ZIERIKZEESCHE COURANT. 1882. No. 57. Woensdag 26 Juli. 85ste jaargang. Binnenland. ZIERIKZEE, 2 5 Juli 188 2. Zondag-morgen kwart over 7 zijn hier van het bolwerk opgelaten een honderdtal postduiven, afkomstig uit 's Hage. liet was een proefvlucht in verband met de proefnemingen, die voor het Ministerie van Oorlog gedaan worden. De diertjes troffen het slecht, daar het een dikke lucht was met regen en wind. Het duurde vrij lang eer de meerderheid der duiven koers genomen had en vertrokken was, terwijl een aantal zelfs hierin niet konden slagen en den geheelen voor middag boven en om de stad doolden. Het komt ons voor, dat de wijze van verzending dezer talrijke vlucht duiven nog al iets te wenschen heeft overgelaten, en dat daaraan het gedeeltelijk mislukken te wijten kan zijn. De dieren zaten op elkaar gepakt en in veel te grooten getale bij elkaar. Zoo hebben ze nagenoeg 24 uren moeten opgesloten zitten, elkaar verfomfooiende, vertrappende en ver ontreinigende, waardoor vermoedelijk aan de zwakste dieren van het gezelschap alle lust, moed en kracht ontbrak om de thuisreis behoorlijk te volbrengen. Hoedekenskerke 22 Juli. Gisteren werd te's Gra venpolder de 47e algemeene vergadering der Zuid- Bevelandsche ondenvijzers-vereeniging gehouden onder presidium van den heer mr. C. de Witt Hamer, school opziener in het arrondissement Goes. De vergadering werd bijgewoond door 50 onderwijzers, leden der ver- eeniging, en de H.H. van Visvliet en van Gorkom, districts-schoolopzieners te Middelburg en Goes, benevens de H.H. Schneiders van Greijffenswerth en Bybau, school opzieners te Zierikzee en Colijnsplaat, terwijl de H.H, Risseeuw, burgemeester te 's Gravenpolder, en te Gempt, predikant te Hoedekenskerke, als voorstander haar almede met hunne tegenwoordigheid vereerden. De voorzitter heette den leden hartelijk welkom en las onmiddellijk daarop een brief voor van den oud schoolopziener mr. de Laat de Kan ter, waarin deze heer kennis gaf, dat hij door ziekte buitenslands moest zijn en daardoor tot zijn groot leedwezen de verga dering niet kon bijwonen, terwijl hij de beste wenschen uitte voor den bloei der vereeniging. Vervolgens werden eenige huishoudelijke zaken behandeld, waarna de heer D. H. C. Ittmann, Directeur der Normaallessen te Goes, eene lezing hield, ten onderwerp hebbende de vraagIs de opleiding van onderwijzers op kweek en normaalscholen van dien aard, dat cursussen tot verkrijging der hoofdacte gemist kunnen worden? Spreker meende dat de opleiding op kweekscholen en op normaalscholen, tabel A, voldoende is voor de leerlingen om zichzelven tot hoofdonderwijzer te be kwamen, maar de opleiding op normaalscholen, tabel B, achtte hij daartoe ten eenemale onvoldoende. Hij achtte de opheffing van bedoelde cursussen eene on rechtvaardigheid jegens een aantal onderwijzers en gaf hun, die tot het arrondissement Goes behooren, den raad zich tot het gemeentebestuur van Goes te wenden met verzoek aldaar zulk een cursus in het leven te roepen. De heer van Gorkom verklaarde zich gaarne ter bevordering van dit doel aan het hoofd der onder wijzers te willen stellen, en met zijne gewone voortvarend heid, wanneer het een goed doel betreft, riep hij reeds vóór het feest ten einde was, de onderwijzers op tot eene bijeenkomst op Zaterdag 12 Aug. a. s. Daar allen het met den heer Ittmann eens waren, gaf zijne rede geene aanleiding tot geanimeerde discussiën. Na de pauze leverde de heer Kousemaker, hoofd der school te Nisse, nog een bijdrage over twee be roemde onderwijzers van voorheen, n.l. over den geleerden onderwijzer-schoenmaker Focke Sjoerds en den onderwijzer Ottelle, die in 1660 te Amsterdam overleed in den benijdenswaardigen ouderdom van 118 jaren. Het punt van bespreking: »In hoeverre zal het ontwerp van wet op den kinderarbeid, wanneer het tot wet verheven wordt, der school ten goede komen?" werd niet behandeld, daar ieder smachtte naar versche lucht en bovendien de inleider niet tegenwoordig was. Naar gewoonte werden de werkzaamheden door gezang afgewisseld en aan de heeren zangers, onder leiding van den heer Poolmeijer, hoofd der Chr. school te Goes, mag waarlijk onverdeelde lof worden toege- gezwaaid voor hunne zoo voortreffelijk uitgevoerde liederen. Na afloop der vergadering deden bijna alle heeren in 7 rijtuigen