voor hei arrondis- semeni Zierikzee. f 1882. No. 82. Zaterdag 21 October. 85ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Naturalisme in de literatuur en elders. ^JV ind Ernst chten ID ,90 40. |)emde chten ihtige plaats 90. Ne- prong gante zeer oor- lopje. SO. o d tprijs com- fraai ïken- voor ^5. van ?ens- ;eb., 35. OW, Itste- itter. 3tO. voor 266 a pi. 25. ralië met voor SO. en m p chts so. ■nis. door )oek iden to. itri- oven voor SO, vuur van in zïëMzeesciïe cüëm Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-A VOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,Franco per post f I, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 52 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEiVJMlY. In liet letterkundig tijdschrift l' Univers illustré, verdedigt Ludovic Halévy de romanschrijvers, die hoe langer hoe naturalistischer worden, en dit wel moeten worden om zich staande te houden. „Het publiek", zegt hij, „beklaagt-zieh, dat men het óf flauwe óf sterk gekruide spijs voorzet, en men verwondert zich, dat er geen gezonde, flinke, krachtige werken worden ge schreven. Maar gij vergeet, heeren en dames, dat gij dergelijke werken niet zoudt kunnen genieten. Uw verzwakt gestel veroorlooft u niet meer het gebruik van stevige spijs. Het prestige van een grooten naam is niet meer voldoende om u zonder geeuwen het kleinste treurspel te doen slikken, of het kortste epische gedicht, en gij geeft voor, te zuchten om den inhoud en de kracht van de letterkunde van vroeger eeuwen. Gekheid! Met uw permissie, gij zijt huichelaars en grappenmakers. Geeft aan de schrijvers een jeugdig enthousiastiscli publiek terug en zij zulleu u weer gezonde, krachtige, eenvoudige werken geven. Probeert het maar eens Tot zoover Halévy. De ironie van zijn opmer king valt in het oog. Ilij bespot den wansmaak en de overprikkeling onzer dagen. De zieke plek waar hij den vinger op legt bestaat maar al te zeer, en als men den staat der zedelijkheid, het aesthetisch peil van het lezend publiek, wilde afmeten naar het gehalte der lectuur van den dag, die het verslindt en daardoor aanmoedigt, al zegt liet er van te walgen, dan zou men tot bedroevende gevolgtrekkingen dreigen te ge raken. Dat zou echter niet goed en billijk zijn. De grond van de populariteit, waarin zich b.v. de school van Zola tot op dit oogenblik nog mag verheugen, ligt veel dieper dan het beslikte en besmeurde oppervlak dier letterkunde uit de goot, gelijk ze wel eens min smaakvol is gescholden. Wanneer Zola beweert dat het natuurlijke in de literatuur in zijn recht hersteld en gehand haafd moet worden, dan kan meu hem zulks gereedelijk toegeven. Als hij echter meent, dat zijn naturalisme met al de door hem daarin als 't ware met zekeren moedwil verspreide gruwelijke platheden en walgelijke tooneeleu, dat natuurlijk is, waarnaar de lezer zucht en dat gewis recht van bestaan heeft, dair meeneu wij te moeten zeggen, dat hij zich vergist. En als hij zich dan op zijn honderdduizenden lezers beroept, als bet bewijs dat hij blijkbaar bet lezend publiek geeft wat bet verlangt, en dat bet publiek de beste beoordeelaar is zijner eigene behoeften, dan dwaalt hij ook grootelijks naar onze meeniug. Iets anders is het, ais nren beweert dat de hedendaagsche beschaafde wereld zucht naar 't natuurlijke en walgt van zooveel akeligs als zij nu reeds heeft geslikt. Zij schijnt zich dit te getroosten als een kuur, een manier van overgang uit de periode van flauwheid en onbe duidendheid, uit den kwaden moesson van zoo genoemde familiegeschiedenissenuit de nacht merrie van de allerakeligste theewater-literatuur, waarmede vooral een keele zwerm van veel schrijvende Eugelsche blauwkousennaarstig geholpen door noeste doch niet zelf denkende vertalers, ons heeft beschonken, en die men maar uitstaan moest bij gebrek aan iets beters, of omdat men zich door leuterende eritiek en reclame daartoe had laten verleiden en nu uit valsche schaamte niet durfde erkennen dat men er zich toch geenszins wel bij gevoelde. Het naturalistische genre, dat voor 't oogenblik in Zola zijn bekwaamsten beoefenaar heeft, schijnt een overgangsvorm te zijn van de nare periode van theewaterromans, clericaal geverfde teudenz-boeken en dwaze historische romans, waarin 't lezend Europa sinds oen veertig, vijftig jaar heeft gekwijnd, naar een beteren tijd, waarin de natuur, het natuurlijke, d. i. liet wezenlijke zal worden geschilderd en gepredikt. De fout van Zola's naturalisme is voornamelijk dat daarin ook de dwaze spelingen der natuur, de misgeboorten, monsters en misgewassen als normale voorwerpen worden aangemerkt en der moeite waard geacht om gedetermineerd en gepliotographeerd te worden. (Wordt vervolgd.) Binnenland. ZIERIKZEE, 20 October 188 2. Met 17 tegen 15 steramen heeft de gemeenteraad van 's Gravenhage geweigerd aan den heer Oscar Carré vergunning te veiïeenen zijn tent te doen opslaan op het Plein en daarin gedurende de maand November voorstellingen te geven. Burgem. en Weth. hadden voorgesteld het verzoek toe te staan onder zekere voorwaarden. Daar de uitslag der stemming zeer i waarschijnlijk een gevolg is van