Z1ER1KZEESCHE COURANT. voor liet arrondis- seiiieat Zierikzee. 1882. No. 48. Zaterdag- 24 Juni. 85ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f '1,Franco per post f 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad '10 cent- PR IJS DER ADVERTENTIE N: Per gewone regel '10 cent. Huwelijks-, G eb oor te en Doodberichten van 1regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van '1-5 regels, mits contant betaald, 25 et.. Alle stukken, ile redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENJiAN. Binnenland. ZIE RI K Z E E2 3 Juni 1 8 8 2. Een zaak, waarvan men anders zeer zelden in het publiek iets verneemt, is dezer dagen 't onderwerp van talrijke couranten-berichten geweest, n.l. de Vrijmet selarij. Wijlen Prins Frederik heeft tot zijn dood toe als grootmeester-Nationaal aan het hoofd der Neder- landsche Loges gestaan en verleden Zondag moest door afgevaardigden der verschillende Loges te 's Graven- hage in een plechtige vergadering een opvolger voor den overleden Grootmeester gekozen worden. Naar men verneemt is de keus gevallen op Z. K. II. Prins Alexander, Kroonprins der Nederlanden, die de benoe ming heeft aangenomen en dus als hoofd der Neder- landsche magonnerie is opgetreden. Het is niet vreemd, dat dit feit eenige sensatie verwekt. Het schijnt dat het in den boezem der magonnerie zelf niet met onver deelden bijval is begroet, als althans waar is wat de onbescheiden pers vermeldt, n.l. dat een tamelijk groote minderheid zich voor een anderen candidaat heeft verklaard. Maar curieus zijn de oudewijfsc.he op merkingen, die men naar aanleiding van deze gebeur tenis nu weder over de Orde verneemt en dat zelfs van mannen, die anders zich nog al hooggeplaatst achten in onbevangenheid van oordeel. Trouwens de bedoelde oudewijfsche opmerkingen zijn de twee zeer bekende en reeds voor een eeuw afgezaagde beden kingen voor mij is het bezwaar voldoende dat de Vrijmetselaars-Orde in het geheim werkt om mij tot haar tegenstander te maken", 't geen gezegd wordt door den Haagschen correspondent van het Zeeuivsch Dagblad, wiens politiekebe schouwingen, ofschoon meer conservatief dan liberaal, anders meermalen niet on belangrijk zijn, en de zeer afgezaagde: »de vrouwen zijn doorgaans tegen de vrijmetselarijzoo had zelfs wijlen Prins Hendrik geen magon willen worden om dat zijn gemalin er tegen was." 't Zijn inderdaad niets dan de twee bekende oudewijfsche "opmerkingen. De eerste is een groot sofisme; want zoo menig genoot schap of vereeniging is er, dat zijn eigenaardige ge nootschappelijke of vereenigingszaken niet aan de groote klok hangt, en niemand keurt dat ooit af, maar ieder vindt dat heel natuurlijk, en bovendien is de magonnerie geen geheim genootschap. De naam geheim genootschap heeft iets dat verdenking opwekt, dat beangstigtdoch 't schijnt slechts de buitenwereld te zijn, die de magonnerie een geheim genootschap noemt en men doet dat vermoedelijk alleen om er een ongunstig oordeel over te kunnen vellen. Van erkende vrijmetselaars kan men vaak genoeg hooren, dat hun vereeniging geen geheim genootschap is. Doel en strekking schijnen ook bekend genoeg te zijn. En als de magonnerie zulk een leelijk, verdacht geheim genootschap was, dan zou de verkiezing van den kroonprins der Nederlanden tot hoofd er van wel diep geheim gehouden zijn, al was 't alleen om den Prins niet te compromitteeren. Over 't andere punt, de tegenzin der vrouwen tegen de Orde, valt niet ve£l te zeggen. Er zijn vrouwen, die haar man geen magon zouden willen zien, doch die zelf ter biecht gaan zonder de tegenwoordigheid jM^haar man bij die biecht, en er zijn ook vrouwernjMBRBmiet de Orde zijn ingenomên. ErnstigenJj^BÊB^y bet, dat er in den Haag lui schijnen te^fi^^Bë 't