1882. No. 15. Woensdag 22 Februari. 85ste jaargang.
Binnenland.
Feuilleton.
Herinneringen van een eeuw geleden.
/iiiuk/jisciïï: ioiham.
ZIERIKZEE, 2 1 Februari 1 88 2.
Tot hoofdingeland van den polder Schouwen is ge
kozen de heer mr. J. Moolenburgh alhier.
Het concert door de Zweedsche quintet-zangers
alhier Zaterdag-avond gegeven, heeft uitmuntend voldaan.
Men bewonderde het harmonieus ensemble en de éénheid,
alsmede de kracht en den omvang der stemmen, met
name van den tenor en den tweeden bas. Het publiek
was eenparig in den lof der kunstenaars.
De 65e verjaardag van Z. M. den Koning is Zondag
alhier op de gebruikelijke wijze gevierd. DeD.D. Schutterij
hield parade, gevolgd door een wandeling dooi- de stad,
pen en ander begunstigd door goed weder, ofschoon
anders het weder buiig en guur was. Van de openbare
gebouwen en eenige particuliere woningen wapperde
de driekleur, terwijl het carrillon zich liet hooren.
Des avonds vierde de sociteit »Ter Eere van den
Koning", bestaande, zoo men weet, uit het kader dei-
schutterij en diegenen der manschappen, die deelnemen
aan de winteroefeningen 's wintersavonds, haar jaar-
lijksche feestelijke bijeenkomst. De sociteit staat onder
de leiding van den heer Voorloop, sergeant-majoor
de bijeenkomst werd ook vereerd met de tegenwoordigheid
van den kommandant en verdere officieren, alsmede
van den heer H. G. Mulock Houwer, oud-kommandant.
Het heeft de aandacht getrokken dat bij de groote
parade Zondag ter eere van Z. M. den Koning door
het garnizoen der Residentie gehouden, de D.D. Schut
terij schitterde door haar afwezigheid. Men vraagt
waarom de Schutterij niet is opgeroepen om aan de
wapenschouwing deel te nemen. De Standaard zal
tevreden zijn en er misschien in zien dat de Regeering
gaarne de Standaard- of anti-Zondagopkomende
schutters genoegen heeft willen geven. Dit achten
wij toch niet waarschijnlijk, niet omdat de Regeering
den menschen geen pleizier zou willen doen, maar
omdat het al zeer zonderling zou staan in verband
met de schutterij-wet. Eerder vermoeden wij dat men
wegens de onschiktheid van de Maliebaan bij natten
grond, geen ruimte genoeg in de stad heeft weten
te vinden om al de corpsen behoorlijk op te stellen,
't Militairisme zal er wel onschuldig aan geweest zijn.
Sommige kleine weerlooze dieren hebben de natuurlijke
eigenaardigheid dat zij zich in gevaarvolle omstandig
heden dood houden. Zoodra zij een dreigend gevaar
zien aankomen, rollen zij zich in elkaar en houden
zich dood, vermoedelijk in het vertrouwen dat de
vijand nu geen verdere moeite meer doen zal om
hen dood te maken. Is straks het gevaar voorbij,
dan knappen ze weer op. Bij bedorven schoothondjes
merkt inen iets dergelijks op: als bun iets niet naai
den zin is, of als zij niet meê willen, gaan zij liggen
en houden zich dood.
Tegenwoordig ziet men zelfs handelssteden zich op
die manier dood houden. Men denke slechts aan
Rotterdam, dat zijn groote transatlantische stoomers
van Amsterdam uit zal laten varen en niet meer van
Rotterdam. Die groote stoomers kunnen niet veilig
uit en in den Waterweg varen; Ylissingen, dat een
der beste en veiligste havens van Europa is, wil men
niet gebruiken, de 30 of meer millioen, die nog voor
den Waterweg zouden noodig zijn, komen niet spoedig
genoeg, derhalve naar Amsterdam, en te Rotterdam
zich doodgehouden
Welk een zonderlinge handels-politiek is dit toch!
Yoor de Rotterdammers, die niet op de hoogte van
liet fijne dier politiek zijn, moest het wel een grievend
iets zijn, dat Rotterdam 't zoo vrijwillig gaat afleggen
voor Amsterdam. Ware 't nog voor Antwerpen, dan
zou 't althans de rechtstreeksche concurrent zijn voor
wien men de vlag streekmaar voor Amsterdam de
vlag strijken, dat moet allen Rotterdammers als zoo
danig zeer doen.
Nu zegt men te Rotterdam dat het een nationaal
vraagstuk is, een vraagstuk waarbij 'tgeheeleland belang
heeft en dat daarom de Regeering Rotterdam moet
bijspringen opdat de slag nog afgeweerd worde. Dat
wil zeggen de Regeering zal de genoemde 30 millioen
dienen te geven om een nieuwen Waterweg te maken,
op hoop dat die beter mag uitvallen dan de thans
mislukte.