adressen van concur- reerende ondernemers, met name van die der opera, I alsmede van anti-uitspanningslui, zoo kan men aan dit geval weer duidelijk zien, dat den Haag ondanks I zijn meer dan 100,000 zielen toch maar een kleine groote stad is, alsmede dat de kleinte vooral in de groöte menschen aldaar zit. Het is alweer een eigen- aardige toepassing van het «recht voor allen", waar zekere partijen den mond zco van vol hebben. Dezer dagen heeft in den Haag vertoefd de heer j Ari Zu Garra, oom van den keizer van Japan. De prins is over Amsterdam naar Londen vertrokken. Zoo men weet zal de Hooge Sluis te Amsterdam, een der karakteristieke sieraden van 't oude schilder- 1 achtige Amsterdam, weldra verdwenen zijn. Er komt daar een platte lage moderne brug. Bij Burgem. en Weth. van Amsterdam bestaat nu het plan aan den Raad gelden te vragen om aan die nieuwe brug een eenigszins monumenteel karakter te geven. Van 1 November 1881 tot 1 October 1882 zijn te Amsterdam meer dan 7000 processen-verbaal opgemaakt of ruim 20 daags, wegens openbare dronkenschap. I Volgens de N. Rott. Ct. stelt de commissie van rapporteurs over het wetsontwerp betreffende den Nieuwen Waterweg voor een tweede onderzoek in de j afdeelingen. De minderheid vindt daarvoor geen grond, daar het wetsontwerp sedert het voorloopig verslag geen verandering heeft ondergaan. Tot algem. voorz. der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen voor 1882'83 is benoemd de heer J. Coninek Westenberg. Uit Vlissingen wordt gemeld, dat de heer Arie Smit, burgemeester der gemeente, ontslag genomen heeft als lid van den Raad. Nog altoos ligt de «Adder" op den bodem van de Noordzee. Vraagt men of die massa oud ijzer 't geld en de moeite nog waard kan zijn om ze uit de diepte op te halen, dan zou het antwoord daarop wel eens ontkennend kunnen luiden. Maar er kunnen redenen zijn, die het wenschelijk maken dat het wrak gelicht en onderzocht wordt, al was 't maar om zoo mogelijk de voornaamste gebreken van vaartuigen van het type «Adder" te constateeren, ten einde althans voor het vervolg maatregelen te nemen om zich zulk een ramp niet meer te doen herhalen. Het is dus niet vreemd dat er ernstig op middelen gezonnen wordt om de zware ijzermassa van den bodem der zee op te lichten en aan het strand of liever nog ergens in een haven of dok te brengen. Het schijnt dat de gewone manier, nl. met kettingen en lichterschepen, hier niet kan toegepast worden, zoo wegens de groote zwaarte van het vaartuig dat gezonken ligt, als wegens den sterken stroom op de plek waar het ligt. Er moeten dus andere middelen toegepast worden en op dit punt ontbreken ook reeds de adviezen en plannen niet. Was het mogelijk in het hol van het gezonken schip door te dringen, dan zou men dit kunnen volstoppen met dichtgesol- deerde ijzeren of blikken trommels, die een voor een door de duikers er in gebracht en losgelaten konden worden. De groote afgesloten luchtmassa die men op die manier in het hol zou brengen, zou zonder twijfel bij toepassing van de gewone manier van lichten met kettingen enz. de zwaarte van 't geheel aanmerkelijk verminderen en 't ophalen mogelijk maken. In den grond hetzelfde denkbeeld ligt ten grondslag aan een plan dat door den scheepsbouwkundige I. J. v. d. Maaten te Amsterdam is ontwikkeld in tegen woordigheid van den Minister van Marine en de commissie van onderzoek naar de oorzaken der ramp. De heer v. d. Maaten wil een soort van scheepskameel in den vorm van een groote ijzeren kist laten maken, deze op het wrak laten zinken, daarna verbinden met kettingen en vervolgens door het inpersen van lucht het water uit de luchtdicht sluitende ruimte drijven en er lucht voor in de plaats doen treden. Ook in het hol van de «Adder" zou hij lucht willen persen. In het stukje dat het N. v. d. D. over dit plan geeft, wordt gesproken van «luchtledig" maken van den lichter en van de «Adder" beide; dor1 dit zal wel niet moeten beteekenen luchtledig maa, integendeel geheel vol met lucht, want het zou juist de grootere lichtheid der lucht zijn, waardoor alles wat gezonken was weer boven zou komen. Al die middelen zullen echter wel zeer duur zijn om toe te passen, zooclat de gezonken «Adder" misschien nog zooveel zou verslinden aan onkosten als zij reeds van bouwen gekost heeft en dat was 1 millioen, zegt men. Zou het niet beter zijn dan liever de «Haai", die ook zoo'n ding is als de «Adder", eveneens maar te laten omkantelen, dan kon men precies zien hoe het ging. Natuurlijk diende men de menschen er vooraf af te laten gaan. De »Adder"-commissie is Maandag j.l. met haar rapport gereed gekomen. Volgens het verslag over 1881 is de kunstmatige oesterteelt in dit jaar niet gunstig geweest. De ge middelde aanslag was 25 a 30 per pan, hoewel er ook pannen waren, waarop zich 100 broedjes gehecht hadden; deze middelmatige aanslag wordt geweten aan het te laat in zee brengen der pannen. Het aantal uitgebrachte pannen op de Oosterschelde bedroeg 11 millioen en voor de overige plaatsen 175,000 stuks. Door het Bestuur der visscherijen in de Schelde en

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 1