den Prins euvel duiden dat hij de benoemxflgIWeft aangenomen, omdat zij daarin een politieke daad "~2re«ren een beletsel om later een po pulaire koning te wezen. Deze redeneering gaat totaal mank. Het is te verklaren, dat zelfs onder de magons de ingenomenheid met de thans geschiede keuze niet algemeen isdoch dat de waardigheid van Groot meester Nationaal den kroonprins ooit zou in den weg zijn om een populair koning te zijn, dat is al te dwaas. Wat bedoelt men dan toch met die populari teit? Moet 't zijn de toejuiching van 't dronken Haagsche of Amsterdamsclie canaille, zooals Koning Willem III die treuriger gedachtenis op '12 Mei 1874 tot walgens toe heeft genoten? Of moet het zijn de geurige walm der Haagsche aristocratie, die zich zelfs lucht geeft in witte broeken met gouden galons en in de caricatuur van 't droit divin-spelletje, dat sommige geurige jonkers der Residentie, geholpen door ongeurige pennelikkers, bij tijd en wijlen trachten .te vertoonen, als ware de luister van het koningschap daarin te zoeken. Neen, wat dat punt betreft zal 't den Kroonprins geen kwaad doen dat hij uit zijn eenzaamheid nu een zoo eigenaardig teeken van leven naar buiten heeft gegeven als de aanneming van de hoogste waardigheid in de Nederlandsche magonnerie is. Men vergete niet dat de doorluehtigste vorsten vrijmetselaars geweest zijn. Ook is de Prins niet de eerste Kroonprins, die zich zoo met de Orde inlaat; de Prins van Wales en de Kroonprins van Duitschland verkeeren in hetzelfde geval. Wij onthouden ons van een beoordeeling van 't feit doch zoo maar in den vorm van ouden wij ven praatjes de Orde en den Kroonprins daarom in verdenking- te brengen, daartegen protesteeren wij. En dat zal, dunkt ons, de kern der natie ook doen, aan wier oordeel en schatting meer waarde toekomt dan aan zekere soort van populariteit bij ongeurig heel laag of heel geurig hoog canaille. Tot dat canaille, 't zij dan uit de hoogte of uit de laagte, rekenen wij die Haagsche cóterie, die 't mo gelijk maakt dat het Dagbl. van Zuid-Holland en 's Gravenhagè meen en kan instemming te verwerven met geschrijf als 't volgende Vraag: De liberalen kunnen het land niet regeeren, zij erkennen het zelf. De anti-revolutionairen hebben verklaard, het niet te willen, voor dat geheel het land anti-revolutionair geworden zal zijn. De Katholieken kunnen het niet, zoo betuigen velen. Aan de conser vatieven wordt het recht er toe betwist. Het land moet toch geregeerd wordenwie moet het dan doen AntwoordWel, wie anders dan hij, die daartoe volgens de Grondwet de eenige gerechtigde is? De Koning." Wij vragen op onze beurt: kan de geur uit de laagte, waar 't anders heel ongeurig is, plomper naar de hoogte geblazen worden dan door zulk een cate chismus-stukje, als het Dagbl. hier ten beste geeft? Eilieve, waar is die Nederlandsche Grondwet, waar dat instaat, dat de Koning de eenige gerechtigde is tot de regeering Kent men dan in 't Westeinde de Grondwet niet meer? Het catechismus-stukje is een heel ondeugend stukje. Als 't toch waar is, dat volgens de Grondwet de Koning de eenige is, die moet regeeren, dan vallen al die leden der vraag, n.l. wie er zoo al niet kunnen, niet willen of niet durven regeeren, in 't water. Maar dat niet alleen; dan is onze geheele staat van zaken sedert 1848 en al vroeger ongrondwettig, Als het Dagblad met dat catechismus-stukje niet bedoelt de ultra-monarchistische cóterie met de gega- onneerde broeken aan, een vingerwijzing te geven naar een coup d'état om de absolute monarchie in te voeren, dan heeft het een heel zotten inval gehad toen het dat schreef. Te Barendrecht is de besmetting der pokken aange bracht door lompen en vodden in 't gezin van den koopman in die artikelen, v. d. W. aldaar. Nu