een toertje naar het naburige Hoede kenskerke, om zich te verlustigen in het schoone zeegezicht, waarop men dadelijk na terugkomst zich aan den wel toebereiden disch plaatste. Onder applaus gaf de voorzitter kennis dat hij, verzekerd van in den geest der vergadering te handelen, bij den terugkeer der rijtuigen naar Goes gelegenheid gevonden had een telegram aan den heer de Laat de Kanter te zenden, behelzende innige deelneming der vergadering en hare hartelijke wenschen voor zijn herstel. Vervolgens wisselden ernstige en luimige toasten el kander af, terwijl nu en dan de heeren zangers nog eenige schoone liederen ten beste gaven. Vooral den heer Steuver, hoofd der school te Drie wegen, mag wel een woord van hulde gebracht worden voor zijne comische voordrachten, die het genot der vergadering zeer verhoogden. Ook de heer die o.a. de stoomfluit der locomotief zeer bedriegelijk nabootste, verdiend een woord van dank. Een alleraangenaamste geest heerschte er, geen enkelen wanklank vernam men, opgeruimdheid en eensgezind heid was de grondtoon van het feest, tot de voorzitter met een kort woord van afscheid er een einde aan maakte. »Is het nu al 12 uren?" dacht steller dezes. Hij zag eens op zijn horloge, 't was half 3 en reeds dag toen hij thuis kwam. Het wrak van de verongelukte Adder" is Zaterdag morgen om 10 ure gevonden door de duikers van Ilellevoetsluis of van Maassluis, dit blijkt op dit oogen- blik nog niet juist. Uit Maassluis werd bericht dat de duikers B. Wel tevreden van Maassluis en Niemann van Ouddorp, varende aan boord van den schokker der particuliere reddingsmaatschappij «Berging" te Maassluis, het wrak ontdekt hebbendoch uit 's Hage werd bericht dat de duiker, die aan boord der «Frans Naerebout" was ingescheept, de ontdekking heeft gedaan. Hoe dit zij, de «Adder" is nu gevonden. Het schip ligt dwars en ondersteboven met den kop naar het Zuiden op 10 vadem (60 voet) water op een groot uur gaans van den Scheveningschen vuurtoren af in zee. Uit de ligging van het wrak kon men opmaken, dat de monitor bij het zinken niet naar IJmuiden maar nog steeds naar de bestemmingsplaats Hellevoet- sluis gericht lag. Door de topzwaarte van den toren is het schip al zinkende half omgekanteld en zoo op den bodem der zee gekomen. Men kan nu ook veronder stellen dat er zich nog wel lijken in het hol zullen bevinden. Of men pogingen zal doen om het schip te lichten daarvan is nog niets bekend. De commissie tot het onderzoek naar de oorzaak van de ramp is bijeengekomen. Te Nieuwediep is aangebracht en herkend het lijk van den officier van administratie 2e kl. W. F. Klompé, behoord hebbende tot de equipage van de «Adder". Ruim f 200 aan papier en specie werd in de zakken van de kleeren gevonden. Het laat zich nu ook verklaren dat de ongelukkige bemanning van de «Adder", ofschoon van zwemgordels voorzien en ofschoon er goede zwemmers onder waren, niet den wal heeft kunnen bereiken. Men was ruim een uur gaans van den wal, 't was donker en er ging een sterke ebbestroom. Het is aan geen van allen mogen gelukken dien stroom te doorworstelen en 't strand te bereiken. Natuurlijk was dit in directe richting totaal onmogelijk, ook al was de afstand minder groot geweest, doch in schuinsche richting en met den stroom mededrijvende kan een ervaren zwemmer, die met de kust bekend is, soms den stroom uitkomen en 't strand onder de voeten krijgen. Zelfs schijnt de loods het daarmede nog het verst gebracht te hebben, daar zijn lijk het meest zuidelijk en het eerst gevonden is. De overigen zijn door den stroom N. O. opgesleurd en door verkleuming en dorst in de branding omgekomen. De commissie van onderzoek naar de oorzaken van de ramp met de «Adder" bestaat uit de heeren: vice- admiraal R. L. de Haes, voorz.kapt. ter zee W. Ensliemr. E. N. Rahusen, voorzitter van het collegie voor de zeevisscherijenF. C. van de Poll, expert van «Veritas"; D. L. Wolfson, oud-zeeofficier en oud directeur van «Fijenoord" als leden en den luit. ter zee le kl. A. G. Ellis als secretaris. De correspondent der Amsterdammer te Groningen, die 5 a 6 jaren geleden met de «Adder" een reisje op de Noordzee heeft medegemaakt, schrijft in ge noemd blad: «Wij bevonden ons met prachtig zeeweer voor de ree van Tessel, en lichtten het anker, om van ons reisje verder