Het is een zeer teêre zaak, die vraag van nationaal
of particulier belang. Het zou zeker wenschelijk zijn
dat ons landje twee groote handelssteden bezat, beide
bloeiende en in staat om mede te dingen in den
wereldhandel en het wereldverkeer. Doch of dit daarom
nu al een nationaal belang is en of om dat ideaal
te verwezenlijken nu maar blind moet doorgewerkt
worden op een nu eenmaal niet voorspoedigen weg,
dat is te betwijfelen. Hebben we hier met een we
zenlijk nationaal belang te doen, waarom dan niet
gebruik gemaakt van de prachtige maritieme en
commerciëele gelegenheden, die te. Ylissingen voor het
geld der natie gemaakt zijn. Die gelegenheden worden
zeker door geen andere ter wereld overtroffen. Waar
om maakt de Rotterdamsche handel geen gebruik van
die kostelijke werken, die daar nu nutteloos liggen,
men zou zoo zeggen enkel door de koppigheid van
ja van de ondernemers, die wel op Amerika willen
varendoch niet uit een goede, volkomen goede,
maar uit een onbereikbare haven?
Voor zoover wij zien kunnen, wil dat verplaatsen
der groote scheepvaartonderneming van Rotterdam
naar Amsterdam niets anders zeggen, dan dat de
handelslui, die er achter zitten, onze Volksvertegen
woordigers het mes op de keel willen zetten om toch
spoedig ten pleiziere van Rotterdam nog een groot
aantal millioenen te voteeren. Wij verwachten echter
dat dit niet zoo grif gaan zal en dat er nog wel
eerst een renvooi naar Ylissingen zal gedaan worden.
Zeker zal er dan wel op gewezen worden dat het
een gewaagde onderneming zou zijn, na de opgedane
ervaring nog eens een nieuwen waterweg te gaan
maken.
We hebben ook wel eens gedacht of, als Rotterdam
dan toch volstrekt door kunstmiddelen moet geholpen
worden, niet een doorsnijding van Rotterdam langs
Delft en den Haag met een haven als te IJmuiden
nog de meeste kans van slagen zou opleveren. Als
het een nationaal belang is, komt het op een millioen
of wat meer of minder niet aan.
De nieuwgebouwde kegelbanen der sociteit de Ver
genoeging te Middelburg zijn dezer dagen feestelijk
geopend.
Te Bergen op Zoom zal de richting van den stoom
tram naai' het Tholensche veer zijn: station als uit
gangspunt, Stationsstraat, Wouwsche en Zuivelstraat,
Groote markt, Fortuin- en Steenbergschestraat.
In '1881 zijn van Bergen op Zoom verzonden per
staatsspoor 360,000 kilo oesters en 2.000,000 kilo
mosselen.
Te Sluis is overleden de heer A. F. Maes, de laatste
van het drietal (A. F. Maes, J. B. Bekaai- en Ph.
Keim), die in het jaar 1830 des nachts, met levens
gevaar, de Belgische vlag van den toren aldaar hebben
gehaald. (SI. Wbl.)
In de Residentie vormt zich een naamlooze vennoot
schap tot aankoop en exploitatie van het badhuis te
Scheveningen. De maatschappij zou f 600000 betalen
en daarvoor het badhuis met de renbaan in eigendom
verkrijgen. Het doel der onderneming is Scheveningen
in alle opzichten tot een badplaats van den eersten rang
te maken.
Een inzender in 't Geïll. Pol. N. schrijft over de
millioenen-juffrouw, dat naclat zij den goudsmid v. d.
Gant zijn eisch van f '1250, met de kosten te zamen
f 1419,745 had uitbetaald, deze op nieuw voor de
resteerende f 67,650 beslag op hare goederen heeft
laten leggen. Nu schijnt de heer v. d. G. dus niet
meer bevreesd voor de registratiekosten. Wel zou
juffr. Struik een oogenbllk van zins zijn geweest, die
som geheel te betalen, maar men had haar dat ont
raden. Wat liet gerechtelijk onderzoek betreft, er zijn,
naar 't schijnt, geenerlei reden gevonden, om de beruchte
juffrouw niet vrij te laten in haar doen en laten.
Men zegt, dat zij voor ongeveer 56 mille zou beleend
hebben. Zij heeft 46 mille beleend, maar niet alleen
op de goederen van den heer v. d. Gant. Dat mej.
1782.
De winter van 1781 op 1782 was, evenals de thans
bijna doorgesukkelde, een kwakkelwinter, zonder noe
menswaardige sneeuw of ijs. In Januari 1782 was het
dikwijls zeer mistig; enkele dagen zelfs zoo dik van
mist, dat er menschen in 't water liepen en rijtuigen
in 't water raakten.