zijn die vodden wel door het geneeskundig toezicht als de oorzaak der besmetting geconstateerd en is verklaard, dat zij onteigend en onschadelijk gemaakt moesten wordendoch zij zijn niettemin naar Rotterdam vervoerd en daar verkocht. Maandag is de heer M. W. de Jonge van Ellemeet geïnstalleerd als burgemeester van Oost-Kapelle. De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort, lid der Tweede Kamer voor Goes, heeft voor de te Goes te houden tentoonstelling een medaille beschikbaar gesteld. Wij zijn thans in 't bezit van den 9Open Baief," door den heer P. A. Janssen aan den Minister van Justitie gericht. Daaruit blijkt: dat de thans geschorste directeur van het huis van arrest te Middelburg aan den Minister van Justitie in '1878 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen den toenmaligen inspecteur der gevangenissen, den heer Netscher, en in '1881 een tweede tegen den tegen woordige!! inspecteur, den lieer Verschoor, beide wegens beleedigingen, hem door die hoofdambtenaren aangedaan dat de schorsing in November j.l. is geschied op een klacht, door ondergeschikte beambten tegen den heer Janssen ingediend; dat de heer Janssen zich beklaagd over de behandeling, hem aangedaan door jhr. mr. D. G. van Teijlingen, rechter-commissaris, bij de instructie zijner zaak en over handelingen van mr. A. W. Snouck Hurgronje, als onder-voorzitter van het college van regenten over het huis van arrest; terwijl voorts de heer Janssen tegen de hem te laste gelegde beschuldiging de gronden aanvoert, waarvan reeds vroeger melding gemaakt is, waarbij echter nog gevoegd is eene wederlegging van één punt betreffende de toeëigening van hemden voor gevangenen, welk punt in het arrest van verwijzing niet voorkomt. De heer Janssen verklaart met een gerust gemoed de rechterlijke uitspraak in zijne zaak tegemoet te zien en verzoekt den Minister, in naam van het recht en de humaniteit, hem niet langer in de onzekerheid te laten. Midd. Ct. Men meldt uit Middelburg: Door de Commissaris des Konings in Zeeland is een commissie van negen leden benoemd, om zich te belasten met het vertegenwoordigen van de belangen in deze provincie van de in '1883 te Amsterdam te houden internationale koloniale en uitvoerhandeltentoon stelling. Zij bestaat uit de heeren mr. G. N. de Stoppelaar te Middelburg, voorzitter; J. F. van Leeuwen aldaar; W. C. van Duuren Dutilh en J. van Raalte te Vlissingen W. A. Ochtman en A. Buijze Mz. te Zierikzee; J. J. Ramondt te Goesmr. F. Ooster te Axel en H. P, den Bouwmeester te Middelburg, secretaris. Al deze heeren hebben de benoeming aangenomen. Eerlang hebben we kans op een persproces in Neder land Door de redactie van het Onafhankelijk Israëli tisch Orgaan voor Nederland is een aanklacht ingediend tegen die der Tijdwegens een artikel, waarin deze naar aanleiding van een voorval in Hongarije, veroor zaakt door een traditioneelen gruweldood, den Joodschen Talmud daarvoor aansprakelijk stelt. De redactie van het Israëlitisch orgaan vreest dat dit ook hier te lande kwaad bloed zal kunnen zetten en beschuldigt de Tijd dat zij zich valschelijk op den Talmud heeft beroepen, 't Valt echter sterk te betwijfelen of de Minister van Justitie wel termen zal vinden om eene vervolging in te stellen wegens iets dat ten slotte toch niet anders te kwalificeeren is dan als het neêrschrijven van valsch citaat of het verkeerd verstaan van de eene of andere aanhaling uit een werk. Als hij dat wilde doen, kon hij er dagwerk van krijgenR. Nbl. In een slop'op den Dam te Amsterdam is het lijk gevonden van een Amsterdarasch student, die blijkens op 't lijk gevonden naamkaartjes woonachtig was aan den Overtoom.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1882 | | pagina 1