kerken.
T^N probeert de predikant van Kongerslev
nog om via een advertentie enkele van
zyn gemeenteleden by elkaar te krijgen,
van andere predikanten heeft de vermoeid
heid zich dusdanig meester gemaakt, zyn
ze zo moedeloos geworden door die voort
durend lege kerkbanken, dat men in Dene
marken terecht van een vlucht uit het ambt
kan gaan spreken. In 1955 waren het 32
predikanten die het ambt neerlegden, in
1959 waren het er al 81. De Deense predi
kant Paul Ulsdal schrijft dan ook in een
pas verschenen boek, dat de vermoeidheid
onder de predikanten zich als een epidemie
uitbreidt. En de titel van zijn boek maakt
geen geheim van de ernst der situatie, deze
spreekt onverbloemd van de eredienst in
de godsdienstige crisis van onze tijd. Dene
marken verkeert in een godsdienstige crisis.
TAE klacht van Ulsdal is dus deze, dat de
gemeente te weinig bij de eredienst
betrokken is geweest. Of Ulsdal daarmee
alles gezegd heeft, dat waag ik te betwij
felen, de advertentie van de jonge pastor
van Kongerslev laat zien dat hij alles doet
om de gemeente te activeren en ik draag
nog altyd een kostelijke herinnering mee
aan een stampvolle kerkdienst in het on
kerkelijke Denemarken, en merkwaar
digerwijze het was geen preek van een
kwartiertje. In een gesprek met de predikant
na afloop van de dienst, waarin ik mijn
verwondering uitsjnnk over de vel'
gangers, die ik gezien de kerkelijke situatie belstunden zijn stopgezet. Natuurlijk zullen
in Denemarken niet verwacht had, vielen
de allesverklarende woorden: „ik ben recht
zinnig en deze mensen komen uit de wijde
omtrek".
Ulsdal zal wel gelijk hebben als liy zegt,
dat de gemeente te weinig in alles betrok
ken is geweest, maar ligt dan de kern niet
daar, dat deze gemeente te weinig betrok
ken werd in het grote wonder van Gods
erbarmende liefde in Jezus Christus, zodat
die gemeente tenslotte niet meer wist
waarom ze naar de kerk kwam? Als we
ergens de grond van de ontkerkelijking
moeten zoeken dan daar.
En dat niet alleen in Denemarken maar
overal elders. Ik denk aan wat in novem
ber vorig jaar werd uitgesproken op de in
Oost-Berlijn gehouden synode van de Evan
gelische Kirche der Union, waartoe de
Evangelische Kirchen in het Rijnland, West-
falen, Brandenburg, Berlijn, Saksen, Anhalt,
Silezië en Pommeren behoren, werd uit
gesproken
bovendien is de opleiding van toe
komstige predikanten in een gevaarlijke
tweespalt verzeild: By een grote groep van
theologische hoogleraren is een theologische
vrijzinnigheid waar te nemen, waarvan nie
mand meer zeggen kan of deze nog met de
apostolische geloofsbelijdenis in overeen
stemming te brengen is, maar waarvan men
zeker weet, dat deze niet de kracht heeft
om het materialisme in al zijn vormen
tegemoet te treden."
het is geen wonder wanneer kort
daarna een Westduitse Landskerk mee
deelt dat het aantal uren in Bijbelonder
richt in vijf jaar tyds in deze ene landskerk
met ruim 1000 terugliep; dat betekent dus
dat in meer dan 1000 plaatsen of predikants-
ii deze -meestal wekelijk e Bi
daarvoor evenals voor de lege kerken
in Denemarken wel meerdere oorzaken
zijn aan te wijzen maar het zou van kort
zichtigheid getuigen wanneer men de samen
hang met de verklaring van de synode van
november 1960 over de toenemende vrij
zinnigheid niet zou zien of zou willen zien.
Wanneer de theologische opleiding in een
gevaarlijke tweespalt verzeild is vanwege de
vrijzinnigheid, die tracht het aanstotelijke
evangelie zo acceptabel te maken voor de
moderne mens, dat er geen evangelie meer
overblijft dan is de opheffing van Bibel-
stunden en dan zijn lege kerken daarvan
het onvermijdelijke gevolg. En dan zegt een
vooraanstaand Duits hoogleraar in de theo
logie terecht: „wanneer het zo met de jonge
theologenstand verder gaat, dan betekent
dit het einde van het protestantisme".
Het einde van het Evangelische Christen
dom, omdat men het Evangelie kwijt is
geraakt. Zo gaat het wanneer de kerk de
deuren naar de wereld wil openzetten maar
wat ze aan die wereld te bieden heeft in
de afvalbak bij de achterdeur heeft gezet,
dan kun je tenslotte gaan sluiten, want wie
zou komen en niets vindt, voelt zich bekocht.