De Republiek was toen in oorlog met Engeland,
waardoor scheepvaart en handel aanzienlijke verliezen
leden. Daarentegen leverde de kaapvaart inzonderheid
voor de Zeeuwsche havens vrij wat voordeel op. Dat
kaapvaren was een avontuurlijk werk en vereischte
kloek zeevolk. Als een van de stoutste kaperkapiteins
wordt vermeld P. Ie Turc, die van Ylissingen uitging
met den kaper »de Vlissinger". Die »Ylissinger" deed
den Engelschen veel afbreuk. In Januari 1782 kwam
hij te Vlissingen binnen met f 18000 aan rantsoenen,
die hij in zee den Engelschen had afgeperst. Hij
bracht ook twee Engelsche officieren en eenige min
deren mede als krijgsgevangenen. Hij had n.l. onder
het gezicht der Engelsche oorlogsfregatten, deze een
door hen buitgemaakt Fransch fregat ontnomen, dat
hij vervolgens door zijn luitenant in een Fransche
kanaalhaven in veiligheid had laten brengen, doch de
Engelsche bezetting ervan bracht hij mede naar huis.
Terstond weder in zee gestoken had hij reeds den
7 Februari een ontmoeting met de Engelschen en
j veroverde hij een Engelsch sloepschip dat hij voor
i f 22000 rantsoeneerde.
Het verhaal van dit avontuur, ontleend aan de ge-
1 schriften van den dag, luidt aldus:
»De kaper »de Vlissinger" zeilde, onder bevel van
den voornoemden kapt. Ie Turc, den 6 dezer van
Vlissingen; in den nacht zeilde hij voorbij Douvres,
en 's morgens van den 7, omstreeks te 7 ure, ontdekte
hij een vloot, waarop hij aanhield, om ze te verkennen
nader komende, zag hij, dat het een menigte Engelsche
koopvaardij- en transportschepen waren, zeilende onder
convooi van 6 sterk gewapende fregatten.
Desniettegenstaande neemt le Turc zijn kans waai
en snijdt een sloep en een brik van het convooi af.
Na eenige schoten op de sloep gedaan te hebben geeft
die zich over, en hij zet er een prijsmeester en twee man
op, hun gelastende zuid zuidwest te stevenen. Hierop
wendt hij het naar de brik, die insgelijks de vlag
streek, doch waarvan hij, uithoofde van de nabijheid
der fregatten, die op hem afkwamen, geen bezit nemen
konde; hij dwingt de brik nochtans met hem zuid
zuidwest te sturen; dan kort daarna bespeurde hij
dat de genomen sloep in plaats van die bevelen te
volgen de Engelsche vloot zocht te bereiken, waarop
kapt. le Turc, die zekerlijk vermoed heeft, dat deze
sloep van groote waarde was, de brik vervolgde en
zich in 't midden der Engelsche vloot werpt, zijn ont
vluchte prijs aan boord klampt, op het sleeptouw
neemt en trots een omringend vuur, dat van alle
zijden op hem losbrandt, zijn prooi met zich wegvoert.
Kapt. le Turc bevond bij het aanboord klampen van
de sloep, dat deze twee grondschoten van hem bij
den eersten aanval had ontvangendat zij in gevaar
van zinken was geweest en daarom zich weder onder
de vloot begeven had om lijf en leven te bergen. Hij
werd voorts door de fregatten vervolgd tot 's namiddags
3 ure toe, gedurende welken tijd hij de sloep rant
soeneerde voor 2000 guinjes."
Den 8 kwam hij behouden te Cherborg en den '18
ontvingen zijn reeders te Ylissingen bericht van hem,
alsmede de wissels voor de 2000 guinjes.
De Zierikzeesche kaper »de Goede Verwachting",
kapt. Jean Cassin, liep den 5 Februari uit en nam
in 't kort vijf Engelsche prijzen, van welke hij een in
Texel heeft opgezonden, en vier gerantsoeneerd voor
1400 guinjes.
»De Vaderlander", een kaperschip van Maassluis,
was te Vlissingen gekalfaat, voer den 12 Februari
van Ylissingen uit en nam terstond daarop een rijk
geladen Engelsch schip dat hij te Vlissingen opbracht.
Daar werd »de Vaderlander" echter afgekeurd, omdat
zij te traag zeilde voor een kaperschip.
Te Vlissingen ging het toen goed met de kaap
vaart. De reederij van »de Vlissinger" bracht nog
een kaper in de vaart in Februari en een nieuwe brik
»de Zeeuw" stond op stapel en zou tegen den zomer
gereed zijn om met 18 stukken gewapend, als kaper
uit te gaan.
Ondertusschen hield men zich te midden van den
oorlog ook nog bezig met de werken des vredes. Zoo
had den '12 Februari met veel deftige plechtigheid
de prijsuitdeeling plaats aan leerlingen aan de spin-
school te Vlissingen, en kreeg Christina Antonia
Muldor een gouden dukaat voor 't spinnen van vlas