ZIFMK ZFESflll (TJgriMT. voor liet arrondis- sement Zierikzee. 1874. No. 97. Woensdag 9 December. 77ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD De Beetwortelsuiker en de Landbouw. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VEIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Eijblad 10 cent. PEIJS DEE ADVEETENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. H u w e 1 ij k s -Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag- voor de uitgave in te zenden aan den uitgever lï. ZAKENMAN. III. "Wanneer wij, den lieer Reiger verder volgende, aan de behandeling der vraag komen of de teelt van suikerbieten niet een sterke roofbouw is, dan dient wel eerst uitgemaakt te worden wat wij door roofbouw te verstaan hebben. De wetenschappelijke landbouw is nog zoo jong dat het geenszins te vertvondereD zou wezen als 't eens bleek dat het begrip roof bouw, uitputting van den groDd of hoe men 't nog meer noemt, in den grond niets anders is dau een schrikbeeld uit vroeger dagen, dat niet bestand is voor 't licht der wetenschap maar daardoor wordt verdreven en opgelost. "Wat is roofbouw Alle landbouw is roofbouw. Het is onbetwistbaar waar dat er nimmer een oogst van 't veld wordt weggevoerd die niet van de eene of andere grondstof, voor den plantenophouw noodig, iets meer medeneemt dan er door de later weder aangevoerde mest wordt op teruggebracht. Elke oogst sluit in dien zin met een nadeelig saldo. Laat 't de ficit groot of klein zijn, groot is 't in den regel niet, maar laat 't van 't eene jaar in 't andere merkbaar zijn voor oppervlakkige waarneming of niet, aanwezig is 't zeker. Men moet zich om deze waarheid wel in te zien op 't meest algemeene standpunt plaatsen op een of andere hofstede zou men al licht tot tegenovergestelde uitkomst besluiten. Wanneer men b.v. in aan merking neemt dat in 1871 ruim 8 millioen kilogr. beendereD, V2 millioen heetol. baver, 21 millioen kilogr. vlas, 127» millioen kilogr. hooi en groote massas lompen, aardappelen, chicorei, gerst, meekrap, stroo, groenten, kaas, boter en vee meer werden uitgevoerd dan ingevoerd, dan kan men niet tegenspreken dat in 't algemeen meer uit den bodem van Ne derland wordt getrokken dan er wordt ingebracht. Maar ofschoon alzoo in 't algemeen alle landbouw roofbouw is te noemen, zoo is het er verre van daan dat men daaruit tot een algeheele uitputting van den bodem iu een niet ver verwijderd tijdperk zou kunnen besluiten. Integendeel. De wetenschap leeft en juist zij zal te rechter tijd haar lessen doen kennen om tegen dat uiterste te waken. Wij behoeven niet te zeggen dat verreweg het grootste gedeelte der stoffen die voor de onderhouding der plantenwereld en dus voor den landbouw noodig zijn, geen gevaar loopen vau ooit uitgeput te geraken. De grond en de lucht bevatten die stoffen in onuitputtelijken voorraad. Het komt eigenlijk maar aan op een viertal grondstoffen die van mineraal achtigen aard zijn en uit den bodem kunnen verdwij nen dit zijn de stikstof, de potascb, de phos phor en de kalk. Van deze stoffen kan de voorraad verminderd worden en uitgeput raken, ofschoon de planten, wat 't gewicht betreft, daarvan ook slechts zeer geringe hoeveelheden verbruiken. Onderzoeken wij nu de bestanddeelen vau de suikerbiet dau valt er in de eerste plaats op te merken dat 4/a van het gewicht bestaat l) Zie nos. 84 en 85. uit water. Water is overal a discretion te bekomen, 't zal door onzen landbouw niet worden opgebruikt. Van 't overgebleven 7» kan men de helft afrekenen als bestaande uit suiker. De suiker nu wordt door den bietwortel niet getrokken uit den grond maar uit de lucht, tot welke operatie de bladeren hun dienst ver- leenen. Een hectare bietwortelen beeft een bladoppervlak van meer dan 50000 vierkante meter en over deze bladvlakte van 50000 meter zijn ongeveer 4500 milliard kleine ope ningen als zooveel mondjes, door de natuur aangebracht om de stoffen voor de suikervor ming uit den dampkring te balen. De vrees dat de suikerbieten den grond van zijn suiker zullen berooven kan dus niet bestaan. Dat zij toch niettemin nog zelfs op congressen wordt uitgesproken bewijst alleen de onwetendheid dergenen die baar koesteren. Er zit geen suiker in den grond, dus balen de bieten die er ook niet uit. Van 't overige circa 7i0 gedeelte van 't ge wicht der wortelen bestaat slechts een zeer klein gedeelte uit die onbrandbare stoffen die werkelijk aan den grond worden ontleend. Bij een suikergehalte van 10,96 pere. heeft men iu den wortel gevonden 0,586 perc. onbrand bare asch. En iu deze asch wordt nu de voor den bietwortel onmisbare stof gevondeu u.l. de potascb. Merkwaardig is 't ondertusscben dat naarmate het suikergehalte der wortelen