"pN daarom zullen we van de kleine kerk
van Philadelfia moeten leren, dat er
geen deur opengaat en geen mens binnen
komt zonder het bewaren van het Woord.
En waar dat Woord bewaard wordt daar
zet Jezus zelf de deuren open en dan komen
zelfs vijanden om zich neer te buigen.
„Zie Ik heb een geopende deur voor uw
aangezicht gegeven, die niemand kan slui
ten; want gy hebt kleine kfacht, maar gy
heb Mijn Woord bewaard en Mijn naam
niet verloochend". (Openb. 3 8)
Dat is het geheim van open d'-n - r
volle k'Hven.
Naar aanleiding van verschillende
protesten van de zijde van de neutrale
technische school in Almelo tegen de
oprichting van een christelijk techni
sche school in de plaats, omdat daar
door „de Almelose gemeenschap niet
meer het nodige technische onderwijs
zal kunnen krijgen om de industrie van
goede vaklieden te voorzien" en
meent n.l. dat hierdoor de specialisatie,
die aan grotere scholen al moeilijk is,
in het gedrang komt schrijft de heer
T. M. Gilhuis in „Jong Gereformeerd":
Blijkbaar slaat men daar de eisen
der techniek hoger aan dan wat wij
zien als de roeping van ieder chris
ten. Almelo zegt: de techniek eist spe
cialisatie. Daarom algemene techni
sche scholen met zoveel mogelijk leer
lingen. Wij menen in de bijbel te le
zen dat het gehele leven van de jon
ge mens dient te staan onder de boog
van Gods geboden. (Spreuken 6 20
t.m. 23). Welnu, dan mag men o.i.
't onderwijs niet splitsen in een z.g.
godsdienstig en een z.g. technisch
deel. We waarderen het zeer dat op
de algemene technische school in Al
melo in ruime mate een weg is ge
baand voor het Evangelie door mid
del van 't geven van godsdienston
derwijs. Maar daarmee is deze school
nog geen christelijke geworden. Want
dit godsdienstonderwijs staat orga
nisch gezien los van al 't overige
onderwijs, dat in de z.g. neutrale sec
tor wordt gegeven. Daardoor schept
men o.i. een tweedeling die fataal is
voor de doorwerking van de bijbelse
gedachte van de éénheid des levens.
Goed zul je zeggen, maar tim
meren is toch timmeren? Een draai
bank op de openbare school zal toch
dezelfde functie hebben als op de
christelijke? Er bestaat toch geen
christelijk electrisch lassen?
Vergis je niet: de christen heeft
o.i. de opdracht het aanleren van be
paalde technieken slechts aan te bie
den in de omlijsting van de roeping
die God ons stelt. Het gaat hier n.l.
om een zodanige aanbieding van de
leerstof, dat de leerling geleerd wordt
zijn kundigheden straks dienstbaar te
maken aan de zaak van het Konink
rijk. De bijbelse gerichtheid van het
leven is hier in het geding.
Want wat doèn wij met de aan
geleerde technieken? Wenden we ze
naar God héén, verzelfstandigen wij
ze voor eigen gebruik of nog erger
richten wij ze tégen God en zijn
Rijk? Zou op deze vragen een tech
nische school of die nu neutraal of
christelijk is 't antwoord kunnen
en (eerlijkheidshalve) mogen schuldig
blijven?
En wanneer christenen hier dan uit
drukkelijk vragen om een christelijke
technische school, dan doen zij dat om
dat zij een huns inziens onschriftuur
lijke tweedeling in het leven (ia het
onderwijs) afwijzen.
Want achter de beitel op de chris
telijke technische school zien zij Gods
bedoeling met de cultuur.
Achter de kookles op een huishoud
school het gezin.
Achter het gezin de arbeidsleer.
En zouden die niets met het Evan
gelie te maken hebben?
Daarom blijft voor ons een alge
mene nijverheidsschool onaanvaard
baar. Het „heilig huisje" de christe
lijke technische school, moet o.i. daar
om bepaald niet worden afgebroken.