huiswaarts te keeren, zijnde Nieuwediep! Op dat belachelijk kleine tochtje kwam een geringe storm opzetten. Doch hoe klein ook de reis en hoe gering ook de storm de «Adder" was er ellendig aan toe! «Van koerszetten was geen spraak! Roer en boeg waren bij afwisseling vóór. Wanhopige middelen werden aangewend, om ter bestemder plaats te komen wat ten laatste zonder schade geschiedde. «Onderwijl heb ik toen nauwkeurig waargenomen, hoe de bemanning zich had moeten redden, indien de «Adder" het er minder goed had afgebracht. Het bleek mij toen, dat van redding, zonder hulp van anderen, geen spraak kon zijn. «Bij een vaartuig als de «Adder" is het grootste deel van de bemanning gewoonlijk onder dek. Men weet, dat bij een monitor alle beweging tusschen dek geschiedt. Zelfs de stuurstoel bevindt zich beneden hoewel er ook een noodhulp-stuurstoel aan dek is. De manschap bevindt zich dan grootendeels in en rond den toren. «Om zich van daar naar dek te begeven, zijn slechts twee geringe openingen bestemd. Gewoonlijk vooral in de vaart is er maar een open. Bij gewone ver richtingen aan boord, ontstaat er dan ook meesttijd, wanneer de manschap van of naar dek moet, groote verstopping, omdat één man, hoogstens twee, tegelijk door de opening kunnen. Als wij nu weten, dat die opening moet bereikt worden, met een vijfsport ijzeren trapje van rondstaafijzer, dan is het, dunkt me, duidelijk, dat bij paniek aan doorkomen geen denken is. «Wat nu verder de redding aan boord betreft, dat het wachtvolk zwemgordels draagt, zooals het Vadert. beweerd heeft, is mij nooit gebleken en vindt ook inderdaad nimmer plaats. Misschien is 't wel voor geschreven, doch in werkelijkheid heb ik het nimmer zien toepassen. Wel is het mij bekend, dat de zwem gordels zich onder in den toren bevinden en daar zoo nauwkeurig zijn geborgen, tusschen de ijzeren ramen van den toren, dat men een goede 15 minuten noodig heeft, om er een uit te trekken. In mijn tijd (ik bedoel den tijd, toen ik nog aan de marine ver bonden was) waren die zwemgordels zoo goed in orde, dat een matroos, die daarvan eens gebruik maakte om zwemmen te leeren, jammerlijk verdronk. «Volgens sommige berichten schijnt het volk te kooi geweest te zijn, te oordeelen naar den.toestand, waarin enkele der ongelukldgen gevonden zijn. Indien dit waar is, is 't nog meer begrijpelijk, dat alle man schap verdronken is. Het opschieten der kooien toch belemmert bij de «Adder" alle passage! Want daar het eigenlijke ruim of tusschendek veel te klein is, slaapt de bemanning overal. Zoowel rond den toren als in de doorgangen. Hier en daar branden dan een paar lantaarns (kaarsen) om te voorkomen, dat men niets kan zien. «En nu iets over de reddingbooten. Booten zijn er, en goede ook. Zeewaardiger in elk geval dan de «Adder". Maar er dient bij vermeld te worden, dat ze gewoonlijk zoo gemakkelijk verplaatsbaar zijn, dat 'n dozijn mannen een kwartuur noodig hebben om alles «klaar" dat is: gereed om neer te laten te doen zijn. Een schijnlanding, indertijd door ons beproefd met genoemde booten, duurde ongeveer 'n half uur vóór wij te water waren. «Intusschen blijft het nog altijd bevreemdend, hoe, bij gewone zeeramp, de officieren van de «Adder" ook allen zijn omgekomen. Deze toch vinden in hunne onmiddellijke omgeving oneindig betere en meerdere middelen tot redding dan de manschap. «Een onderzoek en het vinden van het wrak zouden hierop nader antwoord kunnen geven!" Naar aanleiding van het vinden van lijken van schipbreukelingen der «Adder", wier identiteit niet meer te herkennen is, wordt in de Midd. Ct. het denkbeeld aan de hand gedaan, dat alle militairen van de land- en zeemacht op de bloote borst een metalen plaatje zouden dragen, met hun naam en stamboeknommer erop gegraveerd, dat met een lederen bandje om den hals bevestigd zou wezen. Ook zouden hun kleederen met hun naam gemerkt kunnen worden. Wat dit laatste betreft, weet men, dat de kleederen het nummer van den man dragen. Onlangs zijn door 't huis Julius Pintscli te Berlijn geleverd 2 gasboeien voor de betonning en verlichting der zeegaten. Zij zijn wegens te gering drijfvermogen afgekeurd. Had men indertijd de «Adder" maar wegens te gering drijfvermogen afgekeurd en ook buiten dienst gesteld.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 1