grooter is, het potasch-gehalte kleiner wordtzoodat de edelste wortelen, zij die èn voor den landbouw én voor den suikerfabrikant het voordeeligst zijn, ook bovendien het minste van den potaschschat aan den grond onttrekken. De door Liebig gedeelde meeniug dat de potasch onmisbaar was voor de suikervorming is sedert die overigens beroemde scheikundige baar leeraarde weersproken en op goede gronden bewezen een dwaling te zijn. Waarschijnlijk staan zelfs de verhoudingen van suiker en pot asch in omgekeerde reden. De proeven van Dubrunfaut en Corenwinder hebben aangetoond dat die bieten welke 't minste suiker bevatten juist het rijkst zijn aau potascb terwijl er ook bieten zijn gewonnen die overrijk aan suiker waren en nagenoeg geen sporen van potascb vertoonden. Niettemin wordt voor den wasdom der biet wortelen potascb vereischt en moet de grond die ook bevatten. Maar om deze reden kan men den bietwortel geen roofgewas noemen potascb toch kan weder op den akker terug gebracht worden, en ook de audere zouten die door den bietwortel worden uitgevoerd uit den akker leert de wetenschap daar weder iu terug brengen. Wanneer derhalve de cultuur van suikerbieten den landbouwer verschijnselen doet opmerken die aan verarming van den grond doen denken, dan moet bij daaruit niet terstond besluiten tot afschaffing dier eultuurr maar bij moet, door de scheikundige wetenschap geholpen, den akker wederom zien te bezorgen wat des akkers is. Wij behoeven niet te zeggen dat dit ook al op zeer eenvoudige wijze plaats beeft door lo. bladeren en koppen der wortels op den akker te laten 72o. de pulp ais veevoorder te ge bruiken en de mest die in dien tijd valt zoo mogelijk juist naar de akkers te voeren waar bieten op gestaan hebben 3o. door de schuim aarde en bet beenzwart der fabrieken als mest te gebruiken 4o. door den afval te gebruiken die afgeworpen wordt door de fabrieken waar uit de melasse de alcohol gewonnen wordt. Dat men in 't algemeen van een gewas niet licht kan zeggen dat het den grond uitput, wordt 0. a. ook bewezen door het feit dat in sommige streken van Bohemen en Frankrijk meer dan 30 j aar achtereen bietwortels geteeld worden op dezelfde akkers, dat akkers in 't zuiden van Frankrijk 50 jaar achtereen granen leverden en anderen erwten, dat de hoogvlakten in de Andes in Z. Amerika sinds eeuwen onafgebroken met koren worden bezaaid enz. Het komt er dus rnnar op aan of de grond geschikt is tot den verbouw vau bietwortels en dan is 't ook den wetenschappelijken land bouw mogelijk die geschiktheid te onderhouden. Wij denken er echter voor 't oogenblik niet aan om een uitsluitenden bouw vau suikerbieten aan te bevelen. Dit is niet noodig en in 't belang van den landbouw ook niet geraden. De suikerbieten moeten opgenomen worden iu den wisselbouw. Zij kimnen b.v. met zeer veel succes terstond na graangewas komeu. Granen hebben vooral pkosphorzuur noodig en laten de potascb nagenoeg ongebruikt liggen. Biet wortels kunnen de potasch niet ontberen. Granen gebruiken voornamelijk den boven grond om zich in te vestigen en bouwstoffen te zoekende bietwortel zoekt de zijne in de diepte 3). Uit de op den akker vergane bla deren en koppen der wortelen blijven wederom sommige grondstoffen beschikbaar liggen voor de gewassen die men op de wortelen laat vol gen, waaronder stoffen zijn die juist door de bietwortelplant zijn opgezameld uit de lucht en uit de den grond en die anders niet in den vereischten toestand aanwezig zouden zijn. Ongetwijfeld heeft de beetwortel-cultuur bij ons te laude allengs eenige uitbreiding ver kregen. Tegenwoordig rekent men dat jaarlijks ongeveer 12,000 hectaren met dit gewas worden beteeld. Deze boeveelheid kon evenwel zeer veel grooter zijn. De beetwortel vereischt een zwaren of zoogenoemden tarwe-grond. Van 18611870 werden gemiddeld jaarlijks 84,000 hectaren met tarwe bezaaid en daar dit gewas veelal 0111 de drie of vier jaar terugkomt, zoo zal men deu als voor den beetwortel gesckikten grond wel op 800,000 hectaren kunnen rekenen. Hieruit blijkt dus dat de beetwortelteelt zeker zonder eenig bezwaar 25 maal zoo uitgebreid zou kunnen gemaakt worden als zij nu is. Laat ons nu de groote voordeelen dier cul tuur nog eens aanwijzen. 1) Niet lang geleden zagen wij in de nabijheid der stad Zierikzee eenige arbeiders (of beter gezegd roovers) ijverig bezig die bladeren en koppen te verzamelen en weg te voeren, zoodat zij wellicht later op een geheel anderen akker zullen terecht komendit is in ééns gezegd: dwaasheid. 2) Daar zijn voorbeelden van beetwortels die met hun pen waren doorgedrongen in draineerbuizen die 9 a 10 voet diep lagen. Slot volgt).

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 1