men wanneer de steeds groter wor
dende tegenstellingen kunnen wor
den overbrugd. In de Verenigde Na
ties wordt dan ook reeds jarenlang
gewerkt aan de oprichting van een
fonds, waarin alle landen bijdragen
en dat het uitvoeren van een tech
nisch hulpprogramma mogelijk moet
maken. Helaas moet worden vast
gesteld dat deze pogingen, om aller
lei redenen, nog niet met succes
zijn bekroond. In feite komt het er
op neer dat alle landen bereid moe
ten zijn één procent van hun natio
nale inkomen voor de ontwikkelde
gebieden af te staan. Het was het vo
rig jaar dat de FAO. de voedsel-
en landbouworganisatie van de Ver
enigde Naties het sein gaf tot het
begin van de Wereldcampagne te
gen de Honger. In Nederland is het
de NOVIB (Nederlandse Organisa-%
tie Voor Internationale Bijstand),
die zich tot taak heeft gesteld finan
ciële bijstand te verlenen aan de on
derontwikkelde gebieden, die even
eens vorig jaar de Anti-Honger-Ac-
tie ontketende. Ook de Stichting
Oecumenische Hulp aan Kerken en
Vluchtelingen ondersteunt het werk
van de NOVIB. De stichting heeft
de ladtste weken veel werk verricht
ten behoeve van de hongerende Con-
golezen. Hieruit blijkt dat er niet
wordt stil gezeten. Zo lang echter de
gemiddelde Nederlander zijn plicht
in deze niet beseft kunnen ook de
Dr. A. de Wilde (Ned. Herv. predi
kant van vrijzinnige richting) verblijd
de zich in het kerstnummer van Kerk
en Wereld over het feit, dat de Ned.
Herv. Kerk de „beeldenstormende mo
dernen" van de negentiende eeuw niet
buitengeworpen heeft, maar in voortdu
rend gesprek is geblevener
schuilt een dodelijk gevaar voor de kerk
in, als zij bepaalde geestelijke stromin
gen, die in haar opkomen en die op
recht vertolking van het Evangelie zoe
ken in nieuwe wendingen, niet volko
men serieus neemt, maar het kapmes
ter hand gaat nemen." Daarom neemt
ook de Vereniging van Vrijzinnig Her
vormden het voor prof. Smits op al is
deze vereniging het ook niet in alles
met hem eens.
Deze blijdschap van dr. De Wilde deed
„Azillus" in De Bazuin" het volgende
„sprookje" schrijven:
Ja, ja. Er was eens een man, die
oprecht vertolking van de huwelijks
liefde zocht in nieuiwe wendingen; die
toen zijn vrouw mishandelde en haar
vervolgens doodsloeg. En toen hij zich
daarover verantwoorden moest, be
toogde hij, dat het voor de maat
schappij een dodelijk gevaar zou zijn,
als men zulke beeldenstormers uit de
samenleving zou verwijderen. Hij
wenste serieus genomen te worden.
En de rechter, die geroepen was de
wet en de maatschappelijke orde te
handhaven, zei: goed, pak een stoel,
man, wij blijven samen praten.
Dit verhaaltje is natuurlijk een
sprookje.
Maar nog geen sprookje is, dat de
Hervormde Kerk met de vrijzinnigen,
die de Bijbel tot sprookje verklaren,
maar blijft praten.
Zal in 1961 blijken, dat de nieuwe
wending van 1945 een wending ten
goede was?
Ds. G. Toornvliet in de Strijdende
Kerk over de protesten van christelij
ke zijde tegen de opvoering van J. P.
Sartres „Le Diable et le bon Dieu":
Door de protesten hebben de chris
tenen zich weer eens van de smalle
kant laten zien. De niet-kerkelijken
begrijpen er niets van, evenmin als
vele gelovigen, die het stuk gelezen
of gezien hebben. Rondom dit stuk
van Sartre hebben wij met de buiten
kerkelijke studenten en intellectuelen
zeer goede gesprekken gehad bij het
licht van het Evangelie.
Tolerantie moet bij ons gevonden
worden. Het kan ook, want de waar
heid van Jezus Christus is sterk ge
noeg tegenover elke aanval. Boven
dien is hier een uitdaging gekomen....
christenen, wat stelt u met uw cul
tuur als een positief getuigenis.
organisaties hun taak niet vervul
len. Doch Jules de Corte, onze natio
nale zanger van het simpele liedje
met een grote gedachte, schreef
eens:
„Zover zijn we dan al met onze
techniek,
dat we dagelijks een maanraket
lanceren,
die de toestand in het heelal kan
observeren.
Maar wat dan te zeggen van het
rijpend probleem,
van mensen, die nimmer genoeg
konden eten;
van kinderen die sterven aan hon
geroedeem.
Zou God ons dat vergeven?"
1. In de Bijbel staat nergens dat men alleen bij mooi weer Gods
Woord moet gaan horen. 2. Ik reken er vast op, de dominee op de kansel
de kerkeraad op zijn plaats, de organist op het orgel te vinden en het
zou mij zeer verbazen dat ZIJ om het slechte weer waren thuis geble
ven. 3. Blijf ik thuis dan moedig ik anderen aan ook thuis te blijven
Zo gaat misschien veel zegen verloren door mijn schuld. 4. Door dé
week gaat zelfs bij noodweer een handelaar naar de beurs, een koop
man naar zijn kantoor, en voor zover mij bekend is, laat men zich niet
tegenhouden van bal of komedie.